Nu het debat over ‘het multiculturele drama’ en de ‘islamisering van de samenleving’ wat is geluwd, tekent zich een nieuwe maat-schappelijke scheidslijn af.
Ditmaal is het de (aanstaande) strijd tussen de generaties die de gemoederen in beroering brengt. Beide tegenstellingen vertonen enkele opmerkelijke parallellen, maar ook nadrukkelijke verschillen. Net als de grens tussen autochtoon en allochtoon nooit overschreden kan worden — tenzij je emigreert — blijf je je hele leven tot dezelfde generatie behoren. Opnieuw is een van de stenen des aanstoots dat de ene groep een veel groter beroep doet op de publieke voorzieningen, waarvoor de andere groep de lasten moet dragen. Maar waar velen er nog schande van spraken toen Geert Wilders wilde laten uitrekenen hoeveel de immigranten ‘ons’ hebben gekost, lijkt niemand er zich druk om te maken dat voor de verschillende generaties een soortgelijke kosten-batenrekening wordt opgesteld.
Zoals altijd bij maatschappelijke conflicten wordt de tegenpartij vooral in stereotypen gekarakteriseerd. Ouderen — en dan gaat het toch vooral om de babyboomers — zijn profiteurs, die in de hoogtijdagen van de verzorgingsstaat maximaal voordeel hebben gehad van de publieke voorzieningen, die, nu de
jongere generatie er een beroep op wil doen, niet langer betaalbaar blijken. Jongeren zijn individualistisch en denken alleen aan hun eigenbelang (‘what’s in it for me’), waardoor de maatschappelijke solidariteit afbrokkelt.
Uiteraard worden de tegenstellingen tussen beide groepen zoveel mogelijk aangescherpt, zodat er geen misverstand over kan bestaan wat er op het spel staat. Voor nuances is geen plaats. Eén tegenstelling wordt uitvergroot en andere tegenstellingen worden genegeerd. Als de media bijna dagelijks berichten over de belangentegenstelling tussen jongere en oudere generaties, is het niet verwonderlijk dat velen menen dat dit de belangrijkste maatschappelijke scheidslijn is.
De lezer die deze mening is toegedaan, zal door het artikel van Lex Burdorf in deze S&D hopelijk de ogen worden geopend voor een geheel andere tegenstelling, dwars door de generaties heen. Een van de minst opgemerkte tegenstellingen in ons land betreft het verschil in gezondheid en levens-verwachting tussen hoog- en laagopgeleiden. Hoogopgeleiden leven gemiddeld zes à zeven jaar langer dan laagopgeleiden. Het verschil in gezonde
levensjaren loopt zelfs op tot zo’n veertien jaar! Als je dit omrekent naar de totale pensioenuitkering die laagopgeleiden naar verwachting zullen ontvangen in vergelijking met hoogopgeleiden, verbleken zelfs de meest pessimistische berekeningen over de te verwachten pensioenen van de jongere generaties hierbij. Terwijl we ons blindstaren op de wat minder gunstige pensioenvooruitzichten voor jongere generaties, sluiten we de ogen voor de veel schrijnender ongelijkheid die zich nu al voordoet binnen de generaties.
Helaas leent deze kwestie zich niet voor pakkende oneliners en simpele oplossingen. Integendeel, ze roept pijnlijke vragen op over de verantwoordelijkheid van de laagopgeleiden zelf — zoals een ongezonde leefstijl. Voor je het weet worden de slachtoffers zelf als schuldigen gebrandmerkt. Maar een sociaal-democratische partij die zich laat meeslepen in de modieuze generatiestrijd en met een grote boog om de klassieke tegenstelling tussen kansarmen en kansrijken heen loopt, zou haar naam niet waard zijn.