Wie eenmaal in de bijstand zit ontkomt moeilijk aan armoede, onzekerheid, vernedering en verdachtmakingen. Een hogere uitkering, minder sancties en een ander mensbeeld zouden al veel helpen. Maar voor echt fundamentele veranderingen moet ons beeld van de bijstand op de schop.

Door: Thomas Kampen
Socioloog, universitair docent en onderzoeker aan de Universiteit voor Humanistiek

In 2014 rondde ik mijn proefschrift over de tegenprestatie in de bijstand af. Ik gaf het de titel Verplicht vrijwilligerswerk.[1] Destijds overwoog ik als titel Een klemmend beroep, omdat het in twee woorden vat wat ik had gevonden: de overheid doet een beroep op bijstandsgerechtigden om een maatschappelijke bijdrage te leveren en uiteindelijk raken zij opgesloten in het vrijwilligerswerk, ingeklemd tussen een bestaan in de uitkering en een bestaan in betaald werk. De belofte dat vrijwilligerswerk hun dichter bij de arbeidsmarkt zal brengen blijkt een valse. De kloof tussen uitkering en werk wordt uiteindelijk zelfs groter dan daarvoor, omdat mensen gehecht raken aan hun vrijwilligerswerk en gesterkt worden in hun overtuiging dat betaald werk niet meer voor hen is weggelegd.

Sinds dat onderzoek ben ik mij in de bijstand blijven verdiepen en zijn mij meer van dit soort klemmen opgevallen. Uit interviews met bijstandsgerechtigden, die ik afnam in het kader van een onderzoek naar rechtvaardigheid van de bijstand, blijkt dat bijstandsgerechtigden zichzelf regelmatig klemgezet voelen.[2] Er heerst veel boosheid en angst en dat is voor een belangrijk deel te begrijpen als frustratie over het feit dat het – eenmaal in de bijstand – moeilijk is te ontkomen aan een leven in armoede, aan een kleinerend gesprek bij de sociale dienst of aan vernederende re-integratieactiviteiten.

In dit artikel zal ik de verschillende klemmen nader toelichten en oplossingen aandragen. Ik zal vervolgens politieke denkrichtingen aanreiken die gestoeld zijn op een fundamenteel andere manier van kijken naar de bijstand en bijstandsgerechtigden.

De armoedeklem
De eerste klem van de bijstand is de armoedeklem. Daarmee bedoel ik dat mensen door de bijstand in armoede gevangen worden gehouden. Het doel van de bijstand is mensen zo snel mogelijk aan het werk krijgen en de veronderstelling is dat daarvoor het leven in de bijstand onaantrekkelijk moet zijn. Daarom is de bijstandsuitkering laag en worden geschenken of verdiensten die het leven aantrekkelijker maken teruggevorderd. Voormalig minister Bas van ‘t Wout, toen nog net staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, verdedigde de terugvorderingsplicht vorig jaar met de woorden: ‘Er moet op vertrouwd kunnen worden dat de bijstand alleen terechtkomt bij de mensen die het echt nodig hebben.’[3] De terugvorderingsplicht verplicht gemeenten om geld of de waarde van spullen die inwoners krijgen van familie of vrienden in te houden op de uitkering. Van ’t Wout zei met andere woorden: wie hulp krijgt uit zijn omgeving, heeft de bijstand niet echt nodig.

Dat is een fundamentele misvatting. De bijstand is namelijk te laag om van rond te komen, concludeert SCP-onderzoeker Benedikt Goderis in het boek Streng maar onrechtvaardig dat ik met collega’s samenstelde.[4] De bijstandsuitkering biedt geen garantie op een naar Nederlandse maatstaven minimaal bestaan. Het resultaat is dat driekwart van de bijstandsgerechtigden in armoede leeft.[5] Tot 2035 wordt de bijstand ook nog eens halfjaarlijks verlaagd en dat maakt de situatie voor mensen in de bijstand de komende jaren alleen maar nijpender.[6] Vooral bijstandsgezinnen met kinderen leven steeds meer in armoede.[7]

Uiteraard zijn er aanvullende toeslagen en regelingen waar mensen in de bijstand aanspraak op kunnen maken. Maar daarmee is het probleem niet opgelost. Nibud-directeur Arjan Vliegenthart benadrukt dat rondkomen slechts lukt onder twee voorwaarden: ‘Je moet álle potjes en toeslagen die er zijn weten te vinden. En je moet geen pech krijgen. Als je koelkast en wasmachine tegelijk stuk gaan, is dat niet op te lossen.’[8] Maar iedereen heeft weleens pech en de regelgeving rond toeslagen is ronduit complex. Volgens Bert van Alphen, voormalig GroenLinks-wethouder in Den Haag, kunnen ‘mensen met twaalf tot vijftien verschillende potjes te maken hebben’.[9] Die complexiteit bemoeilijkt ontsnappen uit de armoedeklem, want het verkleint de kans dat mensen krijgen waar ze recht op hebben en vergroot zo de kans dat zij in de problemen komen. Dan moeten ze weer een beroep doen op extra ondersteuning en dan begint de ontworsteling uit de armoede weer van vooraf aan.

