Zowel in het Verenigd Koninkrijk als in Frankrijk won links de verkiezingen. Althans, zo lijkt het bij oppervlakkige beschouwing. Bij nader inzien vallen deze overwinnen tegen en hebben linkse partijen in beide landen vooral geprofiteerd van de opkomst van radicaal rechts.
Ruud Koole
Redacteur S&D, emeritus hoogleraar politieke wetenschappen, voormalig PvdA-voorzitter en senator
Het verschil had niet groter kunnen zijn. De parlementsverkiezingen in het Verenigd Koninkrijk op 4 juli dit jaar resulteerden reeds een paar dagen later in een nieuw kabinet onder leiding van Labour-leider Keir Starmer. Frankrijk, waar de parlementsverkiezingen in twee rondes in dezelfde periode plaatsvonden (30 juni en 7 juli), wachtte een lange zomer zonder nieuwe regering.
Maar er waren ook overeenkomsten. In beide landen was links de grootste geworden. In de Volkskrant sprak Frank Kalshoven van de ‘wederopstanding van links’.[1] In het Verenigd Koninkrijk was de winst van Labour volgens verwachting, al was de omvang ervan groter dan gedacht. In Frankrijk kopten de kranten daags na de tweede ronde juist van een grote verrassing.
Een tweede overeenkomst is dat in beide landen ook extreemrechts flink had gewonnen. In Frankrijk was dat al gebleken in de eerste ronde; in het Verenigd Koninkrijk werd die winst aan het oog onttrokken door de bijzondere werking van het Britse kiesstelsel.
2024: veel verkiezingen, maar niet altijd goed voor de democratie
De Franse en Britse verkiezingen vonden niet in isolement plaats, maar kenden elk wel hun bijzonderheden. Geschat is dat in meer dan zeventig landen, bij elkaar ongeveer de helft van de volwassen wereldbevolking, dit jaar een gang naar de stembus kan maken; 2024 is een superverkiezingsjaar. Dat betekent echter niet dat het goed gaat met de democratie. Het aandeel van de wereldbevolking dat leeft onder een autoritair regiem stijgt. Democratieën verkeren in zwaar weer.[2]
Verkiezingen zijn een voorwaarde voor een democratie, maar dienen vrij, open en eerlijk te zijn. De Russische presidentsverkiezing van maart dit jaar, waar alleen dictator Poetin kon winnen, is een voorbeeld van het tegendeel. Het niet accepteren van een verkiezingsuitslag, zoals recentelijk in Venezuela, is een ander voorbeeld van de anti-democratische trend wereldwijd.
In landen waar wel gesproken kan worden van vrije, open en eerlijke verkiezingen, is echter eveneens een ontwikkeling zichtbaar die op gespannen voet staat met het ideaal van de democratische rechtsstaat: de groei van radicaal- en extreemrechtse partijen.
Na de verkiezingen voor het Europese Parlement in juni 2024 deden maar liefst drie radicaal rechtse fracties hun intree in dat parlement: de Europese Hervormers en Conservatieven (ECR, waarin onder meer de partij Fratelli d’Italia van de Italiaanse premier Giorgia Meloni, de PiS uit Polen en de Nederlandse SGP), Patriotten voor Europa (met onder meer de partij van de Hongaarse premier Orban, de PVV van Wilders en het Franse Rassemblement National van Marine Le Pen), en Europa van Soevereine Naties (met onder meer de extreemrechtse Duitse partij Alternative für Deutschland - AfD). Bij elkaar 187 van de 720 zetels in het Europese Parlement.
Ruim een kwart van de Europarlementariërs behoort tot uiterst rechts. Een grote meerderheid dus niet, zou men geruststellend kunnen zeggen. De president van de Europese Commissie, Ursula von der Leyen, constateerde blijmoedig dat het centrum zich had weten te handhaven. Bovendien is verdeeldheid troef bij Europees radicaal rechts. Maar uiterst rechtse partijen in Europa zijn het laatste decennium duidelijk in opmars.[3]
Dat was zeker het geval in het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk en was natuurlijk ook zichtbaar bij de Tweede Kamerverkiezingen van november 2023, waarbij de PVV van Wilders de grootste partij werd. De verkiezingen in Oostenrijk van 29 september dit jaar, waar de extreemrechtse FPÖ met ruim 29% van de uitgebrachte stemmen de grootse werd, bevestigen dit beeld.
