De verduurzaming van onze woningvoorraad is naast een technische operatie ook een verdelingsvraagstuk. We hebben een renovatiebeleid nodig dat oog heeft voor de woningen die nu nog het slechtst zijn geïsoleerd. En totdat iedereen in een duurzaam huis woont, moeten huishoudens die in de knel komen door hoge energieprijzen, worden gecompenseerd.
Door: Tijn Croon & Sjoerd Brouns
Tijn Croon is promovendus aan de TU Delft en gastonderzoeker bij TNO, Sjoerd Brouns is onderzoeker bij de Wiardi Beckman Stichting
Wie denkt dat de bestrijding van energiearmoede en de discussie hierover een relatief nieuw fenomeen behelst, komt bedrogen uit na inventarisatie van de S&D-archieven. Hoewel deze begin jaren tachtig nog te boek stond als de ‘woonlastendiscussie’, kwam het twistpunt tussen de illustere Amsterdamse wethouder Jan Schaefer en de al even illustere Delftse hoogleraar Hugo Priemus in feite op hetzelfde neer.[1] Schaefer wilde de stookkosten van minima subsidiëren tot een nader vast te stellen niveau en kreeg daarin de vakbonden, corporaties en andere stadsbesturen mee, maar Priemus zag niets in een dergelijke kortetermijnoplossing.
Priemus, decennialang een invloedrijk adviseur van de sociaal-democratische fractie in Den Haag, achtte het ‘nagenoeg onverdedigbaar’ dat inkomensbeleid uit de volkshuisvestingsbegroting betaald zou worden. Hij gaf de voorkeur aan stadsvernieuwing en grootschalig herstel van ‘bouwfysische tekortkomingen’ met versnelde isolatie, zodat het aardgasverbruik in naoorlogse woningen kon worden beteugeld. De partijraad van de PvdA, in oktober 1983 bijeen te Zutphen, ging echter mee met Schaefer en pleitte voor een stookkostensubsidie gefinancierd uit extra heffingen op de aardgaswinning.[2] Ondanks dit hevige debat kwam de subsidie – kennelijk niet behorend tot het no-nonsense-gedachtegoed – er nooit onder Lubbers.
Het is geen toeval dat de discussie toen oplaaide en ook niet dat deze juist nu weer de gemoederen bezighoudt. Vier decennia geleden kampte Nederland met de gevolgen van de oliecrises van 1973 en 1979, waardoor alle energieprijzen snel waren gestegen.[3] Terwijl welgestelde Nederlanders zich vooral opwonden over de autoloze zondag, betekende dit voor hun landgenoten met lage inkomens dat het aanzetten van de kachel verwerd tot een niet te veroorloven luxe. Ook de afgelopen maanden zijn energielasten snel toegenomen, en experts verwachten dat hoge prijzen de komende jaren vaker zullen voorkomen. Wij evalueren daarom de stand van het huidige debat, en pleiten voor een tweestromenbeleid om energiearmoede nu en in de toekomst uit te bannen.
Energiearmoede, een complex probleem
Voordat we ons verdiepen in de bestrijding van energiearmoede is het zaak het fenomeen zelf kort te beschouwen. Door de verscheidenheid van oorzaken ervan en de uiteenlopende gevolgen mag energiearmoede met recht een complex probleem worden genoemd. De meeste onderzoekers zijn het eens over de drie hoofdoorzaken van energiearmoede: 1) hoge energieprijzen, 2) een lage energetische kwaliteit van de woning en 3) beperkte financiële middelen van de bewoners. Samen zorgen zij ervoor dat huishoudens moeten kiezen tussen warmte en andere primaire levensbehoeften.
