Een uitgestrekt omheind weiland, niet ontsierd door windmolens, waarin ontelbare koeien grazen en poepen, doorkruist door asfalt waarover hardwerkende burgers zich in hun benzineauto met 130 kilometer naar hun werk spoeden, terwijl aan de hemel het ene na het andere vliegtuig dat van Schiphol is vertrokken, landgenoten naar hun vakantiebestemming brengt om even niet geconfronteerd te worden met de haveloze gelukzoekers die zich in tentjes op hun stoep hebben genesteld, in de hoop in exotische oorden nog een beetje ongerepte natuur te vinden.
Zo ziet, in een notendop, het prachtige Nederland eruit waarop we weer trots kunnen zijn als de vier coalitiepartijen hun zin krijgen. Als drie one-issuepartijen en een partij die koortsachtig op zoek is naar haar identiteit een regeerakkoord opstellen, is het misschien onvermijdelijk dat zij vooral aandacht besteden aan hun stokpaardjes. Het betekent wel dat de aandacht die het hoofdlijnenakkoord aan maatschappelijke problemen besteedt omgekeerd evenredig is aan de omvang daarvan. Asiel en migratie, landbouw, rechtsstaat en binnenlandse veiligheid krijgen meer dan de helft van het 26 pagina’s tellende akkoord. Bestaanszekerheid, het thema van de verkiezingscampagne, moet het met één pagina doen, die uitblinkt in vaagheid. De meest concrete maatregel – de halvering van het eigen risico in de zorg – wordt pas in 2027 ingevoerd. Tegen die tijd vertrekt het kabinet alweer, als het al niet eerder is gevallen.
Termen die je in zo’n paragraaf over bestaanszekerheid zou verwachten, zoals AOW, pensioen, bijstand en flexibel werk, schitteren door afwezigheid. Sowieso gaat het hoofdlijnenakkoord nauwelijks over de arbeidsmarkt en sociale zekerheid. Met de adviezen van de commissies die zich het afgelopen jaar over het sociaal minimum en het arbeidsongeschiktheidsstelsel hebben gebogen, wordt niets gedaan.
Voor de oppositie is de verleiding groot om haar pijlen te richten op wat er wel in staat: de voorstellen op het gebied van migratie, landbouw, natuur en klimaat. Er is ook alle reden om die scherp te bekritiseren. Maar een akkoord dat de belangrijkste sociaaleconomische problemen bijna onaangeroerd laat, biedt ook kansen. Als het kabinet echt ‘extraparlementair’ wordt – wat op het moment van schrijven nog onduidelijk is – worden die onderwerpen in principe vrije kwesties.
Zo is het akkoord niet veel concreter dan dat ‘stapsgewijs wordt gewerkt aan verbeteringen in de sociale zekerheid, fiscale regelingen en de toeslagen’ en dat hiervoor ‘wetgeving wordt voorbereid’. En er komt ‘een knelpuntenaanpak voor specifieke groepen onder het bestaansminimum’. Daarmee kun je ook als sociaal-democratische partij uit de voeten. Verder wil de coalitie ‘toegankelijke publieke voorzieningen; zorg en onderwijs’. Die zin zou in een links regeerakkoord niet misstaan. Daarbij kan het nieuwe kabinet wel wat hulp gebruiken, want de voorstellen in het hoofdlijnenakkoord gaan grotendeels voorbij aan de kern van de problemen.
De vraag is wel of je als oppositie een kabinet, dat je ten diepste verfoeit, een handje wil helpen om zijn programma een socialer aangezicht te geven. Toch zouden veel Nederlanders daar baat bij kunnen hebben. Misschien moet je dan het risico op de koop toe nemen dat Wilders er bij de volgende verkiezingen mee aan de haal gaat alsof het zijn eigen verdienste is.