De grote farmaceutische industrieën realiseren jaar op jaar buitensporig hoge winsten met hun monopolies op patenten. Tegelijk staat de betaalbaarheid van geneesmiddelen wereldwijd onder druk. Hoe keren we het tij?

Hans Radder & Joost Smiers
Hans Radder is emeritus hoogleraar filosofie aan de Vrije Universiteit Amsterdam. Joost Smiers is emeritus hoogleraar politicologie aan de Hogeschool voor de Kunsten Utrecht.

Het lijkt een akkefietje, oud-minister Ronald Plaskerk heeft een patent verkregen door handig gebruik te maken van door de belastingbetaler gefinancierd onderzoek en heeft bij de verkoop van dat patent een slordige dertig miljoen euro geïncasseerd. Maar het past in een trend: hoge medicijnprijzen die het gevolg zijn van monopolies van de grote farmaceutische industrieën die buitensporige winsten boeken met hun patenten die grotendeels gebaseerd zijn op publiek gefinancierde kennis.

De dertig miljoen van Plasterk is klein bier vergeleken met de miljarden die farmaceutische industrieën en hun aandeelhouders hebben opgestreken met de covid-vaccins. En ook hier waren het de via patenten verleende monopolies die deze superwinsten mogelijk maakten. Terwijl de ontwikkeling van deze vaccins tegelijk substantieel gesteund werd met publiek geld - bij het AstraZenica-vaccin zelfs voor 97%.

De farmaceutische industrie moet, zo bepleiten wij in dit artikel, aan banden worden gelegd.[i] Een effectieve manier om dit te doen is het afschaffen van patenten op de resultaten van medisch onderzoek naar geneesmiddelen. In debatten over deze kwestie wordt vaak geponeerd dat medisch onderzoek zonder patenten onmogelijk is. Omdat onderzoek en ontwikkeling van geneesmiddelen riskant en duur is, zou een periode van patentbescherming vereist zijn, van meestal twintig jaar. Deze geeft de industrie, ten eerste, de tijd die nodig is voor het testen en de goedkeuring van hun medicijnen. Ten tweede verleent het patent de industrie een exclusief wettelijk recht om goedgekeurde medicijnen te verkopen of om anderen, tegen betaling, een licentie te verlenen om ze te verkopen. De fundamentele claim is dus dat alleen dit patentsysteem de farmaceutische industrie in staat stelt de hoge investeringen die zij doet terug te verdienen. Zonder patenten geen nieuwe geneesmiddelen.

Het doel van ons artikel is dit argument te weerleggen. We doen dit in drie stappen. We laten zien dat medisch onderzoek zonder patenten wetenschappelijk, sociaal en moreel de voorkeur verdient. We beargumenteren dat het alternatief - zonder de huidige, buitensporige winsten van de grote farmaceutische industrieën - grote economische en financiële voordelen heeft voor de gewone patiënt. En we schetsen een concreet sociaal-politiek en organisatorisch model waarmee dit alternatief gerealiseerd kan worden.

In een artikel in S&D eind vorig jaar concludeert Simon Otjes: ‘Links moet de komende jaren de discussie domineren met economische onderwerpen’ en ‘duidelijk maken dat met linkse plannen mensen er concreet beter van worden’.[ii] Dat is precies wat ons artikel voorstaat. Er is een alternatief, een substantieel links alternatief, voor de op woekerwinsten gebaseerde productie van een belangrijk onderdeel van onze publieke gezondheidszorg.

Geneesmiddelen zonder Big Pharma

Er zijn drie belangrijke redenen voor het produceren van medicijnen zonder dat grote multinationale bedrijven (Big Pharma) en hun patenten daarbij een cruciale rol spelen.[iii] Ten eerste zijn er de vele bredere kritieken op de commercialisering van het medisch onderzoek. Deze studies bieden nauwkeurige analyses van een groot aantal gevallen van wetenschappelijke en morele corruptie.[iv] Die corruptie is een direct gevolg van conflicten tussen wetenschappelijke en morele standaarden enerzijds en de economische en financiële belangen en macht van de grote farmaceutische bedrijven anderzijds.