Het was ook het geval bij Duitse deelstaatverkiezingen van 1 september, waarbij de AfD in Thüringen de grootste werd (32,8%) en in Saksen na de CDU tweede (30,6%). De SPD kwam in beide Länder maar net boven de 5%-kiesdrempel uit (6,1% respectievelijk 7,3%). Beter deed zij het op 22 september in ‘SPD-Land’ Brandenburg. Daar groeide de SPD met 4,7% naar 30,9%. Zij profiteerde van veel strategische stemmen van mensen die wilden voorkomen dat de AfD de grootste zou worden. Maar de AfD groeide ook en werd maar nipt tweede (29,2%). De Groenen verloren fors en zakten onder de kiesdrempel (4,1%). Opvallend was dat de AfD in Brandenburg zeer populair was onder jongeren van 16 tot 24 jaar: 31% van de die leeftijdsgroep stemde AfD. Bijna de helft (49%) van de zeventigplussers stemde SPD; van de jongste groep kiezers deed 19% dat.[4]
In België was extreemrechts in Vlaanderen al lange tijd succesvol (de voorganger van Vlaams Belang, Vlaams Blok, werd daar al in 2004 de grootste partij met 24% van de stemmen), terwijl een cordon sanitaire in Wallonië een doorbraak van extreemrechts tegenhield. Dat was ook zo bij de federale verkiezingen in België van juni 2024, die gelijk met de Europese en regionale verkiezingen werden gehouden.
Toch werd in Vlaanderen de Vlaams-nationalistische N-VA van Bart de Weever verrassend de grootste met 25,6%; Vlaams Belang volgde met 21,8%. De sociaal-democraten Vooruit wonnen voor het eerst in jaren weer eens (13%), maar de Waalse zusterpartij, de Part Socialiste, verloor aanzienlijk (van 26% naar 22%) en raakte haar positie als grootste partij in Wallonië kwijt aan de centrumrechtse liberalen in Mouvement Réformateur (MR, 29,6%).[5]
Naar België hoeven we dus niet te kijken voor een wedergeboorte van links. Voor België als geheel probeert Bart de Weever sinds juni als informateur een ‘Arizona-coalitie’ in elkaar te knutselen van liberalen, sociaal-democraten, christendemocraten en zijn eigen N-VA, waarbij het de vraag is hoeveel links geluid daarin te horen blijft.[6]
De Scandinavische landen lieten bij de Europese verkiezingen echter weer een ander beeld zien. Daar won extreemrechts niet en wisten linkse partijen zich staande te houden en soms zelfs te winnen. Specifieke factoren speelden in die landen zeker een rol, maar de verkiezingsresultaten daar lieten volgens het commentaar in de Volkskrant ook zien dat thema’s als sociale rechtvaardigheid en klimaat belangrijk blijven en als een ‘linkse noordenwind’ hoop kunnen bieden aan linkse en groene partijen in heel Europa.[7]
Dat lijkt toch wat overdreven. In geen van de drie Scandinavische landen waar verkiezingen voor het Europese parlement werden gehouden - Noorwegen is geen lid van de EU - veranderde het zeteltal van de sociaal-democraten (5 van de 21 zetels in Zweden; 3 van de 15 in Denemarken; en 2 van de 15 in Finland). De groenen bleven stabiel in Zweden (3 zetels), verloren een zetel in Finland (2 zetels) en wonnen er een in Denemarken (3 zetels). Daarmee werd de groenen in Denemarken als oppositiepartij percentueel zelfs groter dan de sociaal-democraten die met centrumrechts een regering vormen (17% respectievelijk 15,6%).[8]
Radicaal-links deed het goed in Finland (van 1 naar 3 zetels), maar bleef gelijk in Zweden (2 zetels) en Denemarken (1 zetel). De winst van radicaal links in Finland (VAS, verwant aan de Nederlandse SP) was verrassend; het jaar ervoor had de partij bij de parlementsverkiezingen nog de slechtste uitslag ooit gehaald.
Bij elkaar lijkt die ‘linkse noordenwind’ niet erg in kracht te zijn toegenomen. Belangrijker lijkt de constatering dat uiterst rechts in deze Scandinavische landen niet wint. Dat zou wel eens te maken kunnen hebben met het feit dat uiterst rechts in deze landen reeds enige tijd aan de regering heeft deelgenomen en daardoor momentum verliest.[9]
De aanstaande presidentsverkiezingen in de Verenigde Staten in november dit jaar zijn van een andere orde. Het Amerikaanse politieke en electorale systeem is zo anders dan in Europese landen dat vergelijkingen moeilijk zijn. Toch wordt in de Nederlandse media heel veel aandacht aan die verkiezingen besteed. Je zou willen dat verkiezingen in belangrijke Europese landen ook op zoveel belangstelling konden rekenen.
Tot op zekere hoogte is de media-aandacht voor de Amerikaanse verkiezingen overigens wel begrijpelijk. Het maakt voor Europa, en dus ook voor Nederland, nogal wat uit of Donald Trump opnieuw gekozen zal worden of dat Kamela Harris de race naar het Witte Huis wint, in geopolitiek en economisch, maar ook in electoraal-cultureel opzicht.