Ook over de gevolgen van energiearmoede is veel geschreven, vooral in het Verenigd Koninkrijk, waar ‘fuel poverty’ al sinds de jaren negentig een bekend begrip is binnen wetenschap en beleidspraktijk. Uit onderzoek blijkt niet alleen dat bijvoorbeeld griep, allergieën en hart- en vaatziekten beter gedijen in een koude woning, maar ook de kans op luchtwegklachten wordt vergroot.[4] Daarnaast bestaat het risico op onderkoeling, zeker bij kwetsbare groepen als ouderen, mensen met een beperking of langdurige ziekte en jonge kinderen. Tot slot levert energiearmoede stress en concentratieproblemen op, en kan door een gevoel van schaamte sociale isolatie ontstaan.[5]
Genoeg reden om in kaart te brengen wie hier last van heeft, zodat er gericht beleid kan worden vormgegeven. De Britse onderzoeker Brenda Boardman kwam daartoe in 1991 met de eerste en vooralsnog meest gebruikte methode.[6] Wie meer dan 10% van zijn of haar besteedbaar inkomen aan energielasten kwijt is, destijds twee keer de mediaan, is volgens haar energiearm. Aan die benadering kleven enkele nadelen. Zo bepaalt de lokale energieprijs grotendeels hoeveel energiearmoede ergens voorkomt, en kan een overheid – zeker met een geliberaliseerde en volatiele energiemarkt – haar eigen beleid nauwelijks monitoren. Daarnaast heeft deze methode geen oog voor zogeheten verborgen energiearmoede. Huishoudens die vanwege financiële problemen de kachel überhaupt uit laten staan worden namelijk niet meegeteld. Het derde manco van deze methode is het grootste: de 10%-indicator telt mensen met hoge inkomens en dito energielasten mee als energiearm. In 2011 betekende dit dat hare majesteit Elizabeth II zich met haar slecht geïsoleerde paleizen op de rand van energiearmoede bevond.[7]
In 2012 kwam LSE-hoogleraar John Hills met een nieuwe rekenmethode voor energiearmoede: Low Income High Cost (LIHC).[8] Uitgangspunten hiervan waren naast hoge energielasten (boven de mediaan) ook een laag inkomen (onder 60% van de mediaan). En terwijl andere Europese landen nu net met de 10%-indicator beginnen te rekenen, zijn de Britten alweer toe aan hun derde methode: Low Income Low Energy Efficiency (LILEE).[9] Deze werd begin 2021 geïntroduceerd om een actiegericht renovatiebeleid vorm te geven.
Ruim een half miljoen Nederlandse huishoudens is energiearm
TNO bracht in september 2021 met behulp van de twee nieuwe indicatoren – LIHC en LILEE – voor het eerst in kaart hoe het gesteld is met energiearmoede in Nederland.[10] De uitkomsten haalden alle media en werden ook in de Tweede Kamer besproken. Het leidde onder meer tot een motie van Kamerleden Henk Nijboer en Tom van der Lee waarin zij het kabinet opriepen deze inzichten te gebruiken om tot gerichte compensatie voor de hoge energieprijzen te komen.[11]
Het TNO-onderzoek toont aan dat meer dan 550.000 Nederlandse huishoudens, ongeveer 7% van het totaal, leeft in energiearmoede. Daarvan woont ongeveer driekwart in een corporatiewoning terwijl de rest evenredig is verdeeld over het koop- en particuliere huursegment. Vooral eenoudergezinnen hebben risico op energiearmoede. Hierbij moet worden opgemerkt dat TNO in deze fase niet de huur(toeslag) en hypotheek(renteaftrek) heeft meegenomen in de berekeningen.
Een blik op de kaart leert dat vooral in Oost- en Noord-Nederland sprake is van een relatief hoge concentratie aan energiearmoede, maar hier zijn de directe woonlasten ook lager en die zijn in de berekening niet meegewogen. Als deze wel meegerekend zouden zijn, wat gebruikelijk is in het Verenigd Koninkrijk, zouden de ruimtelijke patronen naar alle waarschijnlijkheid anders zijn uitgevallen. Daarnaast is het goed om altijd te benadrukken bij het gebruik van relatieve waarden dat bevolkingsaantallen nodig zijn voor een complete interpretatie. Krimpregio’s hebben relatief gezien meer energiearmoede, maar in absolute zin concentreert het probleem zich in de Randstad.
