Aan de Europese verkiezingen en de daaraan voorafgaande campagne heb ik een onbevredigend gevoel overgehouden. Het ging veelal over meer of minder Europa en nauwelijks over de koers. Veel kiezers gaven uiting aan hun onvrede door op anti partijen te stemmen; nog meer bleven simpelweg thuis.
Dat de krachtsverhoudingen in het EP niet veel veranderd zijn, mag daarom niet worden uitgelegd als een overwinning van de meer-partij zoals wel is gesuggereerd. Het mag in Nederland dan ‘meegevallen’ zijn, kijken we naar Frankrijk of Groot Brittannië dan wordt de opmars van de anti’s echt zichtbaar. De EU is niet onbeschadigd uit deze verkiezingen gekomen. Er is werk aan de winkel. Dat debat barstte deze week al los met de Europese top waar over de prioriteiten voor de komende jaren gesproken is.
Twee belangrijke deelnemers aan dit beraad gaven ferme schoten voor de boeg. Zowel de Franse president Hollande als de Brit Cameron willen minder: minder bezuinigen om meer in de economie te kunnen investeren in het geval van Frankrijk en minder Brussel als Londen zijn zin krijgt. Legt men de oor te luister bij andere lidstaten dan klinkt ook daar dat Brussel zich moet gaan concentreren op hoofdzaken. De komende weken wordt er niet alleen gesproken over de topbanen maar ook over het inhoudelijk programma van de nieuwe Europese Commissie. Zowel waar het om de inhoud als om de benoemingen gaat, zullen de regeringsleiders een signaal willen geven dat ze ‘het’ begrepen hebben. Maar ze hebben daarbij het Europees Parlement nodig, waar nu al tegenovergestelde conclusies worden getrokken omdat daar bij de grote fracties vooral wordt benadrukt dat de pro-Europeanen nog steeds een grote meerderheid vormen. Ik ben benieuwd wie de komende confrontatie gaat winnen.
Net als elders kregen de verkiezingen in Nederland – in de media - wel meer aandacht dan vijf jaar geleden en dat verklaart mede de iets hogere opkomst in de EU als geheel (van 43% naar 43,9). Veel is dat niet maar – inderdaad - het had ook andersom kunnen uitpakken. Een trendbreuk? Dat beweren de partijkandidaten voor het voorzitterschap van de Europese Commissie welhaast in koor. Hun optreden zou de opkomst positief beïnvloed hebben. Dat gaat me bij zo’n geringe stijging iets te ver. De SPD heeft geprofiteerd van de prominente positie van Martin Schulz in Europa - die ging in zijn campagne overigens nogal ver met een advertentiecampagne waarin de Duitse kiezer erop werd gewezen dat wanneer ze een ‘Duitse’ voorzitter van de Europese Commissie wilden, ze op de SPD kandidaat moesten stemmen. In Nederland trokken de ‘Spitzenkandidaten’ weinig aandacht. En dat schijnt in de meeste landen van de EU het geval geweest te zijn. Alleen in het Brusselse wereldje was men er opgewonden over.
Niettemin eiste één van de kandidaten na afloop dat we in 2019 de Commissievoorzitter rechtstreeks gaan verkiezen. Het is maar zeer de vraag of de EU daarin veel trek zal hebben. Dat zou echt ‘meer’ Europa van de bovenste plank zijn en zeer tegen de borst stuiten van de ‘minder’ vleugel en ook van de middenpartijen (van zowel meer als minder) die liever een pas op de plaats maken. De trend in Nederland is in ieder geval niet meer Europees Parlement maar juist meer invloed van de nationale parlementen op het beleid van de EU – de Tweede Kamer eiste nog zeer recent bij motie dat deze in de toekomst EU wetgeving moeten kunnen blokkeren.
Was het experiment met de Europese top kandidaten electoraal duidelijk een succes geweest dan had een discussie over een zo’n verdragswijziging misschien voor de hand gelegen. Nu dat niet het geval was, hebben de voorstanders nog de kans in de praktijk te bewijzen dat hun methode in ieder geval werkt – dat het Europees Parlement bepaalt wie de voorzitter van de Europese Commissie wordt. Het spel daaromheen is deze week begonnen. Het Europees Parlement eist dat de Europese Raad de kandidaat van het parlement zal accepteren.
De Luxemburger Jean-Claude Juncker mag als eerste namens het EP een gooi doen. Maar zijn succes is zeker niet gegarandeerd. Hij moet de steun van de Europese Raad zien te krijgen. Die heeft voorzitter Van Rompuy op pad gestuurd om het EP te sonderen over de postenverdeling en het werkprogramma van de nieuwe Europese Commissie. De regeringsleiders hebben zich echter nog nergens op vastgelegd. Men neemt de tijd.
Juncker mag voor zichzelf gaan pleiten maar heeft geen harde toezeggingen van de politieke fracties gekregen dat ze hem ook tot het eind zullen steunen. Zelfs al zou hij de Europese Raad achter zich krijgen, moet hij vervolgens nog een meerderheid in het EP zien te vinden. De sociaaldemocraten hebben al aangekondigd dat zij dan in ieder geval met zware inhoudelijke eisen zullen komen. In die kring zal men ongetwijfeld niet treuren als de Luxemburger faalt. Misschien is dan Martin Schulz aan de beurt. Onenigheid ligt dus op de loer in het Europees Parlement. Die zou een voorwendsel kunnen bieden aan de Europese Raad om dan maar met een eigen kandidaat – met een minder pro-Europees profiel – op de proppen te komen. Mocht dit de uitkomst zijn en geen van de ‘Spitzenkandidaten’ door de regeringsleiders worden voorgedragen, is het experiment – een stap richting meer - als zodanig mislukt. In 2019 zal men er dan weinig trek meer in hebben.