Werk aantrekkelijker maken
De armoedeklem houdt dus in: te weinig geld ontvangen om van rond te komen, maar geen hulp kunnen accepteren omdat je dan nog minder krijgt. De veronderstelling achter dit beleid, vaak het vangnetkarakter van de uitkering genoemd, is dat iemand die te veel boodschappen of financiële ondersteuning uit zijn omgeving krijgt de wil om te werken verliest. Mensen worden dus arm gehouden, omdat zij anders niet meer zouden reageren op prikkels. Deze redenering staat haaks op zo ongeveer al het wetenschappelijk onderzoek dat er naar de gevolgen van armoede gedaan is. Mensen handelen in algemene zin vaak niet rationeel, dat ten eerste. Bovendien maakt armoede mensen juist minder rationeel. Een bekend onderzoek naar schaarste van econoom Sendhill Mullainathan en Psycholoog Eldar Shafir laat zien dat geldgebrek ten koste gaat van denkvermogen.[10] En voor zover armoede mensen prikkelt, prikkelt het hen eerder om te focussen op de korte termijn dan op een langetermijndoel als werk vinden.[11]

De meest voor de hand liggende oplossing voor de armoedeklem is het mogelijk te maken om fatsoenlijk van een uitkering te leven. Ten eerste moet daarvoor de bijstandsuitkering omhoog. Maar het vraagt ook om een fundamenteel andere kijk op de bijstand. De beleidstheorie dat een bestaan in de uitkering onaantrekkelijk moet zijn om mensen te prikkelen aan het werk te gaan, is aan vervanging toe. We hebben een visie op de bijstand nodig die uitgaat van wat mensen werkelijk beweegt: de wens om zinvol werk te doen.[12] En we hebben een bijstand nodig die dat mogelijk maakt, bijvoorbeeld in de vorm van basisbanen. De onderliggende theorie van het beleid moet niet uitgaan van het idee dat mensen te bewegen zijn door het leven in de uitkering zo onaantrekkelijker mogelijk te maken, maar van het idee dat de overheid de taak heeft het werkende leven aantrekkelijker te maken.

Naast een andere bijstand is een hervorming van de arbeidsmarkt nodig. Een arbeidsmarkt waarbij de overheid de kwaliteit van banen bevordert en beschermt. Belangrijk onderdeel van die kwaliteit is de zekerheid die werk biedt. Daarnaast zijn goede arbeidsvoorwaarden en ontslagbescherming belangrijk voor de kwaliteit van banen. Tot slot moeten onaantrekkelijke constructies, zoals zelfstandig ondernemerschap, niet onnodig aantrekkelijker worden gemaakt. Werken als zzp’er moet louter nog gestimuleerd worden in sectoren waar het goed mogelijk is een buffer op te bouwen voor mindere tijden.

De onzekerheidsklem
De tweede klem in de bijstand noem ik de onzekerheidsklem. Die houdt in dat mensen in onzekerheid gehouden worden door enerzijds dreiging van sancties en anderzijds een moeilijk toegankelijke arbeidsmarkt.

De verplichtingen van mensen in de bijstand zijn de afgelopen jaren toegenomen en aangescherpt. Met de invoering van de Participatiewet zijn de verhuisplicht, een kledingvoorschrift en een taaleis toegevoegd aan de verplichtingen die al golden, zoals de sollicitatieplicht, de inlichtingenplicht en de plicht om maatschappelijk nuttige activiteiten te verrichten. Deze verplichtingen worden ook steeds zwaarder gesanctioneerd.[13] Dit leidt tot angst en onzekerheid bij bijstandsgerechtigden.

