Door: Ruud Koole
Redactielid S&D, emeritus hoogleraar politieke wetenschappen en Eerste Kamerlid voor de PvdA.

Op 28 september was het precies honderd jaar geleden dat een rede werd uitgesproken die als een 'geweldige najaarsstorm' over Nederland zou woeden. Die dag in 1921 sprak de Leidse hoogleraar filosofie G.J.P.J. Bolland een academische les uit onder de titel 'Teekenen des tijds'. Er deugde volgens hem niets van de politiek en de samenleving was vermolmd en verkankerd. Recht, rechtvaardigheid en goede zeden misten. Een slappe regering gaf geen tegengas.

Een eeuw later worstelen wij met een pandemie, een gigantische klimaatcrisis, een vastgelopen woningmarkt, een toeslagenaffaire, een smadelijke aftocht uit Afghanistan en wachten veel Groningers nog op een goede regeling van hun aardbevingsschade.

En intussen duurde het maanden voordat werd begonnen met inhoudelijke onderhandelingen in de kabinetsformatie, terwijl in de parlementaire debatten de publieke mores soms ver te zoeken waren. Al sinds de toeslagenaffaire klinkt de roep om een andere bestuurscultuur, maar wat daar precies onder moet worden verstaan is onduidelijk.

Zou er daarom een nieuwe Bolland moeten opstaan die met een donderend betoog een nieuwe najaarsstorm ontketent om de impasse te doorbreken? Nee, zeker niet; eerder een anti-Bolland. Want de rede van Bolland was een aanval op de democratie en mondde uit in verwerpelijk antisemitisme.

Twee fraaie redes die recent de nodige aandacht trokken, kan men inderdaad anti-Bollands noemen: de H.J. Schoo-lezing van Sigrid Kaag en de Balie-lezing van Pieter Omtzigt. Omtzigt herhaalde zijn pleidooi voor een nieuw sociaal contract en Kaag vroeg onder meer om nieuw leiderschap. Beiden omarmden de democratische rechtsorde, net zoals gelukkig de meeste partijen dit doen. Tegenpolen dus van Bolland.

En toch knaagt er iets. Dat rechts-populisten zich afzetten tegen 'de politiek' is bekend, maar ook 'middenpartijen' doen dat geregeld om electorale punten te scoren. De politiek is dan 'vuil en vunzig' (Pechtold), waar 'binnenskamers spelletjes worden gespeeld met partijpolitieke emotie' (Kaag) en wordt bevolkt door een 'steeds kleinere zelfstandige kaste die steeds minder geworteld is in de maatschappij' (Omtzigt). Men hoeft Machiavelli niet gelezen te hebben om te weten dat politiek niet altijd even verheven is, maar het generaliseren van anti-politiek draagt niet bij aan het vertrouwen van burgers in de politiek.

Vanwaar dit centrum-populisme? Het is de angst voor de kiezer, waardoor 'beeldvorming' overdreven aandacht krijgt. Niet alleen de burger als ontvanger van toeslagen wordt gewantrouwd en dus geconfronteerd met ultra-strenge en soms ronduit onmenselijke bejegening. Ook de burger als kiezer wordt vaak niet vertrouwd, want te wispelturig en niet kundig. Gevolgen: verzet tegen referenda, het verschuiven van macht van volksvertegenwoordiging naar bestuur en onafhankelijke overheidsinstellingen, en het achterwege laten van noodzakelijk beleid uit angst dat anders de eigen kiezers wel eens zouden kunnen weglopen. Die houding breekt nu op.

De roep om een andere bestuurscultuur kan daarom alleen resultaat opleveren als deze houding van politici verandert. In plaats van angst voor de kiezer, die ook aan Bollands rede ten grondslag lag, is meer vertrouwen in de burger nodig. Dan komt het met de kabinetsformatie ook wel goed.

Auteur(s)

Dossiers

Voor een thematisch overzicht van al onze artikelen en publicaties, zie onze dossiers

Steun de Wiardi Beckman Stichting

Veel van onze onderzoeksprojecten en publieke bijeenkomsten zijn mogelijk gemaakt door giften van donateurs. Ook S&D zouden wij niet kunnen maken zonder donaties.