Nu het stof van de gemeenteraadsverkiezingen is neergedaald, blijft het beeld over van een sterk versplinterd progressief blok. Per saldo wijzigt er weinig.

Door: Simon Otjes
Universitair docent Nederlandse politiek aan de Universiteit Leiden

Lilianne Ploumen maakte een extatische indruk op de avond van de gemeenteraadsverkiezingen ‘omdat Amsterdam rood kleurt!’ maar dat niet alleen ‘en ook op veel andere plekken in Nederland kleurt het roder en roder’. Het is onderdeel van een vast ritueel op verkiezingsavonden. De uitslag is altijd het vieren waard: de partij heeft gewonnen ten opzichte van de vorige uitslag, ten opzichte van de peilingen of ten opzichte van de verwachtingen. Ook Jesse Klaver liet zo’n geluid horen, immers ‘Nederland heeft in ongelofelijk veel plaatsen voor een menselijke, eerlijke en duurzame toekomst, voor GroenLinks gekozen.’

Wat is hiervan waar? Hoe hebben GroenLinks en de PvdA, de twee partijen die nu landelijk een progressief tandem vormen, het gedaan bij de gemeenteraadsverkiezingen? En wat is de bredere trend onder de andere progressieve partijen, SP, D66, Volt, Bij1, DENK en de Partij voor de Dieren? Wat betekenen deze trends voor progressieve gemeentepolitiek?

Progressieve partijen definieer ik als partijen die de economische ongelijkheid willen verminderen, klimaatverandering willen aanpakken en ook vóór 2022 meer vluchtelingen wilden toelaten. Kiezers wisselen sterk tussen deze partijen.[1] De ChristenUnie zou hier ook onder kunnen vallen, maar omdat deze partij een eigen protestants-christelijk electoraat aanspreekt dat geografisch sterk verschilt van de andere progressieve partijen laat ik deze partij hier buiten beschouwing.

PvdA binnen en buiten de ring van Amsterdam
De PvdA haalde bij de gemeenteraadsverkiezingen van 2022 7,8% van de stemmen. In diezelfde gemeenten haalden de sociaal-democraten bij de vorige verkiezingen 7,4% van de stemmen. De partij werd de grootste in zeven gemeenten, waaronder Amsterdam en vier gemeenten in Friesland.[2] Bij de vorige verkiezingen was de partij de grootste geworden in zes gemeenten.[3] De overwinning in Amsterdam valt op (daarover later meer) maar daarbuiten werd de PvdA niet in structureel meer gemeenten de grootste.

In 126 gemeenten waar de PvdA zowel in 2018 als in 2022 aan de gemeenteraadsverkiezingen deelnam, won de partij.[4] De grootste verbetering was in Hoogeveen, waar de partij vier jaar in de oppositie had gezeten (+8 procentpunt). In 99 gemeenten verloren de sociaal-democraten: het grootste verlies was op Terschelling (-15 procentpunt), een kleine gemeenschap waar de nummer #3 van de PvdA op de maandag voor de verkiezingen de ruiten van een politieauto kapotsloeg. De kaart kleurde dus iets roder maar niet veel. Sterker nog: als we Amsterdam buiten beschouwing laten won de PvdA ten opzichte van de vorige verkiezingen net iets meer dan 1000 stemmen (0,1 procentpunt).

Er is dus iets bijzonders gebeurd in Amsterdam. Marjolein Moorman heeft bij het voeren van een lokale campagne een nationaal merk opgebouwd: ze kwam prominent voor in de veelgeprezen documentaireserie Klassen over kansenongelijkheid in het onderwijs. Dat was ook een belangrijk thema in haar deels autobiografische boek, Rood in Wassenaar. En als wethouder had ze zich ook vier jaar lang voor dit thema ingezet. Voor dit werk, maar ook voor deze campagne met nationale allure is zij beloond. Gezien de zeer gemengde uitslag van de PvdA in de rest van het land moet de conclusie zijn dat het resultaat van de PvdA in Amsterdam een uitzonderlijke prestatie is die niet exemplarisch is voor de rest van de partij.