In hun artikel over de ontwikkeling van vortioxine (een nieuw antidepressivum) geven Lisa Cosgrove e.a. een treffende beschrijving van dit soort corruptie. Het artikel identificeert ‘de economische beïnvoeding die opzettelijk of onopzettelijk kan leiden tot evidence-biased (in plaats van evidence-based) geneeskunde’. Het laat daarnaast zien ‘hoe zwak beleid en zwakke regelgeving leiden tot ontwerpkeuzes en rapportagestrategieën die marginale producten er nieuw, effectiever en veiliger uit laten zien dan ze zijn en hoe de selectieve en onevenwichtige weergave van gegevens uit klinische onderzoeken in medische tijdschriften resulteert in het op de markt brengen van dure me-too-medicijnen met een twijfelachtig kosten-en-batenprofiel’.[v] (Me-too-geneesmiddelen zijn licht aangepaste, nieuwe medicijnen die de marktpositie van de producent behouden of versterken, maar die nauwelijks iets toevoegen aan al bestaande producten.)

Een tweede argument tegen het verlenen van monopolies aan private bedrijven is de enorme hoeveelheid publiek geld die wordt geïnvesteerd in het onderzoeken, ontwikkelen, testen, vervaardigen en op de markt brengen van geneesmiddelen. Het is dus niet zo dat het de farmaceutische bedrijven zijn die alle, of bijna alle, risico’s en kosten van de productie van geneesmiddelen dragen.

Om te beginnen is er een publieke infrastructuur voor medisch onderwijs en onderzoek. Dit is een fase die gewoonlijk over het hoofd wordt gezien in discussies en beleid inzake de prijsstelling van geneesmiddelen, misschien omdat de kosten van het creëren en ondehouden van een dergelijke, adequate infrastructuur lastig te bepalen zijn.

Vervolgens is er de concrete uitvoering van medisch onderzoek aan (publieke of non-profit) universiteiten en onderzoeksinstituten. Een aanzienlijk deel van deze publiek gefinancierde kennis wordt door de farmaceutische industrie gebruikt in de opeenvolgende fasen van de geneesmiddelenproductie. Een gebruikelijke regeling is dat publieke medische onderzoekers die een veelbelovend plan hebben voor een potentieel medicijn een contract sluiten met particuliere bedrijven. Een basiselement van dit contract is de aanvraag van een patent dat, indien toegekend, eigendom wordt van de betrokken bedrijven. Recente studies laten zien dat in de afgelopen decennia de publieke bijdragen aan de eerste fasen van het geneesmiddelenonderzoek aanzienlijk zijn toegenomen in vergelijking met de inbreng van private partijen.

Daarna moeten de effectiviteit, veiligheid en mogelijke bijwerkingen van potentieel bruikbare medicijnen getest worden. De schattingen van deze kosten lopen sterk uiteen, deels komt dat door een gebrek aan transparantie aan de kant van de farmaceutische bedrijven. Wat wel duidelijk is, is dat die bedrijven deze kosten proberen te minimaliseren, enerzijds met behulp van een aantal wetenschappelijk en moreel onaanvaardbare methoden (zie bovenstaand citaat van Cosgrove e.a.); anderzijds door middel van hun strategie om risico’s en kosten af te wentelen op de publieke sector.[vi]

Dan zijn er de regelgevende overheidsorganisaties zoals de Food and Drug Administration in de Verenigde Staten en de European Medicines Agency in de Europese Unie. Hun taak is het goedkeuren van de geteste geneesmiddelen voordat deze geregistreerd kunnen worden voor algemeen gebruik. Deze publieke organisaties vormen een noodzakelijk onderdeel van een passend systeem voor het gebruik van medicijnen, dat ook de farmaceutische industrie ten goede komt.