Wat dit rapport van TNO ook duidelijk maakt is dat inkomensarmoede en energiearmoede twee verschillende problemen zijn, waarbij energiearmoede een specifieke oorzaak heeft en daarom om een afzonderlijke aanpak vraagt. De meeste ‘energiearme’ huishoudens hebben lage inkomens, maar lang niet alle ‘inkomensarme’ huishoudens hebben ook hoge energielasten of wonen in een slecht geïsoleerde woning. Dit impliceert dat inkomensbeleid weliswaar zou helpen om energiearmoede te mitigeren, maar dat dit de specifieke oorzaak van energiearmoede niet aanpakt. Zeker als de belasting op gas omwille van klimaatbeleid verder verhoogd wordt, is gericht transitiebeleid nodig om een schild om kwetsbare groepen heen te bouwen.
Gericht transitiebeleid staat nog in de kinderschoenen
Tekenend voor de huidige beleidsinertie was de kabinetsreactie op de stijgende gasprijzen afgelopen najaar. Stef Blok, op dat moment demissionair minister van Economische Zaken en Klimaat, kondigde in eerste instantie aan om ‘gerichte maatregelen’ te treffen zodat mensen ‘die het echt nodig hebben’ zouden worden gecompenseerd.[12] Enkele dagen later bleek Blok voor zijn beurt te hebben gesproken. Er kwam een generieke belastingkorting op de energierekening en een verlaging van het belastingtarief op elektriciteit (geschatte kosten: € 3,2 mrd) met nog wat wisselgeld voor renovaties (€ 150 mln).[13] De facto betekent dit meer voordeel voor Tesla-rijders in Aerdenhout dan voor flatbewoners in naoorlogse wijken.[14]
Het besluit leidde tot veel kritiek.[15] Hoe was het mogelijk dat de Nederlandse regering aan de vooravond van een energietransitie die zijn weerga niet kent hiermee op de proppen kwam? Gelukkig leidde het ook tot debat en alternatieve voorstellen. Zo rekende het NIBUD in opdracht van de FNV, Woonbond en Milieudefensie een alternatieve compensatieregeling met even hoge kosten door.[16] Dit alternatief hield in dat de voorgenomen belastingkorting en verlaging van het belastingtarief op elektriciteit werden gehalveerd, om deze vervolgens te combineren met € 50 meer huurtoeslag en € 50 meer algemene heffingskorting. Figuur 3 laat zien dat het voorstel vooral de financiële situatie van minima zou verbeteren.
Deze alternatieve compensatie doet meer recht aan de complexiteit van energiearmoede en de dynamiek tussen woon-, energie-, en inkomensbeleid dan de huidige regeling. Toch zou transitiebeleid nog effectiever en doelmatiger kunnen worden vormgegeven. Gezien het feit dat het NIBUD bij monde van zijn directeur Arjan Vliegenthart gelooft dat energiearmoede vooral een inkomensprobleem is en niet een uitgaveprobleem, is het niet gek dat het aan die kant naar oplossingen zoekt.[17] Maar zoals eerder opgemerkt verschilt energiearmoede wezenlijk van inkomensarmoede.
Zo becijferde het Planbureau voor de Leefomgeving al in 2018 dat een hogere heffingskorting bij de inkomstenbelasting weinig effect op energiearmoede zou hebben, omdat deze betrekkelijk vaak terechtkomt bij huishoudens in energie-efficiënte woningen die prima in staat zijn hun energierekening te betalen.[18] Dit geldt ook voor de ‘extra energietoeslag voor lagere inkomens’ die de regering op 10 december 2021 aankondigde. Dat een extra vergoeding uit de bijzondere bijstand het totale pakket aan maatregelen ietwat minder regressief van aard maakt, neemt niet weg dat het wederom inkomensbeleid is in plaats van woonlastenbeleid.
