Achter de zorgen over immigratie en identiteit van radicaal rechts populistische kiezers gaan vaak sociaaleconomische ontwikkelingen schuil. Sociaal-democratische partijen hoeven niet voor een harde immigratiekoers te kiezen om voor deze mensen iets te kunnen betekenen.
Sarah de Lange
Hoogleraar politiek pluralisme aan de UvA
Radicaal-rechtse partijen in West-Europa worden steeds groter en daarmee invloedrijker. Sinds de covid-pandemie is de electorale steun voor veel radicaal-rechtse partijen toegenomen en behalen zij doorgaans meer dan twintig procent van de stemmen. In enkele landen wordt radicaal-rechts op dit moment zelfs door 25 tot 30% van de kiezers gesteund en is daarmee de grootste politieke partij.
Zo behaalde het Rassemblement National (RN) in Frankrijk 29% van de stemmen en de Freiheitliche Partei Österreichs (FPÖ) uit Oostenrijk 28% van de stemmen bij de nationale parlementsverkiezingen in 2024. In eerdere jaren wisten ook de Zwitserse Schweizerische Volkspartei (SVP) en de Italiaanse Fratelli d’Italia (FdI) vergelijkbare scores te behalen. De winst van de PVV bij de verkiezingen van 2023, waarbij de partij 23,5% van de stemmen kreeg, is dus niet uitzonderlijk.
Uit wetenschappelijk onderzoek blijkt dat zorgen om immigratie en identiteit enerzijds en politiek wantrouwen anderzijds, de voornaamste redenen zijn voor een stem op populistisch radicaal-rechts.[i] Ook het succes van de PVV tussen 2006 en 2023 kan deels door deze factoren verklaard worden.[ii] Op basis van deze kennis denken sommige sociaal-democraten dat radicaal-rechts populistische kiezers teruggewonnen kunnen worden door een strengere koers op immigratie en integratie te varen. Zij pleiten daarbij vaak voor het Deense model, waarin strenge (sociaaleconomische) voorwaarden aan bijvoorbeeld gezinshereniging worden gesteld.
Hoogleraar Silja Hauserman legt in dit nummer van S&D haarfijn uit waarom deze koers niet succesvol zal zijn. Deze is namelijk gebaseerd op de foutieve aanname dat sociaal-democratische partijen en masse kiezers aan radicaal-rechts zijn verloren en dat deze kiezers terug zijn te winnen met een ‘light’ versie van de radicaal-rechtse agenda. Uitgebreid wetenschappelijk onderzoek, mooi samengevat in het rapport Left Behind by the Working Class? Social Democracy’s Electoral Crisis and the Rise of the Radical Right, laat overtuigend zien dat deze strategie gedoemd is te mislukken. Het overgrote deel van de kiezers die de sociaal-democratie de rug toekeerden bevindt zich nu bij partijen die progressief of links zijn.[iii]
Ook in Nederland is dit het geval. De PvdA heeft in het verleden maar in beperkte mate kiezers verloren aan LPF, PVV, en FvD. Bij verkiezingen waarin radicaal-rechts populistische partijen het goed deden en de PvdA juist minder, verloor de partij vooral kiezers aan D66, GroenLinks, en de SP. [iv]
De lange termijn electorale achteruitgang van het ‘links-progressieve’ blok komt onder andere voort uit complexere kiezersbewegingen waarbij kiezers over een langere periode, waarin meerdere nationale verkiezingen plaatsvinden, van links naar rechts verhuizen. Bijvoorbeeld van PvdA naar SP en vervolgens naar PVV of van PvdA naar D66 en vervolgens naar VVD. Ook speelt generationele vervanging een rol. Dit is wanneer nieuwe generaties kiezers, die meer belang hechten aan culturele standpunten, oudere generaties kiezers vervangen die meer om sociaaleconomische kwesties geven.[v]
Kiezers terugwinnen
Kiezers ‘terugwinnen’ van radicaal-rechts populistische partijen zou dus niet het streven van sociaal-democraten moeten zijn. Het gaat om kiezers die zij nooit zijn verloren, die culturele opvattingen hebben die strijdig zijn met sociaal-democratische principes over gelijkheid, en die door hun diepgewortelde politiek wantrouwen sowieso niet snel op een gevestigde partij zouden stemmen.