De late overdracht van de Democratische kandidatuur voor het presidentschap van Joe Biden naar Harris lijkt het electorale speelveld beslissend te hebben beïnvloed. Ineens was daar een optimistische toonzetting in een inclusieve campagne van een gematigd progressieve vrouwelijke en gekleurde kandidaat, die Donald Trump met zijn uiterst rechtse en illiberale opvattingen in de verdediging drong. De Democratische vice-presidentskandidaat Tim Walz wist met één woordje (‘weird’) Trump en zijn uiterste rechtse running mate JD Vance als een stelletje ‘rare gasten’ te kijk te zetten. Nog steeds is winst voor Trump niet uitgesloten, maar winst voor de Democraten is dichterbij gekomen. Wellicht dat dan een progressieve Atlantische wind ook bijdraagt aan optimisme bij progressief Europa.
De Britse verkiezingen en daarna
Het is interessant de recente parlementsverkiezingen en hun gevolgen in het Verenigd Koninkrijk en in Frankrijk nader te bezien. Allereerst het Verenigd Koninkrijk. De Britse Labour Party moest electoraal van ver komen. Aan de recente winst gingen veertien jaar Conservatief bewind vooraf. Lange tijd leek het erop dat Labour niet meer in staat zou zijn de Conservatieven uit Downingstreet 10 te verdrijven.
Nadat Tony Blair in 2007 van het toneel was verdwenen, werd Labour geleid door achtereenvolgens Gordon Brown (tot 2010 premier), Ed Milliband (vanaf 2010), Jeremy Corbyn (vanaf 2015) en Keir Starmer (vanaf 2020). De leiderschapswisselingen volgden steeds op verkiezingsnederlagen. Interne strubbelingen waren voortdurend aanwezig, maar liepen hoog op in de periode van Corbyns leiderschap. Corbyn genoot weliswaar de steun van Momentum, een grote groep jonge radicaal-linkse partijleden, maar verloor steeds meer de steun van zijn collega-fractieleden. Zijn halfslachtige verdediging van het partijstandpunt om binnen de EU te willen blijven, werd hem zeer kwalijk genomen en zou volgens zijn critici hebben bijgedragen aan het succes van ‘Brexit’.
Vlak voor de verkiezingen van 2019 stapte een groep van zeven parlementsleden zelfs uit de fractie, omdat zij meenden zich niet meer in de opstelling van Labour te kunnen herkennen. Die verkiezingen resulteerden in een zware nederlaag, het vertrek van Corbyn en de verkiezing in 2020 door de partijleden van de jurist Keir Starmer, die – net als Kamela Harris – in het verleden hoofdaanklager was geweest. Hij leidde Labour weer meer in de richting van het politieke centrum. Labour wist vervolgens winst te boeken bij lokale verkiezingen, maar Starmer realiseerde een echt grote overwinning bij de parlementsverkiezingen van 4 juli 2024. Twee dagen later betrok hij Downingstreet 10.
De winst van Starmers Labour heeft een mix van oorzaken: een meer gematigde opstelling, de chaos bij de Conservatieven en het Britse kiesstelsel. In vergelijking met Corbyn stelde Starmer zich gematigder op, zeker op economisch terrein, overigens zonder de Brexit opnieuw ter discussie te stellen. Door die meer centristische opstelling heeft hij wellicht een deel van de Conservatieve kiezers kunnen overhalen hun stem op Labour uit te brengen.
Londen 5 juli 2024. Keir Starmer arriveert bij Downing Street nadat Labour de verkiezingen heeft gewonnen en hij is verkozen tot premier. Foto: Sean Aidan CalderBank | Shutterstock.
Maar veel belangrijker lijkt toch dat de kiezers steeds meer moeite kregen met de Conservatieven. Want het was zeker niet zo dat de Conservative Party tegenover Labour een toonbeeld van rust en succesvol beleid was. Ook zij had de jaren daarvoor vele leiders versleten. Vijf premiers in veertien jaar: David Cameron (vanaf 2010), Theresa May (vanaf 2016), Boris Johnson (vanaf 2019), Liz Truss (gedurende één maand in 2022) en Rishi Sunak (vanaf 2022). Leiders die elkaar in de haren vlogen, maar beleidsmatig niet leverden. Get Brexit Done!, bleek niet meer dan een leuze. De nadelige gevolgen van Brexit werden wel zichtbaar.
Publieke voorzieningen kelderden achteruit. En Boris Johnson mag dan als populistisch leider van de conservatieven tamelijk populair zijn geweest, zijn ‘Party-gate’ deed hem de das om. Feestvieren op Downingstreet 10, terwijl van de bevolking tijdens de corona-epidemie vele offers werden gevraagd, werd hem zeer kwalijk genomen. Sunak moest puinruimen.