De PvdA doet het met name goed in het oude rode Noorden: Friesland, Groningen en Drenthe. Er zijn een aantal gemeentekenmerken die samenhangen met de score van de PvdA: kerkelijkheid, opleidingsniveau, ouderdom en werkloosheid (zie figuur 1). Als we gaan van een gemeente waarin (vrijwel) iedereen lid is van een kerkgemeenschap, naar een gemeente met de laagste graad van kerkelijkheid dan doet de PvdA het 8 procentpunt beter bij de gemeenteraadsverkiezingen. Als we van de gemeente met de meeste hoogopgeleiden gaan naar de gemeente met de minst hoogopgeleiden dan doet de PvdA het 6 procentpunt beter. Als we gaan van een gemeente met het laagste aandeel 65-plussers naar een gemeente met het hoogste aandeel 65-plussers dan gaat de PvdA er 4 procentpunt op vooruit. Als we gaan van gemeenten met de minste werklozen naar gemeenten met de meeste werklozen gaat de PvdA er 3 procentpunt op vooruit.

Deze patronen reflecteren wat we weten van de mensen die bij de laatste Kamerverkiezingen loyaal aan de PvdA zijn gebleven, onder andere dat deze relatief oud zijn.[5] Het overgebleven PvdA-electoraat lijkt dus met name te bestaan uit mensen die nog onder de verzuiling echt gesocialiseerd zijn als PvdA’er: niet-kerkelijke ouderen in het ‘rode Noorden’.

Deze factoren zijn overigens geen sterke voorspeller of de PvdA het in 2022 beter deed dan bij de vorige verkiezingen. Een factor die daar wel mee samenhangt is of de SP bij deze gemeenteraadsverkiezing niet meer meedeed: hier won de PvdA gemiddeld 2 procentpunt.[6]

De constructieve linkse samenwerking tussen de PvdA en GroenLinks op landelijk niveau heeft lokaal niet een heel duidelijk beslag gekregen. Er zijn 76 gemeenten waar er progressieve combinatielijsten waren waar de PvdA deel van uitmaakt, vaak met GroenLinks, regelmatig met onafhankelijke progressieven en soms met D66.[7] Dat waren er bij de vorige verkiezingen precies evenveel. In beide gevallen haalden deze lijsten 2% van de stemmen. Het is dus niet zo dat de winst van de PvdA ‘verduisterd’ wordt omdat er ook meer of meer succesvolle progressieve lokale combinatielijsten zijn.

Met uitzondering van Amsterdam lijkt de uitslag van de PvdA er met name een van stabiliteit: de PvdA lijkt ‘rock bottom’ geraakt te hebben en ligt nu al zo’n vijf jaar na het verlies van 2017 vast op dat niveau. Alleen de verstokte sociaal-democraten lijken overgebleven.

Figuur 1

De stabiele kracht van GroenLinks
GroenLinks haalde bij de gemeenteraadsverkiezingen van 2022 8,5% van de stemmen. In diezelfde gemeenten haalden de partij bij de vorige verkiezingen 8,7% van de stemmen. GroenLinks werd de grootste in 15 gemeenten.[8] Ze was bij de vorige verkiezingen de grootste in 14 gemeenten.[9] In acht gemeenten bleef GroenLinks de grootste: van studentensteden als Nijmegen en Utrecht tot groene forensengemeenten als Zutphen en Helmond.

GroenLinks verloor in 87 gemeenten: in Lochem verloor de partij 6 procentpunt, terwijl de nieuwe partij LochemGroen! van een afgesplitst GroenLinks-raadslid met 9% in de raad kwam.

De partij won in 71 gemeenten: in Tilburg won de partij 13 procentpunt onder leiding van de wethouder Esmah Lahlah, die onder meer gekozen was tot beste bestuurder van 2021 vanwege haar betrokken, empathische en effectieve optreden.