Bovendien lopen sociaal-democraten het risico dat zij hun huidige achterban van zich vervreemden als zij voor een strengere migratiekoers kiezen. Hun huidige electoraat, en potentiële stemmers die het sociaal-democratische gedachtegoed aansprekend vinden, hebben immers links-progressieve opvattingen en voelen zich ook aangetrokken tot partijen als Bij1, D66, Denk, GroenLinks, de SP en Volt.
Deze constatering betekent niet dat de sociaal-democratie niets voor radicaal-rechts populistische kiezers kan betekenen. Achter de zorgen om immigratie en identiteit en het politiek wantrouwen van deze kiezers gaat namelijk een complex geheel aan zowel sociaaleconomische als culturele grieven schuil.[vi] Bovendien verschillen de oorzaken van een stem op radicaal-rechts populistische partijen tussen groepen burgers en hun leefomgevingen sterk.[vii]
Door meer aandacht te hebben voor de sociaaleconomische grieven die achter het succes van het radicaal-rechts populisme schuilgaan, en door meer aandacht te besteden aan de sociaaleconomische omstandigheden waarin radicaal-rechtse populistische kiezers leven, kunnen sociaal-democraten hen uitzicht bieden op een betere toekomst. Er is geen enkele garantie dat dit stemmers op radicaal-rechtse partijen naar linkse politieke partijen zal doen afbuigen, maar de sociaal-democratie is altijd opgekomen voor kwetsbare groepen in de samenleving, ook als ze niet tot het eigen electoraat behoren.
Sociaaleconomische zorgen
Om meer nuance aan te brengen in ons begrip van steun voor radicaal-rechts populisme is het in de eerste plaats belangrijk oog te hebben voor de groepen burgers die gemiddeld genomen vaker op populistisch radicaal rechts stemmen. Wie zijn zij, en wat is hun motivatie? Uit onderzoek blijkt dat het onder meer gaat om burgers met een praktische opleiding, burgers wonend op het platteland of in de ‘regio’, en burgers die niet deel zijn van klassieke maatschappelijke structuren zoals de vakbond of de kerk.
Ook zijn radicaal-rechts populistische partijen verhoudingsgewijs succesvol onder productiewerkers, kleine zelfstandigen, en agrariërs.[viii] Daarnaast zijn deze partijen nog altijd populairder onder mannen en is steun voor hen de afgelopen jaren het sterkst gestegen onder burgers in de leeftijdscategorie 18 tot 50 jaar.[ix].
Een van de achtergronden die deze verschillende groepen met elkaar gemeen hebben is dat zij zich zorgen maken om hun maatschappelijke positie.[x] Waar kiezers die op radicaal-linkse partijen stemmen doorgaans een daadwerkelijke achteruitgang in hun sociale status hebben meegemaakt en tot de lagere sociale klasse horen, zijn radicaal-rechts populistische kiezers bang voor die achteruitgang terwijl zij zich nu nog in de (lagere) middenklasse bevinden.[xi]
Deze angst wordt onder meer gevoed door de stijgende ongelijkheid tussen de boven- en middenklasse en doordat zij zien dat anderen het wel beter krijgen, waardoor de eigen positie als relatief slechter wordt gezien (relatieve deprivatie).[xii] Onder burgers die werken in sectoren die kwetsbaar zijn, bijvoorbeeld door internationale competitie en automatisering, leeft deze angst in het bijzonder en door hen wordt ook disproportioneel vaak op radicaal-rechts populistische partijen gestemd.[xiii]
Burgers met statusangst wonen niet noodzakelijkerwijs in wijken met veel inwoners met een migratieachtergrond. De steun voor radicaal rechts is het grootst in gebieden met een laag percentage minderheden en in gebieden waar minderheden meer dan 25% van de bevolking uitmaken. In gebieden die tussen deze twee extremen zitten, is het succes van radicaal-rechts populistische partijen kleiner.