Toen in het voorjaar van 2024 de Britse economie enige tekenen van herstel leek te tonen, meende Sunak dat direct electoraal te kunnen verzilveren. Hij riep plots verkiezingen uit. Maar de Britten waren de chaos onder de conservatieve leiding nog niet vergeten; in de peilingen liep Sunak achter op Starmer. De afwezigheid van Sunak bij de herdenking van D-day in Normandië nog geen maand voor de verkiezingen, omdat hij een televisie-interview wilde opnemen in het kader van de verkiezingscampagne, was een blunder van de eerste orde, die hem ook bij de eigen achterban zeer kwalijk werd genomen.
De enorme winst die Labour vervolgens behaalde, ligt ook aan het kiesstelsel: een meerderheidsstelsel met districten. In elk district is één van de 650 zetels in het Lagerhuis te winnen. De partij die in een bepaald district de relatieve meerderheid behaalt, wint die ene zetel daar. Dat stelsel van ‘first past the post’ werkt sterk in het voordeel van grotere partijen. Het kan ook leiden tot een grote verschuiving in zetels, terwijl de percentages kiezers van partijen veel minder fluctueren. Labour won ruim 63% van de zetels (411 van de 650), een winst van maar liefst 209 zetels. Starmer staat daarbij op ongeveer gelijk hoogte als Tony Blair in 1997 en 2001 en Clement Atlee in 1945.
Maar de percentages kiezers vertellen een ander verhaal.[10] Want de 63,4% van de zetels werd verkregen met 33,7% van de stemmen. Dat is een lager percentage dan Corbyn haalde in 2017 (40%), Blair in 1997 (43,2%) en 2001 (40,7%), of Atlee in 1945 (48%). Het kiessysteem wordt niet voor niets een meerderheidsstelsel genoemd. Met een derde van de kiezers achter zich heeft Labour zich verzekerd van bijna tweederde van de zetels.
De reden is niet dat Labour het zo geweldig heeft gedaan, maar dat de Conservatieven het zo slecht deden, waardoor Labour met minder stemmen dan in 2019 toch vaker de grootste werd in een kiesdistrict. In 2019 won Boris Johnson nog met 43,6% van de stemmen ruim 52% van de zetels. Sunak behaalde dit jaar slechts 23,7% van de stemmen en 18,6% van de zetels; de laagste percentages ooit in de lange geschiedenis van de Conservative Party. Bij elkaar haalden beide partijen in 2019 nog 75,7% van de stemmen; in 2024 is dit nog slechts 57,4%. Het verlies van de Conservatives is dus vooral naar andere partijen dan Labour gegaan. Maar de percentages stemmen van die andere partijen waren doorgaans te laag om voor de districtszetel in aanmerking te komen.
Die percentages van andere partijen laten onder meer zien dat de radicaal-rechtse partij Reform UK van Nigel Farage slechts 5 zetels haalde, maar wel 14,3% van de stemmen. In 2019 had de voorganger (de Brexit Party) nog helemaal geen zetels behaald en slechts 2% van de stemmen. Het grote verlies van de Conservatives is voor een belangrijk deel toe te schrijven aan het overstappen in alle districten van kiezers van de Conservative Party naar Reform UK. Anders gesteld: de grote winst dankt Labour aan de opkomst van radicaal rechts. Dat is toch iets anders dan een ‘wederopstanding’ van links.
De Franse verkiezingen en de kabinetsformatie
Frankrijk trakteerde de wereld deze zomer op fascinerende en veilige Olympische Spelen, voorafgegaan door een openingsceremonie die een prachtig en krachtig statement was ten gunste van een inclusieve samenleving. In Parijs verdween bij velen de scepsis ten aanzien van die Spelen naar de achtergrond. Dit was het Frankrijk dat men graag aan de wereld wilde laten zien!
President Emmanuel Macron gebruikte de Spelen als argument om de formatie van een nieuwe regering na de verkiezingsuitslag van 7 juli on hold te zetten. Premier Gabriel Attal, partijgenoot van Macron, bleef tot begin september aan, zij het in een demissionaire status.
Dat er tijd nodig was voor de formatie van een kabinet, was na de tweede ronde van de verkiezingen evident. Macron had de verkiezingen uitgeroepen om ‘helderheid’ te verschaffen, maar kreeg van de kiezer een zeer onduidelijk antwoord. Men sprak van chaos en van ‘la grande désillusion politique’.[11] Geen enkele partij of partijcombinatie behaalde een meerderheid in het parlement. Het vormen van een coalitie, waar Frankrijk - anders dan bijvoorbeeld Nederland – nauwelijks ervaring mee heeft, was noodzakelijk geworden. Maar Macron maakte geen haast. Dat versterkte de vraag waarom hij überhaupt de verkiezingen had uitgeroepen.