Netto kleurde de kaart dus iets minder groen dan bij de vorige verkiezingen. Als we de uitslag in Amsterdam buiten beschouwing laten haalde GroenLinks 8,2% van de stemmen en terwijl de partij eerder 8,1% van de stemmen haalde in deze gemeenten. Of die uitslag ‘ongelofelijk’ is zoals Klaver op verkiezingsavond stelde, is dus sterk afhankelijk van de eigen verwachtingen. Ik zou stellen dat deze niet fundamenteel anders was dan de status quo.

figuur 2

Er is één heel belangrijke voorspeller van gemeenten waar GroenLinks stemmen haalt (zie figuur 2): het aandeel hoger opgeleiden. Als we gaan van de gemeenten met de minste hoger opgeleiden naar de gemeenten met de meeste hoger opgeleiden dan gaat GroenLinks er 16 procentpunt op vooruit. Ook op individueel niveau weten we dat opleidingsniveau een zeer sterke voorspeller is van stemmen op GroenLinks.[10]

De PvdA en GroenLinks zijn dus sterk in andere gebieden. GroenLinks moet het hebben van de hoger opgeleide ‘greenbelt’ tussen Haarlem en Nijmegen en universiteitssteden daarbuiten. De PvdA is sterk in het rode Noorden. Alleen in Amsterdam is er echt een overlap en dat is daarmee een felbevochten ‘battleground’ tussen de twee vrienden op de linkse tandem.

Ook GroenLinks ging erop vooruit waar de SP niet meer deelnam. Dat was niet enkel in Nieuwegein, de stad die door de NOS was uitgekozen als de eerste exit poll. Gemiddeld ging GroenLinks er in gemeenten waar de SP niet meer deelnam zo’n 4 procentpunt op vooruit.[11] Ook de deelname van BIJ1 en Volt – alhoewel dat slechts in respectievelijk vijf en tien gemeenten speelde – lijkt niet gunstig uit te pakken voor GroenLinks: waar BIJ1 deelnam ging GroenLinks er 2 procentpunt op achteruit en waar Volt deelnam 1 procentpunt.[12] Ook voor GroenLinks is het beeld er een van stabiliteit: de partij scoort sterk in haar niche van hoger opgeleide kiezers maar weet daar niet uit te breken.

De uitslag
Op de verkiezingsavond toonde Lilian Marijnissen zich deemoediger dan Klaver en Ploumen. Ze erkende de slechte uitslag voor de SP: ‘Het lijkt er inderdaad op dat we de meeste plekken wat verliezen, op een aantal plekken winnen we wat, op een aantal plekken komen we nieuw binnen.’ De partij verloor in 68 gemeenten, won in 13 gemeenten en kwam in vijf gemeenten nieuw binnen.

Wat Marijnissen in haar opsomming negeerde is dat de partij zich in achttien gemeenten van het stembiljet liet verwijderen: 35.000 stemmen raakte de partij daardoor sowieso kwijt - dat is een derde van de stemmen die de SP verloor. De uitslag voor de SP was dramatisch: van 4% van de stemmen naar 3%. In de gemeenten waar de partij zowel in 2018 als in 2022 deelnam, verloor de partij gemiddeld 2 procentpunt. In vier gemeenten deden er concurrerende lijsten met ROOD-leden en andere geroyeerde SP’ers mee. Geen van hen haalden een zetel en in die gemeenten deed de SP het niet fundamenteel slechter dan daarbuiten.

Op de verkiezingsavond beloofde D66-leider Sigrid Kaag: ‘Morgenochtend worden we wakker in een Nederland. Op veel plekken, in veel gemeentes, in dorpen, het hele land door, het ziet er anders uit. Anders want D66 plust het bij: zetels, zwaarbevochten, bevochten op de straat, door de vrijwilligers, door onze leden, door de politici.’ Ze had gelijk in de zin dat D66 van net minder dan 600 naar net meer dan 600 zetels ging, maar dat verbloemde een klein verlies in percentage van 9,3% naar 9,2 %. D66 verloor relatief veel in Amsterdam en Utrecht maar deed het beter in provincieplaatsen als Alkmaar, Den Bosch en Gouda waardoor de trend in zetels en percentages de andere kant op wijzen.

