Door: Klaas Swaak
Oud-wethouder voor de PvdA in Groningen
Het is onthutsend in het essay Ledenpartij of actiepartij van Ruud Koole te lezen dat twee PvdA-werkgroepen grondig naar de partijorganisatie keken en advies uitbrachten aan het partijbestuur, zonder dat gewone leden daar officieel van wisten. Het rapport over ledendemocratie is nooit naar de leden gestuurd en de Powerpoint-presentatie van de commissie-Van Dam lekte naar gewone PvdA’ers via de website van de NOS.
De werkgroepen keken beide naar de cultuur en de structuren binnen de partij om de machtspositie van de PvdA te vergroten. Maar aan die aandacht voor de hervorming van de vereniging en partijorganisatie zou eerst een grondig onderzoek naar het machtsverlies van de laatste jaren vooraf moeten gaan. Aan de afbraak van de verzorgingsstaat was zonder de PvdA in de regering zeker geen halt toegeroepen, maar dat het met regeringsdeelname evenzo gebeurde is nog het meest kwalijk. Sal Tas – wie herinnert zich nog zijn naam, laat staan zijn opvattingen – schreef eens: ‘Deze reformisten hervormden niets meer, ze gaven nog slechts hervormingen prijs.’
De belangrijkste oorzaak is vermoedelijk dat de sociaal-democraten geleidelijk in de ban van het neoliberalisme raakten en na de bankencrisis niet in staat waren een alternatief voor het roofkapitalisme te formuleren. Dat kostte de PvdA haar machtspositie; je kunt vijf jaar burgemeester in oorlogstijd zijn maar geen decennia.
Daar komt iets bij dat sluipenderwijs vanzelfsprekend is geworden. Het Binnenhof is tegenwoordig voor de partij de doorslaggevende plek geworden om resultaten te behalen. De centralisatie van de interne macht is al jaren geleden ingezet ten nadele van die van afdelingen en gewesten. Lang speelden die in de meningsvorming en de beleidskeuzes van de PvdA een belangrijke rol. De partij was destijds een discussieplatform. Natuurlijk vond de elite in de partij dat weleens onaangenaam want het leverde felle debatten en wrijving op. Maar dat de natuurlijke spanning tussen elite en voetvolk inmiddels vrijwel ontbreekt is voor de partij in haar geheel de dood in de pot.
Joop van den Berg schreef onlangs: ‘De sociaal-democratie is groot geworden in de lokale democratie. Gegeven de grote sociale problemen daar – armoede, woningnood, sociale ongelijkheid – liggen daar haar grootste kansen.’ Een analyse van hoe de macht van de partij is gemarginaliseerd en het antwoord daarop moet dan ook niet geformuleerd worden vanuit verheven idealen en met onder de radar opererende commissies, maar vanuit signalen uit afdelingen en gewesten over leefomstandigheden en mistanden in onze dorpen en steden.
Verdere centralisatie van de macht in de partij, zoals de commissie-Van Dam voorstelt, is niet de oplossing. Ik pleit voor een ledenpartij-nieuwe-stijl met leden die bestuurders en partijtop helpen leren wat er leeft bij de gewone man of vrouw. We moeten daarover niet romantisch doen. We kunnen niet teruggaan naar een verleden zoals ik dat kende, waarin leden-vrijwilligers die de contributie ophaalden, de suggesties en klachten van de leden noteerden en meenamen naar het bestuur van de afdeling die ombudswerk avant la lettre deed. Maar ook vandaag zouden gewone leden veel meer kunnen bijdragen dan alleen donaties in de campagnekas, berichten delen op sociale media en flyers uitdelen op de markt. Zij hebben kennis over wat er leeft in de haarvaten van de samenleving. Daarop hoort de partijorganisatie met een nieuwe rolverdeling van de geledingen aan te sluiten.