Ondanks dat deze verplichtingen mensen in de bijstand zouden moeten ‘activeren’, oftewel richting betaald werk moeten bewegen, krijgt een groot deel van de bijstandsgerechtigden nog steeds moeilijk toegang tot de arbeidsmarkt. Dat blijkt bijvoorbeeld uit het feit dat na zes maanden slechts 8% van de bijstandsgerechtigden doorstroomt naar een baan.[14]

Een belangrijke verklaring hiervoor is dat de arbeidsmarkt flexibeler is geworden, vooral aan wat vaak de onderkant van de arbeidsmarkt wordt genoemd.[15] Veel banen waarvoor bijstandsgerechtigden in aanmerking komen, zijn onzeker en tijdelijk.[16] Zij krijgen onzekere contracten aangeboden en moeten vaak terugvallen op de bijstand met opnieuw de dreiging van sancties. Bovendien houden veel werkgevers sollicitanten in onzekerheid. Regelmatig horen zij nooit meer wat terug op hun sollicitatie.

De minder kansrijke bijstandsgerechtigden zitten ook in onzekerheid gevangen. Voor hen resten onbetaalde vormen van werk zoals vrijwilligerswerk of werken met behoud van uitkering. Niet in alle, maar wel in veel gemeenten worden mensen hiertoe verplicht. Deze onbetaalde vormen van werk worden vaak gepresenteerd als een opstap naar betaald werk, maar in de praktijk komt het zelden zo ver.

Zo blijven mensen hangen in vrijwilligerswerk of rijgen zij onbetaalde activiteiten aan elkaar. Dat zijn mensen na verloop van tijd beu en dan eisen ze de zekerheid van een arbeidscontract. Iemand die hierom vroeg vertelt in het rapport van Meldpunt Bijstand: ‘Je weigert het werk niet maar vraagt om een arbeidscontract, dit wordt gelijk bestraft met een maatregel van 100% (inhouding van de bijstandsuitkering, red.) voor één maand met de dreiging dat dat bij de volgende "weigering" drie maanden wordt en men kan dit dus eindeloos blijven herhalen.’[17] Het is precies die dreiging van sancties in een uitzichtloze situatie die mensen gevangen houdt in onzekerheid.

Van wantrouwen naar bestaanszekerheid
Hoe zijn bijstandsgerechtigden uit de onzekerheidsklem te bevrijden? Het antwoord ligt opnieuw voor de hand: door meer bestaanszekerheid te organiseren. Om te beginnen meer zekerheid op de arbeidsmarkt. Daar is veel terrein te winnen. Steeds meer banen zijn precair geworden; tijdelijk, onzeker, op afroep en nauwelijks beschermd. Zo’n arbeidsmarkt biedt weinig perspectief voor mensen in de bijstand die hun weg naar die arbeidsmarkt zoeken. Flexwerkers kan meer zekerheid geboden worden door betere toegang te verschaffen tot voorzieningen als scholing en werk-naar-werk-faciliteiten.[18]

Ook moet de overheid een einde maken aan onzekerheid op het grensvlak van arbeidsmarkt en bijstand. Dat kan in de vorm van een arbeidspool waarin overheid en werkgevers samen een soort uitzendbureau financieren en organiseren waarbij bijstandsgerechtigden en desgewenst ook mensen die nu werken als flexwerkers in vaste dienst komen. In de arbeidspool kan het werk wisselen, maar de werkende heeft wel een vast inkomen voor een van tevoren afgesproken aantal dagen per week. Op die manier verschuift onzekerheid van werknemers en werkzoekenden naar overheid en werkgevers.

Ook kan de overheid zorgen voor meer zekerheid door basisbanen te ontwikkelen, zoals op verschillende plekken al gebeurt. Basisbanen zijn banen in de publieke sector waarvoor publieke organisaties geen financiering hebben maar waarvan zij wel het belang kunnen beargumenteren.[19] Deze basisbanen zouden geheel door de overheid en werkgevers in de publieke sector gefinancierd moeten worden. Te denken valt aan extra hulp in de klas aan kinderen met een ‘rugzakje’, of extra hulp bij dagelijkse niet-medische handelingen in de ouderenzorg, bijvoorbeeld maaltijden rond delen.

De basisbaan wordt publiek gefinancierd en worden daarom gecreëerd in de publieke sector. De basisbaan lijkt op de Melkertbaan zullen mensen met enig historisch besef denken. En de Melkertbaan wordt vaak afgeschilderd als een plek waarin mensen opgesloten raakten; vergelijkbaar met de situatie van vrijwilligerswerk die ik hierboven beschreef. Maar iemand met een Melkertbaan ontving een salaris in plaats van een uitkering. Dat is te verkiezen boven gevangen zitten in onzekerheid. Bovendien is het mogelijk om een basisbaan in te richten volgens het principe: doorstromen mag, maar is niet noodzakelijk.

