Over het verval van sociaal-democratische partijen bestaat een aantal misverstanden. Bijvoorbeeld dat de witte arbeidersklasse massaal wegliep naar radicaal-rechts. Als we die misverstanden erkennen komen nieuwe strategieën voor electoraal succes in beeld.
Door: Wim Vermeersch
Hoofdredacteur van het Vlaamse politieke maandblad SamPol. Dit artikel verscheen eerder in het septembernummer van SamPol.
De sociaal-democratische Friedrich-Ebert-Stiftung is de oudste politieke stichting van Duitsland. Ze werd opgericht in 1925 en niet veel later verboden door het naziregime. Tijdens de Tweede Wereldoorlog fungeerde ze in verschillende landen zelfs als niet-officiële ambassade van Duitsland. Ook vandaag is ze nog wijd vertakt met meer dan honderd bureaus en publiceert ze interessante studies.
Zo verscheen deze zomer Left Behind by the Working Class? Social Democracy's Electoral Crisis and the Rise of the Radical Right, op basis van sociologisch onderzoek in een reeks West-Europese landen van Tarik Abou-Chadi, Reto Mitteregger en Cas Mudde.[1] De eerste twee zijn prominente Zwitserse academici die werken rond de sociaal-democratie, de laatste is een vermaard kenner van radicaal-rechts uit Nederland.
De studie komt met opvallende bevindingen over het electorale verval van sociaal-democratische partijen in de eerste twee decennia van deze eeuw. Ze focust op het gemeenzame discours dat sociaal-democratische partijen de arbeidersklasse verloren aan radicaal-rechts omdat ze op economisch vlak opschoven naar rechts – de Derde Weg – en op cultureel vlak naar links – identiteitspolitiek. Twee keer fout, aldus de auteurs.
De studie weerlegt een aantal assumpties. Ten eerste: de huidige arbeidersklasse is geen monolithisch wit, mannelijk blok met autoritaire en nationalistische overtuigingen. Een steeds groter deel ervan is vrouw, kent een migratieachtergrond en heeft progressieve opvattingen rond lhbti-rechten en immigratie.
Ten tweede: radicaal-rechts is niet de nieuwe thuisbasis voor voormalige sociaal-democratische kiezers. Slechts een klein deel van de arbeidersklasse heeft die overstap gemaakt. De uitstroom richting radicaal-rechts komt niet hoofdzakelijk vanuit de sociaal-democratie, maar vanuit centrumrechts. Geen sprake dus van een Chinese muur daar.
Ten derde: sociaal-democratische partijen hebben niet voornamelijk kiezers verloren aan radicaal-rechts. Uit data blijkt dat ze vooral kiezers verloren aan groene en centrumrechtse partijen. En ten slotte: het verlies van de witte arbeidersklasse is niet de drijvende kracht achter de electorale achteruitgang van sociaal-democratische partijen. Disproportioneel gezien verloren sociaal-democratische partijen meer kiezers onder de hoogopgeleide middenklasse. Het leeuwendeel daarvan trok richting groene en sociaalliberale partijen, aangetrokken door meer progressieve standpunten voornamelijk op cultureel vlak.
Het rapport zet niet enkel vraagtekens bij bestaande narratieven over de crisis van de sociaal-democratie en de groei van radicaal-rechts, maar doet ook een aantal suggesties voor mogelijke toekomstige strategieën. Volgens de auteurs zal electorale winst voor sociaal-democraten onmogelijk blijven met 'links-nationalistische' strategieën, lees: als ze naar rechts opschuiven op de culturele breuklijn.
Sociaal-democraten blijven het beste weg van de zogenaamde identitaire flinksheid, aangezien dat potentiële en voormalige kiezers afschrikt die op meer progressieve partijen stemmen. Een 'centrumstrategie' op zowel economisch als cultureel vlak is evenmin een electoraal succesvolle koers. Die zorgt voor een vaag ideologisch profiel, wat kiezers in de armen duwt van partijen met meer uitgesproken standpunten.
Wat dan wel? Volgens de auteurs zorgt een combinatie van 'nieuw linkse' en 'oud linkse' strategieën voor de grootste steun onder potentiële sociaal-democratische kiezers. Onder 'nieuw linkse' strategieën verstaan de auteurs een combinatie van investeringsgericht sociaal beleid en progressieve standpunten op het vlak van gender, klimaat en migratie; dit alles gericht op het winnen van de meer groene en sociaalliberale kiezers.
Onder 'oude linkse' strategieën verstaan ze standpunten voor een sterke herverdeling en consumptiegericht beleid, zonder autoritaire of nativistische standpunten te verkondigen op de culturele breuklijn en zelfs door over die breuklijn niet bovenmatig veel te communiceren. Een combinatie van beide strategieën – 'nieuw linkse' en 'oude linkse'– biedt het meeste kans op electoraal succes.
Hoe moet een moderne sociaal-democratie er dan uitzien? Ook hier zien de auteurs vier punten:
Een. Focus niet enkel op de witte arbeidersklasse en de lage middenklasse, anders word je een nichepartij en blijf je achter met een ouder electoraat. Onze kennissamenleving is fundamenteel anders dan vroeger; het is zaak ook aantrekkelijk te zijn voor jonge, hooggeschoolde, vrouwelijke en gekleurde kiezers.
Twee. Verjong je electoraat. Jonge kiezers haal je binnen met duidelijke en progressieve stellingnames, minder met 'links-nationalistische' en 'centrumstrategieën'.
Drie. Identiteitspolitiek blijft een noodzaak. De sociaal-democratie was oorspronkelijk een identiteitsproject voor de arbeider. Vandaag is identiteitsbeleid eerder een paraplu om discriminatie op het vlak van ras, gender en seksuele voorkeur te bestrijden. In tegenstelling tot bijvoorbeeld Ewald Engelen, zien de auteurs identiteitspolitiek niet in tegenstrijd met klasse-politiek maar als intrinsiek daarmee verstrengeld.[2]
Vier. Bouw aan een progressieve coalitie. Zoek manieren om leden aan te trekken, haal de banden aan met het middenveld, cultiveer die met de vakbonden en herdenk de relatie met sociale bewegingen als Fridays For Futures of Black Lives Matter. En ook, minstens even essentieel: investeer in de relaties met andere linkse partijen. Neem de onderlinge animositeit weg. Zie elkaar als bondgenoot in de politieke strijd.
Noten
- Friedrich Ebert Stiftung (2021). Left Behind by the Working Class? Social Democracy's Electoral Crisis and the Rise of the Radical Right.
- Wim Vermeersch (2018). Interview met Ewald Engelen: ‘Het is klasse, suffie, niet identiteit’. SamPol, jaargang 25, nummer 8.