Want zowel de compensatieregelingen van het NIBUD als die van het kabinet behoeden minima in ‘doortochtwoningen’ niet voor hoge energielasten. Voor een eenoudergezin op bijstandsniveau, woonachtig in een grondgebonden huurwoning met energielabel G, wordt de energierekening bij instandhouding van generieke belastingtarieven op gas niet goedkoper. Als deze ouder vervolgens besluit de kachel helemaal niet meer aan te zetten, heeft dit mogelijk schrijnende gevolgen voor de kinderen en hun fysieke en mentale gezondheid.
Er zijn natuurlijk ergere dingen dan de bestedingsruimte verhogen van huishoudens met een laag inkomen en een goed geïsoleerde woning, maar zoals Vliegenthart zelf opmerkt: ‘… als je kijkt naar wat je de komende jaren kan verwachten, is het belangrijk om te kijken waar nu eigenlijk de kwetsbaarheden zitten. Moeten we daar niet wat gerichter beleid op maken?’ Naar ons idee kan dit het beste door middel van een gericht tweestromenbeleid.
Een sociaal tarief op elektriciteit en gas
Om terug te komen op de splijtzwam tussen Priemus en Schaefer: een kleine vier decennia later krijgen beide gelijk. Want hoewel alleen de ‘energetische verbetering’ van eerstgenoemde een blijvende oplossing oplevert op zowel sociaal vlak als op klimaatvlak, duurt het nog een poosje voordat dit doel behaald kan worden. De komende jaren – of misschien wel decennia – wordt een grootscheepse verduurzamings-operatie van woningen bovendien vertraagd door capaciteitstekorten in de installatiesector. Totdat alle woningen verbeterd zijn zal er dus iets gedaan moeten worden aan de uitgaven van mensen met lage inkomens in slecht geïsoleerde woningen. Vandaar dat wij het beleidsdossier ook opdelen in maatregelen voor de korte en lange termijn.
Voor voorbeelden van maatregelen voor de korte termijn hoeven we niet ver te zoeken: onze zuiderburen kennen al sinds 2003 een sociaal tarief voor elektriciteit en aardgas. Zogenoemde beschermde afnemers met een laag inkomen hebben volgens de federale Belgische wetgeving altijd recht op de laagste commerciële tarieven op de energiemarkt.[19] Ook kunnen zij aanspraak maken op gratis energiemeters, kortingsbonnen voor kleinschalige verduurzamingsmaatregelen en indien zij een woning bezitten, rentevrije energieleningen en isolatiepremies. Vormen van sociale energietarieven bestaan ook in Frankrijk en Spanje.
In het Verenigd Koninkrijk wordt al sinds de vroege jaren negentig beleid gemaakt om de consequenties van hoge energieprijzen op de korte termijn te dempen. In 1992 kondigde nota bene de Conservatieve premier John Major op aandringen van de oppositie de ‘Cold Weather Payment’ aan. Elke keer dat de lokale temperatuur tussen 1 november en 31 maart zeven opeenvolgende dagen onder het vriespunt uitkomt, wordt een bedrag van £ 25 per week overgemaakt naar mensen met een uitkering.[20] Labour vond deze voorwaarden te streng, en in zijn eerste jaar als premier voerde Tony Blair een extra ‘Winter Fuel Payment’ in, een generieke toelage in de wintermaanden bestemd voor pensioengerechtigden. Voor beide regelingen geldt dat het schort aan een focus op energiearmoede, toch zijn de toelages noemenswaardig, omdat zij een seizoensgebonden element toevoegen.
In 2011 werd daarnaast nog eens de ‘Warm Home Discount’ toegevoegd, een korting van £ 140 op de energierekening voor huishoudens met lage inkomens. In theorie is een dergelijke methode van toeslagen toekennen interessant. Deze komen terecht bij kwetsbare mensen en helpen ze gericht bij het betalen van hun energielasten. Zelfs ‘verborgen energiearmoede’ wordt op deze manier bestreden. Momenteel ligt deze regeling echter onder vuur, omdat de huishoudens de korting zelf moeten opeisen bij hun energieleverancier.[21] Met het Toeslagenschandaal in het achterhoofd, zou een dergelijke manier van toeslagen toekennen in Nederland onwenselijk zijn.