De vernederingsklem
De derde klem van de bijstand is de vernederingsklem. Dat wil zeggen dat mensen in de bijstand in vernederende situaties terechtkomen waaruit zij zich moeilijk kunnen redden. Een sprekend voorbeeld is het verhaal dat Hanny Heuvelink vertelde bij Op1.[20] Hanny vraagt bijzondere bijstand aan voor een nieuwe stofzuiger, omdat die van haar kapot is. De eerste reactie is: ze kan toch ook vegen. In ieder geval tot er twee ambtenaren langskomen om te controleren of de stofzuiger wel echt stuk is. Als dit op korte termijn niet lukt, moet Hanny zelf maar langskomen en wordt in de aanwezigheid van omstanders geconstateerd dat de stofzuiger echt kapot is. Gevraagd naar wat zij daaraan het moeilijkst vond antwoordt zij met tranen in haar ogen: ‘De vernedering’.

Hanny is voor een nieuwe stofzuiger afhankelijk van de gemeente en dat zet haar klem: als ze geholpen wil worden, moet zij maar doen waar de sociale dienst om vraagt, al voelt dat als vernedering. De Tilburgse wethouder Arbeidsparticipatie en Bestaanszekerheid Esmah Lahlah, die ook bij Op1 aan tafel zat, schrok ervan. De Participatiewet gaat uit van een negatief mensbeeld en is wantrouwend, concludeert zij. Terecht, maar het voorbeeld toont wat mij betreft vooral aan dat afhankelijkheid mensen klem kan zetten in vernederende situaties.

In ons onderzoek naar rechtvaardigheid van de bijstand kwamen we mensen tegen die op van alles en nog wat solliciteerden om maar aan het verplichte aantal sollicitaties te komen.[21] Het leidt nauwelijks tot werk, maar wel tot veel vernederende afwijzingen. Het is moeilijk uit deze vernederingsklem te komen, omdat het aantal verstuurde sollicitaties gecontroleerd wordt.

Ook tijdens re-integratietrajecten wordt druk op mensen gelegd. Gerard Sangers, die een boek schreef over zijn ervaringen in de bijstand, moet met behoud van uitkering gaan werken in een plaatselijke wasserette. Het werk dat Gerard daar moet doen is loodzwaar en hij schrijft dat ‘constant wordt gedreigd dat wanneer men niet doorwerkte of fouten maakte, dit gemeld zou worden aan dhr K.K. van de gemeente. De sfeer was om te snijden.’[22]

De druk kan zo hoog oplopen dat het mensen ziek maakt en de zoektocht naar werk of de re-integratie juist in de weg zit. De Bijstandsbond citeert in haar rapport een vrouw van 55 die druk bij het solliciteren ervaart: ‘Ik vind het solliciteren niet erg maar het wantrouwen en de druk die op mij wordt gelegd om gisteren een baan te vinden, daar raak ik door geblokkeerd.’[23] Kortom: de druk zet mensen klem, zij worden vernederd, maar daaraan ontsnappen is lastig. De uitweg is namelijk betaald werk, maar de gevolgen van de vernederingen staan het vinden van een baan in de weg.

Meer inspraak en exit-opties
Hoe moet de bijstand veranderen om een einde te maken aan de vernederingsklem? Het probleem zit in de combinatie van afhankelijk zijn en onder druk staan, want de afhankelijkheid maakt het moeilijk aan de druk te ontsnappen en die druk kan omslaan in vernedering. Afhankelijkheid is niet helemaal weg te nemen en dat hoeft ook niet, maar er kan wel sprake zijn van meer of minder afhankelijkheid. Een manier om afhankelijkheid van de bijstand te verminderen is door bijverdienen naast de uitkering meer toe te staan. Ook de druk op bijstandsgerechtigden is niet geheel weg te nemen, maar wel te verminderen. Een belangrijke ingreep is om de bewijslast bij verdenking van fraude weer bij gemeenten te leggen in plaats van bij bijstandsgerechtigden.

Ik pleit dus voor minder afhankelijkheid en druk, maar ook voor betere rechtsbescherming.[24] Gemeenten moeten bovendien een inspanningsverplichting krijgen om uitkeringsgerechtigden in begrijpelijke taal te informeren, de lokale regelgeving toegankelijk maken en onafhankelijke voorlichting organiseren over klachtenprocedures. Dat vermindert de druk en afhankelijkheid.