Ten slotte profiteert de farmaceutische industrie bij de vervaardiging, marketing en verkoop van goedgekeurde medicijnen van een publieke infrastructuur die zorgdraagt voor de opleiding en bijscholing van artsen, apothekers en het bijbehorende personeel. Een belangrijk punt hierbij is dat producenten van geneesmiddelen veel sterker afhankelijk zijn van een dergelijke infrastructuur dan de meeste andere fabrikanten, bijvoorbeeld van zeep of chocolade.

Een derde reden om de grote farmaceutische industrieën en hun aandeelhouders te omzeilen zijn de vaak buitensporige winsten van deze bedrijven (daarover later meer). Een belangrijke oorzaak van deze excessen zijn de sterke commerciële monopolies die via patenten aan de farmaceutische industrie worden toegekend. Deze monopolies verzwakken de positie van regeringen en overheidsinstanties in hun onderhandelingen over de vergoedingen die de farmaceutische bedrijven krijgen voor de medicijnen die ze leveren. Op allerlei manieren hebben overheden over de hele wereld geprobeerd de (groei van de) kosten van medicijnen terug te dringen.[vii] Desondanks zijn deze kosten blijven stijgen tot bedragen die zelfs in de rijkere landen steeds moeilijker op te brengen zijn.

De problematische impact van dit monopolistische productiesysteem wordt nog versterkt door het geregeld voorkomende oneigenlijke gebruik van patenten. De wettelijke basis voor de toekenning van een patent is een daadwerkelijke uitvinding die nieuw, niet triviaal en nuttig dient te zijn. Maar de feitelijke patentpraktijk bevat talloze voorbeelden van patenten die de gelding van het commerciële monopolie sterk uitbreiden naar mogelijke toekomstige uitvindingen (die de patenthouder niet daadwerkelijk gedaan heeft).[viii] Daarnaast passen farmaceutische bedrijven dubieuze trucjes toe om hun monopolies na de gebruikelijke termijn van twintig jaar alsnog te handhaven. Bijvoorbeeld door het bestaande medicijn opnieuw te patenteren op basis van ‘verbeterde formuleringen’, ‘nieuwe indicaties’ of ‘combinaties met een ander medicijn’.

Kortom: er zijn meer dan genoeg redenen om te breken met het huidige systeem van geneesmiddelenproductie en toe te werken naar een systeem van medisch onderzoek zonder patenten. Dat verandering van dit systeem mogelijk is, blijkt bijvoorbeeld uit de uitspraak van het Hooggerechtshof van de Verenigde Staten uit 2013 dat geïsoleerde menselijke genen niet meer gepatenteerd mogen worden. Het is hoog tijd voor een vergelijkbaar verbod van patenten op geneesmiddelen.

Wat we gaan besparen

De afgelopen decennia zijn de zorgkosten in veel landen sterk gestegen. In Nederland zijn deze uitgaven per hoofd van de bevolking, per jaar en gecorrigeerd voor inflatie, toegenomen van rond de € 2000 in 1970 naar ongeveer € 6000 in 2015. Het deel daarvan dat besteed wordt aan geneesmiddelen is gemiddeld 17%. Dat impliceert per inwoner van Nederland een gemiddelde groei van de uitgaven aan geneesmiddelen van € 340 in 1970 naar € 1020 in 2015.

Geen wonder dat politici, medische organisaties en economische analisten keer op keer benadrukken dat een voortdurende stijging van deze kosten het huidige systeem van gezondheidszorg in de toekomst onhoudbaar zal maken. Een cruciale vraag is dan ook wat we kunnen besparen met een systeem zonder Big Pharma.

Hoe is de huidige situatie? In hun uitgebreide studie laten Toon van der Gronde, Carien Uyl-de Groot en Toine Pieters zien dat veel medicijnen duur of zelfs extreem duur zijn. Ze signaleren ook dat farmaceutische bedrijven meer geld uitgeven aan marketing dan aan onderzoek en ontwikkeling (R&D) van geneesmiddelen. En ze concluderen dat deze bedrijven buitensporige winsten maken. ‘Gemiddeld hebben de tien grootste farmaceutische bedrijven een winstmarge van 20% […]; de farmaceutische bedrijven die genoteerd staan in de S&P1500 index hebben een netto winstmarge van 16%, tegen 7% voor alle andere bedrijven in deze index.’[ix]