In stedelijke gebieden zijn het de autochtone bewoners van relatief homogene buurten die dicht bij wijken met hoge percentages inwoners met een migratieachtergrond liggen die meer geneigd om radicaal-rechts te steunen.[xiv] Het is aannemelijk dat in deze gebieden statusangst en gevoelens van relatieve deprivatie samengaan met vijandigheid tegenover minderheden.[xv]
De plaatsen die er niet toe doen
Naast statusangst en relatieve deprivatie zijn de sociaaleconomische omstandigheden waarin mensen leven ook relevant om de steun voor populistisch radicaal-rechts te begrijpen. De laatste jaren heeft onderzoek zich vooral geconcentreerd op het soort omgeving waarin radicaal-rechtse stemmers wonen en hoe die omgeving hun steun voor deze partijen beïnvloedt. Hierbij is vast komen te staan dat radicaal-rechts populistische partijen met name succesvol zijn in ‘the places that don’t matter’.[xvi] Gebieden die wegkwijnen doordat de economie verslechtert, de publieke voorzieningen verschralen, de bevolking krimpt en de kwaliteit van leven achteruitgaat.[xvii]
Burgers in deze gebieden voelen zich genegeerd door de overheid omdat hun situatie niet wordt erkend en problemen niet worden opgelost. Ook hebben zij het idee dat hun normen, waarden en tradities niet worden gerespecteerd door het politieke, economische en culturele centrum van het land, in ons geval de Randstad.[xviii]
De gevoelens van de burgers in deze gebieden zijn geworteld in reële maatschappelijke ontwikkelingen in hun omgeving. Zo hebben bewoners in de regio bijvoorbeeld te maken met economische achteruitgang en verminderde toegang tot publieke en private diensten zoals ziekenhuizen, scholen, openbaar vervoer en banken.[xix] Het sluiten van dergelijke diensten heeft niet alleen directe impact op de kwaliteit van het dagelijks leven in de regio, ook vertrekken hierdoor jongeren en theoretisch opgeleiden uit het gebied, wat vervolgens het dienstenniveau nog verder onder druk zet.[xx] Hierbij ontstaat een vicieuze cirkel, die kan leiden tot het gevoel niet gezien en gehoord te worden.
Ook voeden verslechterde publieke en private diensten de zorgen over migratie, ondanks dat het doorgaans gaat om gebieden waar weinig migranten wonen. Hierbij spelen populistisch radicaal-rechtse partijen een belangrijke rol, omdat zij de sociaaleconomische achteruitgang waarmee burgers te maken krijgen vaak aan migranten wijten. Zelfs de sluiting van cafés hangt samen met de toegenomen steun voor populistisch radicaal-rechts, onder andere omdat sluiting van sociale ontmoetingsplekken bijdraagt aan verlies van gemeenschap en culturele identiteit.[xxi]
Vaak wordt beargumenteerd dat deze vicieuze cirkel van economische achteruitgang, het vertrek van de meest mobiele en kansrijke burgers en de daaropvolgende verschraling van diensten en daling van de kwaliteit van leven, niet kan worden gestopt. De economische logica wil immers dat de meeste investeringen naar de economisch kansrijke gebieden zouden moeten gaan, omdat deze investeringen het meeste rendement opleveren.[xxii]
Vanuit een sociaal-democratisch perspectief is deze economische analyse niet bevredigend en zou het juist voor de hand liggen hier de principes van de Amsterdamse wethouder Moorman tegenover te zetten: ongelijk investeren voor gelijke kansen, zodat alle burgers in Nederland gebruik kunnen maken van een basisniveau van bereikbare publieke voorzieningen.