Vier kleinere progressieve partijen, de Partij voor de Dieren, DENK, BIJ1 en Volt deden in relatief weinig gemeenten mee maar wisten allemaal in elk geval qua aantal gemeenten hun vertegenwoordiging uit te breiden: de Partij voor de Dieren deed eerder in 17 gemeenten mee en dat waren er nu 29. De partij ging van 1% naar 2% van de stemmen. In deze gemeenten deed de Partij voor de Dieren het iets slechter dan je op basis van de uitslag van de Tweede Kamerverkiezingen zou mogen verwachten.

DENK deed eerder in 11 gemeenten mee en nu 20. Toch haalde de partij bij beide verkiezingen 1% van het totaal aantal stemmen. De reden hiervoor was dat de partij in tien van de elf gemeenten waar de partij voor een tweede keer meedeed verloor. DENK leek bij de tegenvallende opkomst haar electoraat niet opnieuw naar de stembus te kunnen krijgen.

BIJ1 deed eerder alleen in Amsterdam mee en nu in vijf gemeenten: de partij is daarmee goed voor meer dan een half procent van de stemmen. In deze gemeenten wist de partij qua stemmental het resultaat van de landelijke verkiezingen van 2021 te repliceren, dat is knap omdat de opkomst veel lager lag, maar tegelijkertijd geeft dit aan dat BIJ1 niet per se in staat is geweest om haar electoraat uit te breiden.

Volt deed voor het eerst mee in tien gemeenten en is goed voor bijna 1% van de stemmen en 20 raadszetels. Opvallend is wel dat de partij niet in staat is geweest het electoraat uit te breiden ten opzichte van de Kamerverkiezingen, terwijl ze wel hoger in de peilingen stond. Sterker nog: bij de Kamerverkiezingen haalde de partij in deze gemeenten 75.000 stemmen en bij de gemeenteraadsverkiezingen 50.000. Met name in Amsterdam en Utrecht bleef de uitslag achter.

Deze kleine partijen wonnen dus wel zetels maar deden het niet structureel beter dan hun uitslagen voor de Tweede Kamerverkiezingen. Dit bevestigt het beeld van stabiliteit in het progressieve blok.

Het progressieve blok: urbaan en versplinterd
Als we al deze acht partijen (PvdA, GL, SP, D66, Partij voor de Dieren, DENK, BIJ1 en Volt) tot het progressieve blok zouden rekenen, haalt dat blok in totaal 34% van de stemmen bij de gemeenteraadsverkiezingen. Bij de vorige verkiezingen was dat 33%. Let wel: deze lichte winst tussen 2018 en 2022 staat in contrast met de uitslagen van deze partijen sinds 2006.[13] Deze partijen gezamenlijk gingen van 40% in 2006 naar 34% van de stemmen nu. Hieronder zit het enorme stemmenverlies van de PvdA, die in 2006 nog goed was voor 24% van alle stemmen.

De winst van de Partij voor de Dieren, Volt en BIJ1 compenseert voor het verlies van de SP. Omdat deze kleinere partijen met name in grotere gemeenten en met name in gemeenten met meer hoger opgeleide inwoners meedoen, scoren de progressieven als geheel sterker in dergelijke gemeenten. In deze grote hoopopgeleide steden wordt de landelijke versplintering bij gemeenteraadsverkiezingen herhaald omdat nieuwe, kleinere landelijke partijen hier meedoen. Progressieve partijen, met name GroenLinks en D66, staan hier bovendien relatief sterk.

Buiten de grote steden doen GroenLinks en D66 het minder goed en nemen de Partij voor de Dieren, Volt, DENK en BIJ1 (vooralsnog) niet deel. In Amsterdam, Utrecht, Nijmegen, Leiden en Groningen haalt dit progressieve blok een flinke meerderheid. Maar in kleinere gemeenten zijn de progressieve partijen samen veel kleiner.