België doet het wat dat betreft beter. Veruit de meeste afnemers van het sociale tarief voor elektriciteit en gas in België hoeven dit recht niet zelf op te eisen, omdat hun energieleveranciers elk kwartaal automatisch (op een privacy-vriendelijke manier) worden geïnformeerd door de overheid dat zij hier recht op hebben. En ook in het Verenigd Koninkrijk is men bezig met het geautomatiseerd toewijzen van de Warm Home Discount, waarbij naar alle waarschijnlijkheid zelfs de energielabel van de woning meegenomen wordt.[22]
Een geautomatiseerde korting op de energierekening voor mensen met een laag inkomen in een slecht geïsoleerde woning zou ook in Nederland mogelijk moeten zijn. Een voorwaarde voor invoering is in elk geval dat de doelgroep – die vooral bestaat uit mensen met al genoeg zorgen aan hun hoofd – wordt ‘ontzorgd’. Op korte termijn is een sociaal tarief een goede start, aangevuld met huurbevriezingen voor slecht verduurzaamde woningen. Zo voorkomen we dat vastgoed- en energiebedrijven winst maken op energiearme huishoudens, en prikkelen we hen bij te dragen aan een oplossing voor de lange voor energiearmoede.
Lange adem
Een goede langetermijnvisie voor het aanpakken van energiearmoede ontbreekt. Wij zijn van mening dat de overheid zich vooral moet inspannen om volkshuisvestelijke subsidiegelden ten goede te laten komen aan energiearme huishoudens, maar momenteel is het tegenovergestelde het geval.[23] Het volstaat volstrekt niet om alleen een pot met geld beschikbaar te stellen. Huishoudens met lage inkomens zouden proactief benaderd moeten worden bij het verduurzamen van hun huis. Gelukkig pleit het nieuwe coalitieakkoord wel voor een stapsgewijze aanpak bij het verduurzamen van de woningvoorraad in Nederland, in plaats van alle ballen op aardgasvrij. Beginnen met het laaghangende fruit in de vorm van het isoleren van woningen met labels D tot en met G getuigt van meer realiteitszin, en is effectiever, dan het blindstaren op volledig aardgasvrije wijken.
Opvallend genoeg zijn het niet zozeer subsidies die het meeste effectief blijken te zijn om energiearmoede uit te bannen. Onderzoeksbureau CE Delft concludeerde in december 2021 dat het verplichten van een isolatienorm de meest effectieve maatregel is om zowel energiearmoede als energieverbruik te verminderen.[24] Dit sluit aan bij de inzet van Frans Timmermans en Diederik Samsom in Brussel, die momenteel vechten om hun normeringsvoorstellen overeind te houden.[25]
Natuurlijk heeft niet iedereen zomaar het geld voor de verduurzaming van zijn woning op de plank liggen. Voor Nederlandse huiseigenaren met een bescheiden vermogen zijn daarom financieringsopties als het Nationaal Warmtefonds opgetuigd. Wat ons betreft moeten deze worden uitgebouwd en gestroomlijnd, zodat bijvoorbeeld leennormen geen onneembare horde meer hoeven te zijn. Daarnaast moeten gemeenten in staat worden gesteld om op grote schaal materialen in te kopen, waardoor deze voor een lagere prijs aan bewoners kunnen worden gedistribueerd.