Een andere manier om afhankelijkheid en druk te verminderen is door inspraak te bevorderen. Dat kan op verschillende manieren. Ten eerste door een verbod op het opleggen van verplichtingen zonder inspraak van individuele bijstandsgerechtigden en collectieve organen. Ten tweede door een wettelijke plicht te introduceren om rekening te houden met de wensen en voorkeuren van de bijstandsgerechtigde. Ten derde moeten bijstandsgerechtigden een re-integratie of participatie-aanbod kunnen weigeren zonder consequenties voor hun bijstandsuitkering. En moeten er meer exit-opties komen: mogelijkheden voor mensen om uit de bijstand te komen.

De verdachtmakingsklem
De vierde klem waarin bijstandsgerechtigden terechtkomen, en de laatste die ik hier bespreek, is de verdachtmakingsklem. Die bestaat eruit dat mensen in de uitkering verdacht gemaakt worden van onwil of fraude en dat zij zich hieraan ontworstelen door anderen verdacht te maken. Zo houdt verdachtmaking zichzelf in stand. Beleid is hier debet aan. Veel ‘activerende’ beleidstaal appelleert aan de bestaande stereotype beelden van uitkeringsgerechtigden als passief en afhankelijk. Wanneer het in beleid gaat over ‘activering’ van werklozen worden zij daarmee impliciet als passief bestempeld. En dat mist zijn werking niet.

Mensen in de bijstand krijgen voortdurend te maken met verdachtmaking door hun omgeving.[25] Een respondent vertelt daarover: ‘Opmerkingen als “er is genoeg werk, als je maar wilt” doen vreselijk pijn. Pijn, omdat de omgeving de schuld van werkeloosheid bij mij neerlegt.’[26] Dat de bijstand net genoeg moet zijn om van te leven, zoals ik eerder al beschreef, leidt ook tot verdachtmaking. Nieuwe spullen worden met argwaan bekeken. Een respondent uit ons onderzoek zette het sinterklaascadeau dat haar kind met autisme op de zorgboerderij kreeg op Facebook. Daarop reageerden mensen door te vragen hoe zij dat nu kon betalen, want ze had toch een uitkering?

Een reden dat de bijstand laag wordt gehouden is, naast de prikkels die het zou geven, het draagvlak onder werkenden. Die zouden anders niet langer bereid zijn te betalen. Dat voedt het wij-zij-denken en werkt door in de manier waarop mensen kijken naar en praten tegen bijstandsgerechtigden. Een respondent kreeg te horen: ‘Je bent een last voor de maatschappij.’ En een ander: ‘Wij werken voor jouw uitkering’. Bijstandsgerechtigden die door een ziekte of beperking niet in staat zijn te werken zijn zelfs dubbel belast: mensen geloven niet dat je echt ziek bent, want je zit in de bijstand én mensen geloven niet dat je echt niet kunt werken, want je bent niet ziek genoeg voor een WIA of Wajong.

Behalve van ‘profiteren’ worden bijstandsgerechtigden ook verdacht gemaakt van fraude. Door toename en aanscherping van de plichten in de bijstand wordt de kans op een overtreding groter. En het onderscheid tussen een vergissing en fraude vervaagt in de praktijk. ‘Je krijgt direct het stempel fraudeur, ook al maak je een fout’, zei een advocaat daarover bij EenVandaag.[27] Minkie Brandsma’s dochter moest € 7.500 boodschappengeld terugbetalen nadat de gemeente zag dat haar ouders dat voor haar hadden betaald. ‘We werden behandeld alsof we dieven waren’, omschrijft Brandsma het gevoel.[28] Ook als een gemeente de naleving van verplichtingen niet merkbaar controleert, lijden bijstandsgerechtigden onder verdachtmaking. Kevin Ritstier moest zijn waardevolle stripboekenverzameling verkopen: ‘Ik had een vrij lakse gemeente, gelukkig, dus ze hebben nooit gecheckt of ik de boel had verkocht. Maar het voelde alsof ik een crimineel was. Ik ben een méns.’[29]

De verdachtmakingsklem bestaat eruit dat het beschuldigende narratief over bijstandsgerechtigden hen collectief in de greep houdt. Wanneer je tot een groep behoort die steeds als profiteurs of fraudeurs weggezet wordt, ontwikkel je de neiging om je aan dat stigma te onttrekken. Dat is niet verwonderlijk, maar het gebeurt vaak door andere bijstandsgerechtigden verdacht te maken. Een aanzienlijk deel van de bijstandsgerechtigden die wij spraken vindt dat bijstand ontvangen iets is om je voor te schamen. Dat vinden ze niet alleen van zichzelf, maar ook van anderen.