Een recent onderzoek van Aris Angelis en collega’s trekt soortgelijke conclusies. ‘Op basis van openbaar beschikbare financiële rapporten van 1999 tot 2018 bedroegen de totale inkomsten van de vijftien grootste biofarmaceutische bedrijven $ 7,7 biljoen. Gedurende deze periode hebben ze $ 2,2 biljoen uitgegeven aan kosten die verband houden met verkoop, algemene en administratieve activiteiten […] en $ 1,4 biljoen aan R&D.’[x] Dat wil zeggen: deze bedrijven besteedden in deze periode slechts rond de 40% van hun uitgaven aan R&D en ze maakten een nettowinst van $ 4,1 biljoen.

Onze conclusie tot zover is dat de hoge prijzen van geneesmiddelen niet verklaard en gerechtvaardigd kunnen worden op grond van de gemaakte R&D-kosten. En dat de buitensporige winsten onverdedigbaar zijn in een context van vergrijzende samenlevingen en voortdurend stijgende zorgkosten.

De Amerikaanse econoom Dean Baker heeft een belangrijke volgende stap gezet en voor de VS de omvang van de publieke besparingen berekend in een wereld zonder patenten op geneesmiddelen. Zijn conclusie is dat een patentvrije wereld kan leiden tot een besparing van ruim 85% op de publieke kosten voor geneesmiddelen. Baker expliciteert dit als volgt. ‘De besparingen omvatten niet alleen de winst die de verkopers mislopen, maar ook een breed scala aan kosten die met de [patent]bescherming gepaard gaan, zoals juridische kosten, marketing om de winst te maximaliseren van een artikel waarop het bedrijf een monopolie heeft, en betalingen voor de feitelijke innovatie.[xi]

Uiteraard zijn er ook in een alternatief systeem kosten voor het uitvoeren van de R&D die noodzakelijk is voor daadwerkelijke innovatie.[xii] De beweringen over de omvang van deze R&D-uitgaven blijken sterk uiteen te lopen. Daarom is het belangrijk te benadrukken dat deze uitgaven geen deel uitmaken van de drie grote kostenbesparende beleidsmaatregelen waarop ons voorstel is gebaseerd.[xiii]

Een voorbeeld om dit alles wat concreter te maken. In 2021 boekte farmaceutisch bedrijf Pfizer een winst van $ 21,9 mrd. Stel dat we deze winst terugbrengen naar $ 7 mrd, dus een reductie analoog aan een verlaging van de bovengenoemde excessieve winsten van ruim 20% naar de gemiddelde winstmarges van 7%. Dit levert al een publieke besparing van $ 14,9 mrd.

Daarnaast biedt een systeem zonder patenten nog twee andere, substantiële besparingen. In de eerste plaats vanwege het wegvallen van de kosten en honoraria van Pfizers patentpraktijken. In de tweede plaats omdat er geen (of veel minder) geld wordt uitgegeven aan grootschalige reclame- en lobbyactiviteiten. In overeenstemming met de conclusies van Baker resulteren deze drie structurele kostenbesparende gevolgen van het afschaffen van patenten in een zeer sterke verlaging van de prijzen van de medicijnen van Pfizer.

Hoe we het kunnen realiseren

Een gedachte-experiment. Om geneesmiddelen voor nieuwe ziektebeelden te ontwikkelen is onderzoek vereist. Daarvoor hebben we de huidige farmaceutische industrieën op zich niet nodig. Dat onderzoek kan verricht worden op universiteiten of door andere onafhankelijke onderzoeksinstituten, zoals nu al veel gebeurt.

Voor de financiering van dit onderzoek richten we publieke Onderzoeksfondsen op. Onafhankelijke commissies binnen die Onderzoeksfondsen, bestaande uit mensen uit de medische wereld en uit de samenleving, beslissen hoe die onderzoeksgelden aangewend moeten worden. De Onderzoekscommissies schrijven tenders uit voor het uitvoeren van onderzoek. Daar kunnen zowel universitaire als commerciële laboratoria op inschrijven. De resultaten van hun onderzoek mogen niet gepatenteerd worden en blijven in het publieke domein.