Op de avond van de uitslag van de Europese verkiezingen (9 juni) had Macron plots aangekondigd dat er een maand later parlementsverkiezingen zouden worden gehouden. In Frankrijk hadden de verkiezingen voor het Europese Parlement een sterke groei laten zien van de extreemrechtse partij van Marine Le Pen, het Rassemblement National (RN; eerder Front National geheten). Die groeide met 7% naar 31,8% van de stemmen. Zij werd daarmee veruit de grootste Franse partij, ruim tweemaal zo groot als de tweede partij, die van Macron.
De aankondiging van nationale verkiezingen sloeg in als een bom. Wat bezielde Macron? Waarom een nationaal parlement ontbinden vanwege een uitslag voor het Europese Parlement? Macron heeft nooit goed uit kunnen leggen waarom hij dit besluit tot ontbinding van de Assemblée Nationale nam. Zijn argument om ‘helderheid’ te verschaffen overtuigde niemand en resulteerde in het tegendeel.
In Frankrijk is het de president die besluit wanneer er parlementaire verkiezingen worden gehouden, als dat maar niet eerder dan een jaar en niet later dan vijf jaar na de vorige verkiezingen gebeurt. Die vorige verkiezingen waren in 2022 gehouden. Er was geen enkele noodzaak om zo snel al parlementsverkiezingen uit te schrijven. Hijzelf zou sowieso als president aanblijven, want zijn mandaat loopt pas in 2027 af. Vrijwel zeker gokte hij erop dat bij een winst van Le Pens partij in de eerste ronde, veel kiezers zich in de tweede ronde achter zijn partij zouden scharen om een absolute meerderheid van RN te voorkomen.
Zo had hij immers al tweemaal de presidentsverkiezingen gewonnen. Zowel in 2017 en 2022 stemde links Frankrijk in de tweede ronde knarsetandend op Macron, om te voorkomen dat Le Pen zou winnen. Macron nam hiermee een grote en volgens velen onverantwoordelijke gok, want de partij van Le Pen was in de winning mood en zou wel eens opnieuw fors kunnen winnen. Bovendien ging het hier om parlementsverkiezingen.
Frankrijk is, net als het Verenigd Koninkrijk, verdeeld in districten (577 in totaal), waar telkens één parlementaire zetel kan worden gewonnen. Anders dan in het Britse systeem moet een kandidaat in de eerste ronde de absolute meerderheid van stemmen achter zich krijgen, wil hij of zij dan al verkozen worden verklaard. Gebeurt dat, dan is een tweede ronde daar niet nodig. Meestal is dat niet het geval. Dan is een tweede ronde noodzakelijk. Maar anders dan bij de Franse presidentsverkiezingen gaan bij de parlementsverkiezingen niet slechts de twee kandidaten met de beste resultaten in de eerste ronde door naar de tweede ronde, maar alle kandidaten die in hun district ten minste 12,5% van de stemmen hebben gehaald. In de tweede ronde geldt dan een relatieve meerderheid.
Zoals te verwachten was, deed Le Pens partij het heel goed in de eerste ronde: zij behaalde ongeveer een derde van de stemmen. In de week tussen beide rondes leidde nerveuse activiteit tot het massaal terugtrekken van kandidaten die derde waren geworden in de eerste ronde om zo tegenover de kandidaat van Le Pens RN slechts één kandidaat te presenteren. Het belangrijkste doel was te voorkomen dat de extreemrechtse partij in een meerderheid van de districten de grootste zou worden.
Bovendien verenigden de linkse partijen zich die week met een haastig opgesteld verkiezingsprogramma onder de gezamenlijk noemer van het Nouveau Front Populaire (NFP), een duidelijke verwijzing naar het linkse Volksfront uit de jaren 1930. Het resultaat van de tweede ronde was inderdaad dat een absolute meerderheid door de partij van Le Pen lang niet werd gehaald.
De ontwikkeling van het Franse partijstelsel is door de voortdurende naamswijzigingen en hergroeperingen vaak moeilijk te volgen. Ik beperk me hier tot de namen van de belangrijkste partijen en combinaties van partijen.
De grote verrassing bij de recente parlementsverkiezingen was dat de nieuwe linkse gelegenheidscombinatie NFP in zeteltal de grootste werd (178), gevolgd door de combinatie Ensemble (150), waarin de partij van Macron, Renaissance, veruit de grootste is. Pas daarna kwam Le Pens Rassemblement National (RN, 125 zetels). De partij Les Republicains (LR, het overblijfsel van wat ooit de machtige Gaullistische partij was) eindigde als vierde met 39 zetels.[12]
Ook hier vertellen de percentages stemmen een ander verhaal: 37% van de Fransen bracht in de tweede ronde een stem uit op de extreemrechtse RN; 25,7% op de linkse combinatie NFP (minder dan haar voorganger in 2022), 23,2% op de combinatie Ensemble van Macron en 5,4% op de rechtse LR.[13] Daarom kan ook hier niet echt van een ‘wederopstanding van links’ worden gesproken.
