De PvdA kent een lange traditie van beginselprogramma’s. Het eerste verscheen in 1947, het laatste is het Beginselmanifest uit 2005. Sociaal-democraten kunnen altijd terugvallen op hun beginselen. Maar bedoelen we er altijd hetzelfde mee? Hoe leg je uit waar de PvdA voor staat zonder het alleen te hebben over concrete maatregelen, zoals een Prins Bernhard-belasting of meer geld voor het onderwijs? In deze serie vragen we telkens een auteur om te schrijven over het beginsel dat hij of zij het belangrijkste vindt.
Door: Maarten van den Bos
Algemeen secretaris Banning Vereniging, fractievoorzitter PvdA Lingewaard en kandidaat-Kamerlid
‘Daar lopen toch altijd dezelfde lui’, zei de man toen ik hem vroeg of hij wel eens bij een van de wijkbijeenkomsten geweest was. Na een rondleiding in een wijk door een bewonerscomité, opgericht omdat mensen vonden dat er voor de extra parkeerplaatsen die in de wijk nodig waren te veel bomen moesten sneuvelen, sprak hij me aan. Hij had me wel zien lopen, rode jas aan. Ik moest niet naar die boomknuffelaars luisteren, de ambulance kan er niet eens fatsoenlijk door omdat er overal maar auto’s stonden. Schots en scheef. ‘Als je een tak van zo’n boom op je kop krijgt, bloed je dood voor ze je kunnen komen helpen.’
Gevat antwoord, vond ik wel. Hij ook. Maar op de vraag waarom hij nooit naar een wijkbijeenkomst was geweest om mee te praten over de inrichting van de in de jaren zeventig naar de mode van toen ontworpen wijk was hij duidelijk. In zijn ‘daar lopen toch altijd dezelfde lui’ zat een dubbele boodschap. Daar waren mensen die serieus genomen werden, die het mooi wisten te zeggen, die boosheid wisten te verpakken in nette volzinnen. Daar waren zij, en hij dus niet.
Democratie is een ingewikkeld begrip. Iedereen heeft er wel een beeld bij, maar het blijft moeilijk uit te leggen wat nu precies de kern is. Toch is het al jarenlang onderdeel van wat we onze beginselen noemen. ‘Vrijheid, democratie, rechtvaardigheid, duurzaamheid en solidariteit, dat zijn de idealen van de sociaal-democratie’, lees ik in het eerste artikel van ons geldende Beginselmanifest.
Mooie woorden, daar wil ik wel voor staan. Maar hoe doe je dat, staan voor democratie? Voor de wet zijn we allemaal gelijk, ieders stem weegt even zwaar. Maar werkt het in de praktijk ook zo? Bij verkiezingen natuurlijk wel. Als ik ga stemmen, krijgt mijn stem eenzelfde gewicht als die van mijn buurman. Maar verkiezingen zijn er maar eens in de paar jaar en democratie is er elke dag. Althans, dat is de bedoeling.
En dat is natuurlijk in belangrijke mate ook zo. Ik mag zeggen wat ik wil, doen wat ik wil en zijn wie ik ben. Binnen de grenzen van de wet, en die wet maken we samen. Maar dat is nog niet alles. Behalve dat ik van alles mag, moet ik ook behoorlijk veel. De regels kennen, ernaar leven, zelfbewust, zelfredzaam en zelfstandig zijn. Een bijdrage leveren. Het beeld van ons, moderne mensen is nogal abstract en dwingend. Als ik niet naar die inspraakavond kom, ben ik het er blijkbaar mee eens.
Op zichzelf is daar natuurlijk veel voor te zeggen. Maar werkt het andersom ook zo? Als de overheid van iedereen zelfredzaamheid en betrokkenheid verwacht, mogen we dan ook niet wat meer van die overheid verwachten? Als ik dan ergens wat van wil vinden, waar moet ik dan zijn? Procedures zijn ingewikkeld, loketten moeilijk vindbaar, formulieren onoverzichtelijk en brieven schier onleesbaar.
Toen ik ooit een moeder aan haar keukentafel vroeg om de briefwisseling met de gemeente over het persoonsgebonden budget van haar dochter, legde ze met een milde glimlach een dikke ordner op tafel. Het bijeengebonden papier las als een komische lofzang op wederzijds onbegrip, ware het niet dat het ging om een meisje van twaalf dat zich niet zelfstandig kon aankleden. Ze had liever niet dat steeds weer iemand anders hielp op de dagen dat haar moeder vroege dienst had.
Als we het hebben over ongelijkheid, dan gaat het vaak over verschil dat in cijfers valt uit te drukken: inkomen, vermogen. En dat is goed, daar moet het ook over gaan. Maar dat wat cijfers niet vertellen, is vaak net zo belangrijk. Tussen de mensen die weten hoe ze iets gedaan krijgen, die als vanzelf serieus genomen worden, die de brieven snappen en hun antwoord klaar hebben en de mensen voor wie dat niet zonder meer het geval is, gaapt een groeiende kloof.
Voor een sociaal-democratie die menselijke waardigheid als uitgangspunt kiest, is die kloof onacceptabel. Een overheid die er niet is voor iedereen is geen overheid. Of, zoals ik het tegen de man van de bomen zei: u woont hier en heeft dus het recht om er iets van te vinden. Het aanbod een keer samen te gaan sloeg hij af, hij zou het er maar een keer op wagen. De bevestiging dat ieders mening telt was in dit geval voldoende.
Of de man ooit naar een inspraakavond geweest is om zijn mening naar voren te brengen weet ik niet. De vrouw van de ordner kreeg het persoonsgebonden budget, misschien mede omdat ik als gemeenteraadslid de verantwoordelijk wethouder vroeg of hij zin had in vragen in de raad over het aankleden van haar dochter. Wat beiden gemeen hebben, is dat ze alleen met een beetje hulp kunnen meedoen in wat we met een mooi woord democratie noemen. In dat ingewikkelde proces van luisteren en gehoord worden, van zeggenschap en meedoen, van accepteren en doorvragen.
Een sociaal-democratie zonder democratie is niet meer dan een belangenbeweging voor beter loon en vast werk. En dat is belangrijk, maar niet alles. Serieus genomen worden, begrepen worden, voor vol worden aangezien. Dat is helaas niet voor iedereen vanzelfsprekend. Tegen die man die boos was op de boomknuffelaars in zijn buurt had ik achteraf nog duidelijker willen zeggen dat zijn frustratie terecht is. Want geen gelijk krijgen, dat kunnen mensen vaak prima accepteren, zolang ze maar het gevoel hebben dat er naar hen geluisterd is. En juist dat mag niet voorbehouden zijn aan een specifieke groep. Democratie is immers per definitie van iedereen