Een nieuw verhaal over de uitkering
Zijn er manieren om mensen uit de klem van verdachtmaking te bevrijden? Laat ik mij beperken tot de rol van de politiek en het beleid; een belangrijke oorsprong van de verdachtmakingen. De laatste tijd horen we steeds vaker dat het mensbeeld achter de Participatiewet aan vernieuwing toe is. Meestal bedoelt men dan dat we meer moeten uitgaan van vertrouwen. Natuurlijk kunnen we nagaan hoe de bijstand eruit zou zien als deze gestoeld zou zijn op het beeld van bijvoorbeeld de deugdelijke mens. Maar ik voel er meer voor om het verhaal over de uitkering te vernieuwen. Het is beter beleid te maken op basis van een gedeeld verhaal over de uitkering dan van een eenduidig mensbeeld. De wet moet namelijk rekening houden met de meest uiteenlopende menselijke gedragingen, ook met fraude.

Een nieuw collectief verhaal over de bijstand moet duidelijk maken dat het niet alleen als tussenstation op weg naar werk dient, maar ook als eindstation mag dienen. Dan is het extra van belang, en dat moet ook onderdeel van het verhaal zijn, dat je van het bedrag dat je ontvangt in de bijstand fatsoenlijk in je levensonderhoud kan voorzien. Want een hele lage uitkering leidt niet alleen tot stress en armoede, maar ook tot extra verdachtmakingen van inkomsten (hoe komt u aan dat geld?) en uitgaven (hoe kun je een cadeau betalen?). De bijstand als kostenpost voor werkenden moet vervangen worden door het verhaal dat de bijstand een uiting van solidariteit is. Het hameren op draagvlak leidt namelijk tot een scherpe maatschappelijke tegenstelling en verdachtmaking van niet-werkenden als profiteurs. Die tegenstelling wordt ook gebruikt om de vergaande jacht op fraude te legitimeren.

De politiek moet de bijstand weer durven uitdragen als verworvenheid waarvan mensen met opgeheven hoofd gebruik kunnen maken. Verdachtmaking door bijstandsgerechtigden onderling is een direct gevolg van de toegenomen voorwaardelijkheid. Die zorgt er namelijk voor dat steeds meer mensen de bijstand als gift of als ruil zien en dat levert schaamte op bij mensen die niet in staat zijn er iets tegenover te stellen. Marga Klompé introduceerde het recht op bijstand juist zodat mensen zich niet hoefden te schamen voor steun. Zij deed dat om hun waardigheid te beschermen. Als de bijstand meer als gift of ruil wordt gezien en minder als recht, drijven we terug naar de oude charitas, neemt de schaamte onder bijstandsgerechtigden toe en komt waardigheid in het geding.

Tot slot
Bijstandsgerechtigden komen op meer manieren klem te zitten dan ik hierboven heb besproken, bijvoorbeeld tussen twee wetten: de Wet maatschappelijke ondersteuning die mantelzorg stimuleert en de kostendelersnorm in de bijstand die verhindert dat mantelzorgers bij een zorgbehoevende in huis wonen. De vier besproken klemmen zijn echter wat mij betreft de meest urgente problemen die om noodzakelijke en fundamentele hervormingen vragen.

Vier hervormingen zijn wat mij betreft belangrijk. Ten eerste een hogere uitkering. Ten tweede meer zekerheid op de arbeidsmarkt en in de uitkering door respectievelijk fatsoenlijker arbeidsvoorwaarden en minder (dreiging met) sancties. Ten derde rechtsbescherming die bijstandsgerechtigden meer inspraak en meer exit-mogelijkheden geeft. En tot slot de bijstand rehabiliteren als uiting van solidariteit en verworvenheid om trots op te zijn.

In het nieuwe regeerakkoord stijgt de bijstand mee met het minimumloon en wordt een begin gemaakt met het aanpakken van flexibilisering op de arbeidsmarkt, maar verder biedt Rutte IV weinig hoop op verbetering. Er staat niet in het akkoord hoe bijstandsgerechtigden meer zekerheid geboden kan worden anders dan door regulier werk en er staat niet in hoe mensen beschermd worden tegen vernedering en verdachtmaking, terwijl dat voor bijstandsgerechtigden zelf van het grootste belang is.