Bovendien is de NFP een erg losse alliantie van vier linkse partijen van ongelijke grootte en oriëntatie: de radicaal-linkse La France Insoumise (LFI) van Jean-Luc Mélenchon, de Parti Socialiste (PS), de groenen en overig links.[14] Wel zou enigszins van een wederopstanding van de vaak doodverklaarde PS gesproken kunnen worden. Zij wist haar zeteltal meer dan te verdubbelen. Dat was ook al zichtbaar bij de Europese verkiezingen dit jaar toen de PS met Raphael Glucksmann bijna 14% van de stemmen haalde.
Tot verbijstering van NFP schreef Macron begin juli in een brief aan zijn landgenoten dat volgens hem niemand de verkiezingen had gewonnen. Was de linkse NFP niet de grootste geworden? Maar Macron stelde droogjes vast dat geen enkele partij of combinatie een absolute meerderheid had gehaald. Door middel van compromissen moest volgens hem geprobeerd worden om tot een Europees en rechtsstatelijk georiënteerde samenbundeling (rassemblement) te komen die die basis zou kunnen vormen voor een coalitieregering.[15] Dat kost tijd en daarom stelde hij de regeringsvorming uit tot na Olympische Spelen.
Macron mag in Nederland bekend staan als een D66- of Volt-achtige politicus, in Frankrijk wordt hij zwaar bekritiseerd om zijn arrogante, regenteske gedrag en het volgens zijn tegenstanders ter linker- en ter rechterzijde neoliberale beleid ten gunste van de rijken. Hij heeft nooit een overtuigend antwoord kunnen formuleren op de beweging van de gele hesjes, waarmee hij werd geconfronteerd. Zijn populariteitscijfers zijn laag. Nog maar 26% van de Fransen ziet hem als een goede president - in 2017 was dat nog 64%.[16]
Macrons aanvankelijke succes in 2017, toen hij met een nieuwe politieke beweging in het midden het door twee blokken gedomineerde partijstelsel verpulverde, heeft zich nooit meer herhaald. Het zeteltal van zijn Ensemble kelderde van 457 in 2017, via 245 in 2022, naar 150 nu.
De zetelverdeling in de Assemblée Nationale laat nu grofweg een driedeling zien: links, rechts, extreemrechts. Met de laatste wil niemand samenwerken, behalve de kleine rechtse Les Republicains. Macrons partij, wil net als LR, ook niet samenwerken met de radicaal-linkse LFI van Mélenchon.
De linkse combinatie Nouveau Front Populaire hield vooralsnog de gelederen gesloten en presenteerde een linkse, maar partijloze hoge ambtenaar als premierskandidaat voor een nog te vormen coalitie. Maar het is in Frankrijk de president die de premier benoemt en net zomin als in Nederland bestaat er een constitutioneel recht van de grootste partij op het premierschap. Macron wees deze linkse kandidaat af, want - zo redeneerde hij - een coalitie met LFI erin zou direct geconfronteerd worden met een motie van wantrouwen die op een meerderheid kon rekenen. Anders gesteld: zolang de linkse gelegenheidscoalitie NFP (met daarin LFI) in tact zou blijven, was regeringsdeelname van linkse partijen uitgesloten. De linkse oppositie verweet Macron ondemocratisch gedrag: een president die geen meerderheid heeft in het parlement moest volgens haar gewoon de grootste partij het initiatief geven bij de formatie. Maar ook dat ligt constitutioneel niet vast.
Macron hamerde op stabiliteit en die zou er volgens hem niet zijn wanneer LFI onderdeel zou zijn van een voorstel voor een regeringscoalitie. Hij wilde echter toch vooral dat zijn beleid, inclusief de verhoging van de pensioenleeftijd, niet al te zeer ter discussie zou worden gesteld. Dat doel strookte echter niet met de verkiezingsuitslag.
Begin september benoemde Macron de voormalige Brexit-onderhandelaar namens de EU, Michel Barnier, tot premier. Ruim twee weken later presenteerde deze zijn centrumrechtse kabinet met voornamelijk ministers van zijn eigen partij en die van Macron. Of deze zet tot stabiliteit zal leiden, is zeer de vraag. Links reageerde direct zeer afwijzend. Méchelon van het radicaal-linkse LFI zei zelfs dat de verkiezing gestolen was. De leider van de socialisten, Olivier Fauré, sprak van een regiemcrisis.