Dit wordt ook bepleit in het rapport Elke Regio Telt! Een nieuwe aanpak van verschillen tussen regio’s van de Raad voor de leefomgeving en infrastructuur, de Raad voor het Openbaar Bestuur en de Raad voor Volksgezondheid & Samenleving. Maar, het samenspel aan uitdagingen in de regio’s - veroorzaakt door bovengenoemde vicieuze cirkel - is dusdanig groot en complex, dat het ontwikkelen van een deltaplan dat zich richt op een integrale aanpak in deze gebieden, voor de hand zou liggen. Zodat ‘the places that don’t matter’ opnieuw ‘the places that matter’ kunnen worden.
Duidelijke linkse koers
Kortom, het is belangrijk voor sociaal-democratische partijen om de komende jaren een duidelijk linkse koers te varen. Hiermee worden niet alleen de bestaande kiezers bediend, die doorgaans hoger opgeleid zijn en in de stad wonen. Een dergelijke koers kan ook de leefomstandigheden van radicaal-rechts populistische kiezers verbeteren en mogelijk hun statusangst verminderen.
Het is wel belangrijk om niet alleen te investeren in achtergestelde gebieden in de grote steden, maar ook in gelijkaardige gebieden in de regio. Alhoewel het niet waarschijnlijk is dat daarmee direct radicaal-rechts populistische kiezers enthousiast gemaakt worden over de sociaal-democratie, is het ook niet onmogelijk. Recent onderzoek uit Denemarken laat zien dat de radicaal-rechts populistische kiezers die daar in 2019 overstapten naar de sociaal-democratie niet gemotiveerd werden door de harde migratielijn van de Socialdemokraterne, maar door haar sociaaleconomisch linkse programma.[xxiii]
Dit artikel is een uitgebreide versie van de tekst die Sarah de Lange uitsprak tijdens de Den Uyl-lezing van 15 december 2024.
Noten
[i] Voor overzichtsstudies van verklaringen voor het succes van het radicaal rechts populisme, zie Golder, M. (2016). Far Right Parties in Europe. Annual Review of Political Science, 19(1), 477-497; Muis, J., & Immerzeel, T. (2017). Causes and consequences of the rise of populist radical right parties and movements in Europe. Current Sociology, 65(6), 909-930.
[ii] Schumacher, G., & Rooduijn, M. (2013). Sympathy for the ‘devil’? Voting for populists in the 2006 and 2010 Dutch general elections. Electoral Studies, 32(1), 124-133; Akkerman, A., Zaslove, A., & Spruyt, B. (2017). ‘We the People’ or ‘We the Peoples’? A Comparison of Support for the Populist Radical Right and Populist Radical Left in the Netherlands. Swiss Political Science Review, 23(4), 377-403.
[iii] Abou-Chadi T., Mitteregger R., Mudde C. (2021). Left behind by the working class? Social democracy’s electoral crisis and the rise of the radical right. Friederich Ebert Stiftung.
[iv] Voor de verkiezingen van 2002 zie Van der Burg, W. (2004) ‘Zwevende of Geemancipeerde Kiezers?’ in Jaarboek DNPP 2002. Groningen: Documentatiecentrum Nederlandse Politieke Partijen, pp. 230-251. Voor de verkiezingen van 2010 zie Van der Meer, T., Lubbe, R., van Elsas, E., Elff, M. & Van der Burg, W. (2012). Bounded volatility in the Dutch electoral battlefield: A panel study on the structure of changing vote intentions in the Netherlands during 2006–2010. Acta Politica 47, 333–355.
[v] Rekker, R. & De Lange, S.L. (2021). De vergrijzing van de PvdA: oorzaken en oplossingen, S&D 2021/ 6, pp. 14-24.
[vi] Arzheimer, K. (2018). Explaining Electoral Support for the Radical Right. In: J. Rydgren (ed.). The Oxford Handbook of the Radical Right. Oxford: Oxford University Press, pp. 143-165
[vii] Damhuis, K. H. B. (2020). Roads to the Radical Right: Understanding Different Forms of Electoral Support for Radical Right-Wing Parties in France and the Netherlands. Oxford University Press.
[viii] Oesch, D. & Rennwald, L. (2018). Electoral competition in Europe's new tripolar political space: Class voting for the left, centre-right and radical right. European Journal of Political Research, 57: 783-807.