Met de lokale verkiezingen voor de deur is mijn advies aan de gemeentelijke politiek om het vergroten van zekerheid en bescherming hoog op de agenda te zetten. Dat begint met een ander beeld van de bijstand op te roepen in het politieke debat en in lokaal beleid. In plaats van te herhalen dat we een ander mensbeeld nodig hebben, zou ik ervoor willen pleiten om een ander beeld van de bijstand voor te staan: een uiting van solidariteit en verworvenheid om trots op te zijn. Het is geen nieuw verhaal, maar wel de basis voor een duidelijke en herkenbare politieke agenda voor de lokale politiek: strijden tegen armoede, onzekerheid, vernedering en verdachtmaking. Of voor wie liever ergens vóór is: inkomensgelijkheid, bestaanszekerheid, rechtsbescherming en solidariteit.  

Noten

  1. Kampen, T. (2014). Verplicht vrijwilligerswerk. De ervaringen van bijstandscliënten met een tegenprestatie voor de uitkering. Amsterdam: Van Gennep.
  2. Onderzoek dat ik verrichtte met Melissa Sebrechts, Evelien Tonkens, Olivier van Donk en Tijmen Legemaate, gefinancierd door Instituut Gak: Sebrechts, M. & Kampen, T. (2021). De bijstand als recht, ruil of gift. In T. Kampen, M. Sebrechts, T. Knijn & E. Tonkens (red.). ‘Streng maar Onrechtvaardig. De Bijstand Gewogen’ Amsterdam: Van Gennep. pp. 177-198.
  3. Van ’t Wout, B. (2021, 8 februari). Kamerstuk 34352, nr. 207. Overheid.nl, Officiële bekendmakingen.
  4. Goderis, B. (2020). De Nederlandse bijstand is niet toereikend. In T. Kampen, M. Sebrechts, T. Knijn & E. Tonkens (red.). ‘Streng maar Onrechtvaardig. De Bijstand Gewogen.’ Amsterdam: Van Gennep. pp. 61-78.
  5. CBS (2019). Welvaart in Nederland. Den Haag: Centraal Bureau voor de Statistiek.
  6. Vollebregt, B. (2020, 12 augustus). De bijstand gaat euro voor euro omlaag; de Landelijke Cliëntenraad waarschuwt voor armoede. Trouw.
  7. Goderis, B. (2020). De Nederlandse bijstand is niet toereikend. In T. Kampen, M. Sebrechts, T. Knijn & E. Tonkens (red.). ‘Streng maar Onrechtvaardig. De Bijstand Gewogen.’ Amsterdam: Van Gennep. pp. 61-78.
  8. Van der Storm, L. (2021, 3 mei). De Participatiewet moet op de schop, vinden gemeenten: Te veel wantrouwen’. Trouw.
  9. Ibid.
  10. Mullainathan, S. & Shafir, E. (2014). Schaarste: Hoe gebrek aan tijd en geld ons gedrag bepalen. Amsterdam: Maven Publishing.
  11. Haushofer, J., & Fehr, E. (2014). On the psychology of poverty. Science344(6186). pp. 862-867.
  12. Kampen, T. (2014). Verplicht vrijwilligerswerk. De ervaringen van bijstandscliënten met een tegenprestatie voor de uitkering. Amsterdam: Van Gennep.
  13. Brink, B. en G. Vonk (2020). Hoe het verheffingsidee van de bijstand uit beeld verdween. In T. Kampen, M. Sebrechts, T. Knijn & E. Tonkens (red.). ‘Streng maar Onrechtvaardig. De Bijstand Gewogen’ Amsterdam: Van Gennep. pp. 43-60.
  14. SCP (2019). Eindevaluatie van de Participatiewet. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau.
  15. Commissie Regulering van werk, 2020. In wat voor land willen wij werken? Naar een nieuw ontwerp voor de regulering van werk.
  16. CBS (2019). Flexwerk in Nederland en de EU. Den Haag: Centraal Bureau voor de Statistiek.
  17. Dijk, J. van & Staarink, I. (2021) Meldpunt Bijstand. Een doorgeslagen fraudejacht. Den Haag: Socialistische Partij. p. 24.
  18. Wilthagen, T., Verhulp, E., Gonggrijp, L., Dekker, R., Meer, M. van der & Nauta, A. (2012). Naar een nieuw Dutch Design voor flexibel én zeker werk. Selcus.
  19. Gebaseerd op de conclusie van: Kampen, T., Sebrechts, M., Knijn, T. en Tonkens, E. (2020) Streng maar onrechtvaardig. De bijstand gewogen. Amsterdam: Van Gennep, p. 243-259
  20. Op1, uitzending van 14 april 2021.
  21. Kampen, T. en Sebrechts, M. (2019) De bijstand als blijk van beschaving. Een pleidooi voor realisme, zekerheid, wederkerigheid en inspraak. In: Wetenschappelijk Bureau GroenLinks (red.) Werk aan de Winkel. Goede dienstverlening voor iedereen zonder werk. Utrecht: Wetenschappelijk Bureau GroenLinks.
  22. Sangers, G. (2021) Met dank, door MijnOverheid bij de voedselbank. eigen beheer. p. 57.
  23. Bijstandsbond (2021) Zwartboek Cohortaanpak. Amsterdam: Bij­standsbond, p. 17
  24. Gebaseerd op de aanbevelingen uit Eleveld, A., & Kampen, T. and Arts, J. (2020). Welfare to work in contemporary European welfare states: legal, sociological and philosophical perspectives on justice and domination. Policy Press.
  25. Kampen, T. (2014) Verplicht vrijwilligerswerk. De ervaringen van bijstandscliënten met een tegenprestatie voor de uitkering. Amsterdam: Van Gennep.
  26. Kampen, T. (2021) De stofzuiger van Hanny. Naar meer menselijkheid in de bijstand. Amsterdam: Van Gennep, p.23
  27. EenVandaag, uitzending van 21 januari 2021.
  28. RTL Nieuws (2021, 2 maart). Duizenden euro’s boete na foutje: ‘Bijstand moet menselijker en socialer’. Rtlnieuws.nl.
  29. RTL Nieuws (2020, 29 december). Zo is het om in de bijstand te leven: ‘Ik moet alles verantwoorden’. Rtlnieuws.nl.