Metz, 7 september 2024. Demonstratie van het Nouveau Front Populaire (NFP) na de benoeming van Michel Barnier als premier. Barnier komt van LR — een kleine rechtse partij — die als enige samenwerking met extreemrechts niet had uitgesloten. Foto: Jean-Marc Richard | Shutterstock.
Het was inderdaad tamelijk provocerend om met Barnier iemand te benoemen van een kleine rechtse partij (LR) die als enige samenwerking met extreemrechts niet had uitgesloten. Belangijker is nog dat met de benoeming van Barnier het lot van een centrumrechtse minderheidscoalitie in handen is komen te liggen van Marine Le Pen, ook al neemt zij niet deel aan de regering. Want links heeft al gezegd achter een motie van wantrouwen tegen dit kabinet te gaan staan. Le Pen zal zo’n motie waarschijnlijk niet gelijk steunen, maar dat pas doen wanneer dat voor haar partij opportuun is. Het resultaat is een invloedrijke positie van de extreemrechtse RN, terwijl de tweede ronde van de verkiezingen nu juist volledig draaide om het weren van extreemrechts uit het regeerkasteel. Links staat voorlopig buiten spel.
Lessen voor links in Nederland?
Van een wederopstanding van links in het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk kan dus niet worden gesproken. En dat is evenmin het geval in de rest van Europa, al zijn er lichtpuntjes. In enkele Europese landen (Groot-Brittannië, Duitsland, Spanje, Denemarken en Malta) neemt links aan de regering deel en levert zij zelfs de premier. Dat zijn allemaal sociaal-democraten.
De winst voor Vooruit in Vlaanderen en die van de Franse PS bij de Europese verkiezingen zijn voorbeelden van linkse vooruitgang, maar dat is eerder opkrabbelen dan een wederopstanding. Immers, het verlies van eerdere jaren is nog lang niet goed gemaakt. Datzelfde geldt voor de lijst Groenlinks/PvdA in Nederland, die in 2023 weliswaar een beter resultaat (15,7%) haalde dan de twee partijen bij elkaar in 2021 hadden behaald (10,9%), maar dat komt niet in de buurt van wat de PvdA nog alleen in 2012 had behaald (24,8%). Maar opkrabbelen is een begin.
De snelle inhaalslag die Labour wist te maken kan enige jaloezie opwekken. De roep om ook in Nederland een meerderheidsstelsel zoals in het Verenigd Koninkrijk in te voeren, bijvoorbeeld om de steeds meer geïndividualiseerde samenleving van een institutioneel tegenwicht te voorzien dat werkbare politieke meerderheden dichterbij brengt, is soms weer te horen. Maar daar is waarschijnlijk geen meerderheid voor te vinden, ook al omdat in Nederland velen hechten aan evenredigheid bij de toedeling van zetels, die in het Britse kiesstelsel nu eenmaal ontbreekt. Bovendien zou het veel tijd vergen door de noodzakelijke grondwetswijziging en brengt het zeker niet automatisch een linkse meerderheid dichterbij.[17] De PVV zou vorig jaar in een dergelijk stelsel waarschijnlijk een absolute meerderheid hebben verkregen.
De groei van extreemrechts in Europa is wel duidelijk: in Frankrijk en in het Verenigd Koninkrijk, maar ook in vele andere landen. Paradoxaal genoeg profiteerde links in sommige landen daar ook van: door de strategische stem tegen extreemrechts zoals in Nederland, Frankrijk en Brandenburg gebeurde, of omdat de voornaamste tegenstrever daardoor in vele kiesdistricten kleiner werd, zoals de Britse verkiezingen lieten zien.
Alleen in de Scandinavische landen was dat bij de Europese verkiezingen niet te zien, ook al was daar van een groei van links nauwelijks sprake. Links was daar, ondanks de opkomst van extreemrechtse partijen de laatste decennia relatief groot gebleven. In Denemarken ook omdat de sociaal-democratische partij daar op het gevoelige immigratie-dossier extreemrechts de loef af stak.
Voor de PvdA en andere linkse partijen in Nederland is dat echter geen les om te volgen. Ten eerste, omdat dit gedachtegoed zich slecht verhoudt met de waarden waar links in Nederland voor staat. Ten tweede, omdat dit kopiegedrag door mainstream partijen nu juist het gedachtegoed van extreemrechts helpt normaliseren. Ten derde, omdat Denemarken bij de totstandkoming van het verdrag van Maastricht in 1992 bij de EU een opt-out heeft bedongen voor onder meer asiel- en immigratiebeleid, waardoor het land niet gebonden is aan Europese regels op dit terrein. Nederland is dat wel.[18]
Er zit voor links in Nederland niets anders op dan te proberen met een klinkend, optimistisch verhaal, dat de zorgen van gewone mensen serieus neemt en van realistische oplossingen voorziet meer kiezers te overtuigen. De opkomst van extreemrechts moet niet worden bestreden door hun nadruk op migratie over te nemen, ook al wordt die nadruk voorzien van een duidelijk progressieve invulling (dat laatste moet ook), maar juist door de achterliggende problemen op het gebied van onder meer volkshuisvesting, zorg en onderwijs, centraal te stellen en van overtuigende antwoorden te voorzien. Die antwoorden zullen gebaseerd moeten zijn op degelijke analyses van welke type samenleving en welk type economie in Nederlands en Europees verband nodig zijn om een menswaardig bestaan voor iedereen in een veilige en gezonde omgeving dichterbij te brengen. Hopelijk kan een ‘progressieve Atlantische wind’ uit de Verenigde Staten Europa in november daarbij een duwtje in de rug geven.