[ix] Abou-Chadi, T. (2024). A gendered far-right wave among young voters in Western Europe? European Journal of Politics and Gender (published online ahead of print 2024). Retrieved Dec 14, 2024.
[x] Bolet, D. (2023). The janus-faced nature of radical voting: Subjective social decline at the roots of radical right and radical left support. Party Politics, 29(3), 475-488.
[xi] Im, Z.J., Wass, H., Kantola, A., & Kauppinen, T.M. (2023). With status decline in sight, voters turn radical right: how do experience and expectation of status decline shape electoral behaviour? European Political Science Review, 15(1):116-135.
[xii] Burgoon, B., Van Noort, S., Rooduijn, M., Underhill, G. (2019). Positional deprivation and support for radical right and radical left parties, Economic Policy, 34(97) 49–93; Engler, S., & Weisstanner, D. (2020). The threat of social decline: income inequality and radical right support. Journal of European Public Policy, 28(2), 153–173.
[xiii] Derndorfer, J. (2025). The Anxious Middle Class: Risk of Downward Mobility and Support for Radical Right Parties across Western Europe. Review of Income and Wealth, 71: e12715; Im, Z. J., Mayer, N., Palier, B., & Rovny, J. (2019). The ‘losers of automation’: A reservoir of votes for the radical right? Research & Politics, 6(1).
[xiv] Van Wijk, D., Bolt, G., & Tolsma, J. (2020). Where does ethnic concentration matter for populist radical right support? An analysis of geographical scale and the halo effect. Political Geography, 77, 102097.
[xv] Jetten, J. (2019). The wealth paradox: Prosperity and opposition to immigration. European Journal of Social Psychology, 49: 1097-1113.
[xvi] Andrés Rodríguez-Pose (2018). The revenge of the places that don’t matter (and what to do about it), Cambridge Journal of Regions, Economy and Society, 11(1) 189–209; Lenzi, C., & Perucca, G. (2021). People or Places that Don’t Matter? Individual and Contextual Determinants of the Geography of Discontent. Economic Geography, 97(5), 415–445.
[xvii] Koeppen, L., Ballas, D., Edzes, A., & Koster, S. (2021). Places that don't matter or people that don't matter? A multilevel modelling approach to the analysis of the geographies of discontent. Regional Science Policy & Practice 13: 221–245.
[xviii] De Lange, S., Van der Brug, W., & Harteveld, E. (2022). Regional resentment in the Netherlands: A rural or peripheral phenomenon? Regional Studies, 57(3), 403–415.
[xix] Cremaschi, S., P. Rettl, M. Cappelluti, and C.E. De Vries. 2024. ‘Geographies of discontent: Public service deprivation and the rise of the far right in Italy.’ American Journal of Political Science 1–19; Rickardsson, J. (2021). The urban–rural divide in radical right populist support: The role of resident’s characteristics, urbanization trends and public service supply. The Annals of Regional Science, 67(1), 211-242.
[xx] Van Leeuwen, E.S., Halleck Vega, S., Hogenboom. V. (2021). Does population decline lead to a ‘populist voting mark-up’? A case study of the Netherlands. Regional Science Policy & Practice 13: 279–301.
[xxi] Bolet, D. (2021). Drinking Alone: Local Socio-Cultural Degradation and Radical Right Support—The Case of British Pub Closures. Comparative Political Studies, 54(9), 1653-1692; Isaksson, Z. (2024). Spirited away: Access to alcohol and support for the populist radical right. Electoral Studies, 91, 102850.
[xxii] Lewis Dijkstra (2024). What do we owe a place? How the debate about left-behind places is challenging how we distribute public funding and the problems it should address, Cambridge Journal of Regions, Economy and Society, 17(2), 417-424,
[xxiii] Etzerodt, S. F., & Kongshøj, K. (2022). The implosion of radical right populism and the path forward for social democracy: Evidence from the 2019 Danish national election. Scandinavian Political Studies, 45, 279–300.