Het is een algemeen bekend feit dat serendipiteit, de toevalstreffer, soms baanbrekende resultaten oplevert. Hoe meer vrijelijk beschikbare kennis er is, des te meer kans dat gelukkig toeval kan toeslaan. Om die reden is het raadzaam een aantal gespecialiseerde onderzoekslaboratoria vanuit de Onderzoeksfondsen langdurige financiering te verstrekken. Dergelijk fundamenteel onderzoek vereist een lange-termijn beleid. Deze expertise komt ons niet zomaar aanwaaien. Ze moet gekoesterd worden en ontwikkeld in samenwerkingsverbanden waar men - om het zo maar uit te drukken - met elkaar kan lezen en schrijven. Dat vraagt om continuïteit en stabiliteit.

Vervolgens brengen we de verkregen medische en farmaceutische kennis onder in een ‘commons’: een gemeenschappelijk beheerde en beschermde ruimte voor publieke goederen. Zo’n commons geeft ons de mogelijkheid te bepalen hoe, door wie en onder welke voorwaarden die kennis gebruikt mag worden. Die voorwaarden gelden voor bedrijven die, met die kennis op zak, pillen, poeders, drankjes, vaccins en dergelijke gaan fabriceren. Dat kunnen zowel private als (semi)publieke bedrijven zijn.

Natuurlijk moet, voor Europa, de European Medicines Agency de kwaliteit van het geproduceerde goedkeuren. Even vanzelfsprekend is dat de producerende bedrijven de gefabriceerde medicijnen tegen kostprijs - met een bescheiden winst - aan de apotheek leveren. Daarbij dienen de berekeningen van die kostprijs volkomen transparant te zijn. Een dergelijk prijsplafond is terecht, omdat deze bedrijven substantieel profiteren van publiek gegenereerde en gefinancierde kennis.

Het resultaat is, zoals we in de voorgaande paragraaf hebben beargumenteerd, dat medicijnen voortaan voor een fractie van de huidige prijs in de apotheek beschikbaar komen. Uiteraard heeft deze substantiële prijsdaling een gunstig effect op de totale zorgkosten. Bovendien gaat het om medicijnen die vanuit maatschappelijk-medisch belang ontwikkeld zijn en door ons als burgers gezamenlijk zijn betaald. Commercieel gewicht van aandeelhouders, kunstmatig opgevoerd door reclame, lobby’s en smeergelden, hebben we uitgebannen.

Een prangende vraag is natuurlijk hoe die Onderzoeksfondsen met substantiële bedragen gevuld gaan worden. Ons voorstel is als volgt: bovenop de zeer lage prijs bij de apotheek heffen we een zogeheten opcent, een klein bedrag bovenop de vastgestelde prijs van het medicijn. Het geld dat deze ‘onderzoeksheffing’ oplevert wordt gebruikt voor het vullen van de Onderzoeksfondsen. Met die heffing financieren we, als samenleving, zelf het door ons gewenste onderzoek. Daarbij geldt het aloude principe: wie betaalt, bepaalt.

Hoeveel geld moet in deze Onderzoeksfondsen gedeponeerd worden om te zorgen voor een adequate financiering van voldoende onderzoek voor de korte en lange termijn, voor diverse soorten ziektes en aandoeningen, inclusief alle tests die daarvoor nodig zijn? Om die vraag te beantwoorden is prospectief economisch onderzoek vereist. Met de resultaten daarvan kan de jaarlijkse hoogte van de onderzoeksheffing berekend worden.

