Het huis waar ik de laatste vijftig jaar woon, staat niet aan de openbare weg. Als ik naar de brievenbus loop om de krant of de post te halen, maak ik 452 passen. Vijftig jaar geleden stond de brievenbus op enkele meters van het huis.
Ooit, ik weet natuurlijk niet precies wanneer, zijn de regels veranderd. Ik ontving een briefje van de PTT over efficiency, de brievenbus zou aan de openbare weg geplaatst worden. De 452 passen kwamen niet ter sprake. Ik herinner me wel dat het me niets kon schelen, ik dacht nooit aan de toekomst, ik dacht dat men zo langzaam ouder werd dat het niet waarneembaar zou zijn. Nu ik 83 ben geworden, vraag ik wel eens aan de dokter wat ik moet doen, hoe ik moet leven. Hij begint zijn riedeltje altijd met: *Bewegen! Minstens een uur per dag wandelen.* Dat doe ik dus. Ik woon in een streek met veel landgoederen waar je mag lopen als je je aan de regels houdt. Vorige week ontdekte ik er een waar ik nog nooit geweest was. Ik gebruik nooit een kaartje, ik probeer een nieuw gebied op eigen wijze af te tasten, wat veel tijd kost. Na enige keren ontdekte ik op de parkeerplaats een bijzondere sportauto van een onbekend merk. De man die erbij hoorde was net als ik terughoudend, maar toen hij bij het wegrijden bijna mijn eenvoudige auto raakte, kwamen we toch aan de praat. Het was hem opgevallen dat ik het terrein als nieuweling niet erg efficiënt onderzocht. Hij had gelijk, ik wilde het landgoed op een natuurlijke wijze ontdekken, ook al kostte dat tijd. Voor alle zekerheid schreef ik thuis een gedicht van Frank Koenegracht op een papiertje. Ik houd ervan als poëzie gebruikt kan worden in het dagelijks leven.
Toen ik de man met de sportauto weer eens trof op de parkeerplaats van het landgoed, las ik het hem voor.
Men kan zich …
Men kan zich in een vreemd land bv
nutteloos gaan uitsloven, zich gaan
bedienen van de taal en zelfs gesprekken
uitlokken in de openbare vervoermiddelen
om erger te voorkomen.
Ik herhaal: men kan zich natuurlijk best
nutteloos gaan uitsloven. Maar kijkend
uit de ramen wandelen er slechts enkele
goed uitziende heren door de straat.
Zij bezitten zoveel voeten dat zij
onmogelijk kunnen omwaaien, maar ze
bewegen zich te snel om nuttig gebruik
te kunnen maken van hun luwte. Men kan
zich in een vreemd land nutteloos gaan
uitsloven.
In Amsterdam woonde een buurjongen die na het conservatorium met zijn viool ging zwerven. Hij is oud geworden, hij heeft nooit meer iets gedaan wat hij niet wilde, de viool hield hem in leven. Hij had een broer die ik ook kende. Hij was iets jonger. Die is beroepsmilitair geworden. Denk aan Timur Lenk, Agamemnon, Marcus Aurelius, soldaten in sombere tenten aan de grenzen van het rijk. De geur van Afghanistan, zand, kamelen, stinkende cellen, penetrante dood, opium en hoge passen.
Dit alles hoort bij de grabbelton van mijn leven.