Subsidies blijven nodig. Het Volkshuisvestingsfonds van € 450 mln, gelanceerd in 2021 door een succesvolle motie van PvdA en GroenLinks, is een voorbeeld van een goed gerichte subsidie. Bijzonder aan het beleidsontwerp hiervan is de voorwaarde dat de subsidies terechtkomen in buurten met leefbaarheidsproblemen. Hoewel dit vanuit de stedelijke vernieuwingsagenda natuurlijk wenselijk is, zou het niet ten koste moeten gaan van huishoudens met lage inkomens en slechte woningen die toevallig in een betere buurt wonen. Anno 2022 zijn er betrouwbare data beschikbaar om gericht beleid op kleinere schaal – straatniveau - te kunnen vormgeven, waarbij ook leefbaarheid een bouwsteen kan zijn. Daarnaast is het op zijn minst opmerkelijk te constateren dat 80% van de door gemeentes aangewezen te verbeteren woningen in particulier bezit zijn, terwijl de meeste energiearme huishoudens in corporatiewoningen zitten.[26]
Een fonds voor de volkshuisvesting zou in grotere mate terecht moeten komen bij het verbeteren van woningen voor sociale huurders. In het Verenigd Koninkrijk is er bijvoorbeeld £ 3,8 mrd gereserveerd voor de ‘Social Housing Decarbonisation Fund’. Zoals de naam doet vermoeden heeft dit fonds tot doel woningcorporaties te helpen met het verduurzamen van hun woningvoorraad.
De nieuwste energiearmoede-indicator wordt ingezet om de subsidies daar terecht te laten komen waar ze het hardst nodig zijn. Daarnaast worden Britse corporaties aangemoedigd om met bewoners in gesprek te gaan over de renovaties, zodat de maatregelen ook echt bij hun levensstijl passen. Ook in Nederland is een dergelijk fonds nodig, want zelfs zonder de vermaledijde verhuurderheffing zijn middelen voor de meeste corporaties schaars.
Wat ook om heroverweging vraagt is de ‘woonlastenneutraliteit’ die in het Klimaatakkoord is opgenomen. Dit houdt in dat de huurder financieel niet achteruit mag gaan als de woning wordt verduurzaamd, en dus dat de huur slechts mag stijgen met het bedrag dat wordt bespaard op de energierekening. Het is een nobel streven, wat sterk contrasteert met de verhalen over ‘renovictions’ uit andere landen.[27]
‘Woonlastenneutraliteit’ is echter in de praktijk niet zaligmakend, omdat corporaties rekenen met een theoretische besparing. Dit betekent dat huishoudens in verborgen energiearmoede worden benadeeld, omdat zij hoe dan ook geen geld uitgaven aan warmte. Een renovatie kan dan weliswaar in theorie comfortverbetering opleveren, maar de huurder kan financieel nog meer in de knel komen. Wij moedigen corporaties dan ook aan om maatwerk te leveren, zodat woonlastenneutraliteit van al hun huurders echt gewaarborgd is.
Werk aan de winkel
Met ongevraagd hoge energieprijzen en gewenst hoge energiebelastingen in het vooruitzicht is het zaak zo snel mogelijk vorm te geven aan een gericht transitiebeleid waarmee Nederland op een rechtvaardige wijze klimaatneutraal wordt. Een sociaal tarief voor elektriciteit en gas zou vanaf volgende winter kunnen worden ingevoerd, mits op tijd wordt begonnen met de voorbereidingen hiervoor.
Daarnaast is tot alle woningen zijn verduurzaamd een automatische en gerichte toelage gewenst, in feite de Britse ‘Warm Home Front’ maar dan zonder kinderziekten. Om de verduurzamingsgelden terecht te laten komen waar ze het meest nodig zijn, moeten bestaande potjes die er zijn voor kopers worden gestroomlijnd en onder de aandacht worden gebracht van mensen met lage inkomens. Om de corporaties hun volkshuisvestelijke taken te laten uitvoeren moeten zij met een fonds worden ondersteund.
Binnenkort mag Nederland aanspraak maken op Brusselse steun uit de ‘Social Climate Fund’, onderdeel van de Europese Green Deal. In 2024 verwacht de Europese Commissie een uitgewerkt plan van Nederland, waarin staat hoe wij onze kwetsbare bewoners op de lange termijn willen beschermen. Hoewel Nederland geen goed imago heeft als het aankomt op het indienen van Europese stimuleringsplannen, moet het toch lukken voor die tijd een gericht transitiebeleid voor de korte en lange termijn vorm te geven.