Om onderzoek te doen naar medicijnen voor nieuwe ziektebeelden moet uiteraard ook gebruikgemaakt kunnen worden van in de samenleving al voorradige kennis. Het probleem dat hier opduikt is dat het gebruik van een deel van die kennis nu gepatenteerd is. In onze analyse hadden die patenten nooit toegekend moeten worden, maar dat is een gepasseerd station. Het beste is om, waar nodig, dit nu nog gepatenteerde deel via verplichte licenties beschikbaar te maken. Deze procedure is (vooral in Europese landen) herhaaldelijk gebruikt in reactie op maatschappelijke kritiek op het patenteren van biomedische resultaten.[xiv] Daarbij maken deze landen gebruik van de al bestaande wetten die het mogelijk maken in te grijpen wanneer patenthouders ingaan tegen het algemeen belang.

Het grote verschil met de researchlaboratoria van de huidige farmaceutische industrie is dat daar gestreefd wordt naar resultaten die gepatenteerd, en dus geprivatiseerd, kunnen worden. Hun strategie is vooral gericht op geneesmiddelen waar een grote, winstgevende markt voor bestaat of voor te creëren is. Het onderzoek in ons voorstel is niet primair gericht op markten en aandeelhouders, maar op het gezondheidsbelang van diverse samenlevingen en de daarbij passende medicijnen.

Een ander belangrijk verschil met de huidige situatie is dat universitaire onderzoeksgroepen, om hun ontdekkingen verder te ontwikkelen en te testen, hun ziel en zaligheid niet meer hoeven te verkopen aan Big Pharma. Als daar nu, in de huidige constellatie, iets veelbelovends wordt ontdekt, moet dit zo snel mogelijk ondergebracht worden bij de grote farmaceutische industrieën, voor verdere ontwikkeling. De door de samenleving gefinancierde onderzoeksresultaten krijgen zij voor een prikje in de schoot geworpen.

Ons voorstel kan van start gaan als op zijn minst een aantal landen meedoet. Dat zal zendingswerk en overredingskracht vergen, waaraan ook de Nederlandse politiek een bijdrage kan leveren. Neem bijvoorbeeld de Europese situatie. Patentwetgeving is een zaak van democratische politieke besluitvorming. De farmaceutische industrieën in Frankrijk, Duitsland en Zwitserland kunnen (en zullen vermoedelijk) proberen het afschaffen van patenten op geneesmiddelen via lobbyen en steekpenningen te saboteren. Maar ze hebben geen enkele formele zeggenschap over een dergelijke beleidswijziging.

Wat nodig is om ons voorstel te laten slagen, is de politieke wil om de geprivatiseerde superwinsten op medicijnen af te schaffen ten bate van het algemeen belang. De groeiende wetenschappelijke en publieke kritiek op het monopolistische misbruik door Big Pharma biedt kansen op een dergelijke verandering. Zo is het huidige systeem van de productie van geneesmiddelen recentelijk vanuit verschillende perspectieven uitvoerig en scherp bekritiseerd.[xv]

Gelukkig zijn de patentsystemen van verschillende landen of regio’s niet identiek en niet wereldwijd geldig. Dit impliceert bijvoorbeeld dat patenten die geldig zijn in de VS niet automatisch van kracht zijn in Canada, Europa, India of China. Het tegenargument dat we eerst moeten wachten op een wereldwijde consensus over de relevante veranderingen gaat niet op. Als bijvoorbeeld Canada, India en de Europese landen medische patenten afschaffen, zullen in deze landen Amerikaanse patenten niet meer geldig zijn en zullen redelijk geprijsde generieke kopieën van de dure Amerikaanse medicijnen hier beschikbaar zijn.

Uiteraard zijn verder onderzoek en debat nodig, en voldoende politieke wil. Wat we met dit artikel willen bereiken is dat dit debat zo snel mogelijk van de grond komt. We moeten af van de fatalistische houding dat Big Pharma en de enorme winsten die zij maken er nu eenmaal zijn en dat we ons daar maar bij hebben neer te leggen.