Auteur(s)

Dossiers

Voor een thematisch overzicht van al onze artikelen en publicaties, zie onze dossiers

Steun de Wiardi Beckman Stichting

Veel van onze onderzoeksprojecten en publieke bijeenkomsten zijn mogelijk gemaakt door giften van donateurs. Ook S&D zouden wij niet kunnen maken zonder donaties.

S&D bestaat sinds 1939 en verschijnt zes keer per jaar. Oude nummer kunt u doorzoeken via het register (1939-2023) of op thema. De redactie bestaat uit: Paul de Beer, Arthur Berkhout, Nik de Boer, Meike Bokhorst, Wimar Bolhuis, Josette Daemen, Patricia Dinkela [eindredactie], Janneke Holman [eindredactie], Tim 'S Jongers, Ruud Koole, Annemarieke Nierop [hoofdredactie], Arjan Reurink, Vera Vrijmoeth en Bram van Welie.

S&D wordt uitgegeven door Van Gennep. Een los nummer kost € 17,50, en jaarabonnementen (vol tarief) € 84,50 (te bestellen via: info@vangennep-boeken.nl).

Een online abonnement kost € 2 per maand. U kunt zelf een account hiervoor aanmaken onder mijn S&D, of stuur een e-mail naar send@wbs.nl.

Oude nummers kunt u downloaden vanaf de website van het Documentatiecentrum Nederlandse Politieke Partijen. Voor een overzicht van auteurs per nummer, raadpleegt u het register van S&D (1939-2023)

Inzenden kopij

De redactie van S&D verwelkomt kopij. Artikelen kunnen worden gemaild naar send@wbs.nl. Artikelen aanleveren in Word, bronvermelding in eindnoten (apa). Richtlijn aantal woorden: 2000-2500. Idealiter vormen artikelen in S&D een mix van wetenschap, politiek en essay. De redactie van S&D beslist over plaatsing van binnengekomen kopij. Ze beoordeelt daarbij op basis van de volgende criteria:
- een heldere opbouw en schrijfstijl (geen jargon) en duidelijke vraagstelling
- een goede onderbouwing van standpunten met argumenten, weging van de tegenargumenten en bronvermelding
- vernieuwing van de gedachtevorming binnen de sociaal-democratie
- toegevoegde waarde t.o.v. bestaande inzichten/onderzoeken
- politieke relevantie

Redactie

Redactieadres: Wiardi Beckman Stichting
Emmapark 12, 2595 ET Den Haag
Telefoon [070] 262 97 20
send@wbs.nl

Uitgever: Uitgeverij Van Gennep
Nieuwpoortkade 2a
1055 RX Amsterdam
info@vangennep-boeken.nl

Documenten