Onlangs stonden er nieuwe ministers voor Klimaat, Volkshuisvesting en Armoede op het bordes. Dat is goed nieuws, want het energiearmoedeprobleem valt precies tussen die domeinen in. Samen mogen zij op landelijk niveau uitdokteren hoe wij ervoor zorgen dat niemand voor de onmogelijke keuze van ‘heating or eating’ komt te staan. Aan de sociaal-democratische en groene beweging de schone taak om die nieuwe ministers scherp te houden.
Noten
- Priemus, H. (1984). Het volkshuisvestingsbeleid van de PvdA. S&D 1984/7-8, 258-262.
- NRC (3 oktober 1983). PvdA bepleit subsidie stookkosten voor minima.
- Vrij Nederland (12 februari 1983). De prijs van ons aardgas.
- Eurowinter Group (1997). Cold exposure and winter mortality from ischaemic heart disease, cerebrovascular disease, respiratory disease, and all causes in warm and cold regions of Europe. The Lancet, 349(9062), 1341-1346.
- Harrington, B. E., Heyman, B., Merleau‐Ponty, N., Stockton, H., Ritchie, N., & Heyman, A. (2005). Keeping warm and staying well: findings from the qualitative arm of the Warm Homes Project. Health & social care in the community, 13(3), 259-267.
- Boardman, B. (1991). Fuel poverty: from cold homes to affordable warmth. Londen, UK: Belhaven Press.
- Financial Times (21 oktober 2011). Soaring prices push Queen close to ‘fuel poverty’.
- Hills, J. (2012). Getting the measure of fuel poverty.
- Department of Business, Energy and Industrial Strategy (2021). Fuel Poverty Methodology Handbook (Low Income Low Energy Efficiency).
- TNO (2021). De feiten over energiearmoede in Nederland: Inzicht op nationaal en lokaal niveau.
- Motie van de leden Van der Lee en Nijboer over een gerichtere compensatie voor mensen in energiearmoede.
- NOS (12 oktober 2021). Kabinet wil 'gerichte maatregelen' tegen stijgende energierekening.
- Rijksoverheid (15 oktober 2021). Kabinet verlaagt energiebelasting en stelt extra geld voor isolatie beschikbaar.
- ROm (11 december 2019). Op zoek naar het ‘gaslek’ van Nederland.
- NIBUD (2021). Effect alternatieve compensatie stijging energieprijzen.
- Centrum voor Lokaal Bestuur (5 december 2021). Energiearmoede valt alleen op te lossen als je het minimumloon en de uitkeringen verhoogt.
- PBL (2021). Meten met twee maten: Een studie naar de betaalbaarheid van de energierekening van huishoudens.
- Febeg (12 februari 2019). ‘Sociaal tarief’ voor elektriciteit en gas. Waar gaat het om?
- Department for Work & Pensions (2021). Background and methodology: Cold Weather Payment estimates 2021 to 2022.
- Zo becijferde de Committee on Fuel Poverty al dat veel ontvangers van de Winter Fuel Payment een hoog inkomen hebben en slechts 10% daadwerkelijk in energiearmoede leeft. Zie ‘Committee on Fuel Poverty (2021). October 2021 Annual Report.’
- The Guardian (7 januari 2022). The UK faces an energy bill crisis. What options does it have to tackle it?
- Department of Business, Energy and Industrial Strategy (2021). Warm Home Discount: Better targeted support from 2022.
- TNO (2021). Evaluatie van de Subsidieregeling energiebesparing eigen huis 2016-2020.
- CE Delft (2021). Energiearmoede in de warmtetransitie: Onderzoek naar beleidsinstrumenten.
- Politico (15 december 2021). Brussels’ big building grab.
- Stadszaken (21 juli 2021). Volkshuisvestingsfonds: redder van wijken in nood of te sectoraal en incidenteel?
- Deze term wordt in minder gereguleerde woonsystemen gebruikt om de situatie aan te duiden waarin een huisuitzetting plaatsvindt omwille van een renovatie of reparatie. Zie onder meer ‘PES (8 april 2021). Making our cities and regions more social, sustainable and inclusive with the Renovation Wave.’