Noten

[i] Dit artikel is een sterk ingekorte, licht geredigeerde versie van Radder, H. en Smiers, J. (2024). Medical research without patents: It’s preferable, it’s profitable, and it’s practicable. Accountability in research, 1-22. Voor uitvoerige onderbouwing van onze gegevens en argumenten verwijzen we de lezer naar dit digitaal vrij toegankelijke stuk.
[ii] Otjes, S. (2023). Waarom is links zo klein? En wat is daaraan te doen? S&D 80 (6): 7-15 (p. 13).
[iii] We hebben het steeds over medicijnen op recept. Wat de financiële aspecten betreft richten we ons hier op de rijkere landen. Maar een sterke reductie van de prijzen van geneesmiddelen zal natuurlijk ook ten goede komen aan de (nog problematischer) situatie van de armere landen.
[iv] Zie bv. Krimsky, S. (2003). Science in the private interest: Has the lure of profits corrupted biomedical research? Lanham, MD: Rowman en Littlefield; Sismondo, S. (2018). Ghost-managed medicine: Big pharma’s invisible hands. Manchester, UK: Mattering Press; Pieters, T. (2023). The imperative of regulation: The co-creation of a medical and non-medical US opoid crisis. Psychoactives 2: 317-336.
[v] Cosgrove, L. e.a. (2016). Under the influence: The interplay among industry, publishing, and drug regulation. Accountability in research 23 (5): 257–279 (p. 257).
[vi] Zie bijvoorbeeld Robinson, M.D. (2019). Financializing epistemic norms in contemporary biomedical innovation. Synthese 196: 4391-4407.
[vii] Zie de uitvoerige bespreking en beoordeling van zestien verschillende beleidsmaatregelen in Van der Gronde, T. e.a. (2017). Addressing the challenge of high-priced prescription drugs in the era of precision medicine: A systematic review of drug life cycles, therapeutic drug markets and regulatory frameworks. PLoS One 2 (8): e0182613 (pp. 13-24).
[viii] Zie Shulman, S. (1999). Owning the future. Boston: Houghton-Mifflin; Radder, H. (2019). From commodification to the common good: Reconstructing science, technology, and society (hfdst. 3). Pittsburgh: University of Pittsburgh Press.
[ix] Van der Gronde, T. e.a. (2017, 12), a.w. noot 7.
[x] Angelis, A. e.a. (2023). High drug prices are not justified by industry’s spending on research and development. British medical journal 380, e071710: 1-7 (p. 1).
[xi] Baker, D. (2022). Is intellectual property the root of all evil? Patents, copyrights, and inequality. The Great polarization: How ideas, power, and policies drive inequality, geredigeerd door R.L. von Armin en J.E. Stiglitz (275-296). New York: Columbia University Press (p. 286).
[xii] Dat medische patenten vaak en veel bijdragen aan therapeutisch belangrijke innovatie is een veelgehoorde maar omstreden bewering, die niet gesteund wordt door empirische, lange-termijn gegevens. Zie Angelis e.a. (2023, 3-5), a.w. noot 10; en vooral Dosi, G. e.a. (2023). Big Pharma and monopoly capitalism: A long-term view. Structural change and economic dynamics 65: 15–35.
[xiii] Wat wel onderdeel van ons voorstel is, is dat in overeenstemming met de huidige waarden van open wetenschap en verantwoorde innovatie de berekeningen van deze kosten volledig transparant dienen te zijn.
[xiv] Zie Parthasarathy, S. (2017). Patent politics: Life forms, markets, and the public interest in the United States and Europe (pp. 24-25 en 186-187).
[xv] Zie, naast de voorbeelden in het voorafgaande, een recent verslag van de KNAW en de activiteiten van de coalitie Public Pharma for Europe, een grote groep internationale organisaties op het terrein van de gezondheidszorg. Ook tijdens de COVID-pandemie zijn er, onder andere in de Nederlandse kranten, herhaaldelijk zinnige voorstellen gedaan om patenten op de relevante vaccins op te heffen.

Dossiers

Voor een thematisch overzicht van al onze artikelen en publicaties, zie onze dossiers

Steun de Wiardi Beckman Stichting

Veel van onze onderzoeksprojecten en publieke bijeenkomsten zijn mogelijk gemaakt door giften van donateurs. Ook S&D zouden wij niet kunnen maken zonder donaties.