Noten
[1] Frank Kalshoven (13 juli 2024). Links maakt – ondanks zichzelf – een wederopstanding door in Europa. Column ‘Het spel en de knikkers’ in: de Volkskrant.
[2] Er zijn verschillende democratie-indexen, zoals van het V-Dem-Institute en van The Economist. De percentages verschillen, maar de trend is dezelfde. In de ranking van IDEA van september 2024 staat Nederland zesde op de lijst van 173 landen voor wat betreft ‘vertegenwoordiging ‘ en vijftiende qua ‘rechtsstaat’. Zie ook: de Volkskrant, 19 februari 2024.
[3] Matthijs Rooduijn et al. (2024). The PopuList: A Database of Populist, Far-Left, and Far Right Parties Using Expert-Informed Qualitative Comparative Classification (EiQCC). In: British Journal of Political Science (2024), 54, pp. 969-978, Figure 2 (p. 976). Zie ook: NRC 24 juli 2024.
[4] René Bocksch (23 september 2024). Verkiezingen in Brandenburg: AfD wint onder jongeren, SPD onder ouderen. Statista.
[5] De Morgen (10 juni 2024). Verkiezingen 2024: bekijk hier alle uitslagen en resultaten in kaart en grafiek.
[6] De term ‘Arizona-coalitie’ is een verwijzing naar de vier kleuren van de vlag van deze Amerikaanse staat, die corresponderen met de kleuren van deze vier Belgische politieke richtingen.
[7] De Volkskrant, 11 juni 2024.
[8] De Deense naam van de partij is Socialisk Folksparti (Socialistische Volkspartij). In het Europees Parlement maakt zij deel uit van de fractie van de Greens – European Free Alliance. Vanaf 2022 noemt de partij zich in het Engels ‘Green Left’.
[9] Opmerking Deense politicologe Marlene Wind in The Guardian, 11 juni 2024.
[10] Cijfermatige gegevens in deze paragraaf zijn hoofdzakelijk ontleend aan: Elise Uberoi et al (28 januari 2020). General Elections 2019: results and analysis. House of Commons Library, briefing paper, number CBP 8749; Richard Crackwell en Carl Baker (18 juli 2024). General election 2024 results. House of Commons Library, Research briefing.
[11] Bruno Amable (2024). ‘La grande désillusion politique’. Le Monde Diplomatique, pp. 1-2.
[12] Verschillende bronnen geven (enigszins) afwijkende cijfers. Hier is gebruik gemaakt van de opgave van het Franse ministerie van binnenlandse zaken. NFP heet daar nog: UG Union de la Gauche. Het aantal zetels per fractie volgens de website van de Assemblée Nationale wijkt daar enigszins van af door de bijzondere manier waarop fracties kunnen worden samengesteld.
[13] In 2022 deed verenigd links mee onder de naam Nupes (Nouvelle union populaire, écologique et sociale), dat toen in de tweede ronde 31,7% van de stemmen haalde.
[14] De vier in NFP verenigde partijen hebben volgens de website van de Assemblée Nationale samen 193 zetels, die als volgt zijn verdeeld: 72 voor de radicaal-linkse La France Insoumise (LFI) van Jean-Luc Mélenchon; 66 voor de Parti Socialiste (PS); 38 voor de groenen en 17 voor overig links.
[15] Le Monde, 12 juli 2024.
[16] Statista (26 juni 2024). Évolution de la cote de popularité d'Emmanuel Macron comme président de la République en France de mai 2017 à juin 2024.
[17] Zie de columns van Joop van den Berg Afscheid van de evenredige vertegenwoordiging (23 augustus 2024) en van Bert van den Braak Alle kiesstelsels hebben gebreken (30 augustus 2024) op de website parlement.com.
[18] Het verkrijgen van een dergelijke opt-out is voor Nederland - zeker op korte en middellange termijn - niet mogelijk, aldus VVD-staatssecretaris Eric van der Burg in een Kamerbrief van 15 februari 2024.