Dat is niet alleen maar een kwestie dat daar geen progressieve kiezers zijn: in de veertien gemeenten waar er geen progressieve partij meedoet, halen progressieve partijen bij de landelijke verkiezingen gemiddeld 27% van de stemmen.[14] In de zestig gemeenten waar er maar één progressieve partij meedoet, halen de progressieve partijen bij landelijke verkiezingen ook 27% van de stemmen, terwijl die ene progressieve partij gemiddeld slechts de helft daarvan krijgt bij gemeenteraadsverkiezingen. De afwezigheid van progressieve partijen op het platteland zorgt er dus voor dat stad en platteland in politieke zin sterk uit elkaar groeien. Op het platteland zijn lokale partijen sterker en deze partijen hebben vaker een rechtse dan een linkse oriëntatie.[15] De lokale partijen laat ik in deze analyse evenwel verder buiten beschouwing, dat vereist een aparte analyse.

De deelname van al deze kleine partijen zorgt voor een versplintering van de linkerflank. Gemeenten waar in principe een progressieve meerderheid is, kunnen zo aan rechts worden overgelaten. Dat kan gebeuren als partijen als D66 hun spilpositie opportunistisch uitbuiten door met VVD, CDA of lokaal rechts te gaan onderhandelen. Maar ook als partijen als de Partij voor de Dieren en BIJ1 liever schone handen willen houden en geen verantwoordelijkheid willen dragen en zo linkse opties blokkeren. In de afwezigheid van serieuze progressieve samenwerking in de gemeenten speelt de linkse versplintering rechts in de hand. Omdat lokale partijen zoals gezegd eerder rechts dan links zijn, geeft hun aanwezigheid juist meer kansen aan rechtse partijen.

Noten

  1. Dat toont onderzoek van Van der Meer, T., Lubbe, R., Van Elsas, E., Elff, M. and Van der Brug, W. (2012). Bounded volatility in the Dutch electoral battlefield: A panel study on the structure of changing vote intentions in the Netherlands during 2006–2010. Acta Politica, 47(4), pp. 333-355.
  2. Amsterdam, Haarlem, Harlingen, Heerenveen, Leeuwarden, Oldambt en Súdwest Fryslân.
  3. Harlingen, Heerenveen, Oldambt, Leeuwarden, Midden-Drenthe en Terschelling.
  4. De PvdA deed in drie gemeenten niet meer mee, en in twee gemeenten deed de partij in 2022 mee terwijl ze dat niet in 2018 deed; dit heeft de uitslag niet sterk beïnvloed.
  5. Rekker, R. (2021). Jongeren en generatieverschillen. Sipma, T., Lubbers, M., van der Meer, T., Spierings, N., & Jacobs, K. (red.). Versplinterde vertegenwoordiging: Nationaal kiezersonderzoek 2021.
  6. In de gemeenten waar SP anders dan eerder wel meedeed, verloor de PvdA gemiddeld 2 procentpunt van de stemmen. In de gemeenten waar de PvdA en SP beide keren meededen, won de PvdA een half procentpunt.
  7. Zie Kalk, J. (2022). Lokale linkse samenwerking: de positieve én negatieve uitschieters. Centrum voor Lokaal Bestuur.
  8. Arnhem, De Bilt, Diemen, Eindhoven, Groningen, Helmond, Leiden, Nieuwegein, Nijmegen, Rheden, Tilburg, Utrecht, Wageningen, Zeist en Zutphen.
  9. Amsterdam, Arnhem, Culemborg, Delft, Diemen, Groningen, Haarlem, Helmond, Nijmegen, Renkum, Utrecht, Wageningen, Wormerland.
  10. Van der Kolk (2010). Van radicaal naar normaal? Kiezers van en over GroenLinks. Lucardie, P., & Voerman, G. (red.). Van de straat naar de staat: Groen Links 1990-2010. Amsterdam: Boom.
  11. Als de SP anders dan voorheen wel deelnam ging GroenLinks er zo’n half procentpunt erop achteruit. Waar de SP en GroenLinks nu en bij de vorige verkiezingen deelnamen bleef GroenLinks vrijwel gelijk. Deze aantallen zijn klein.
  12. Daarbuiten stond GroenLinks op een zeer kleine plus (0.1 procentpunt).
  13. 2006 was een zeer goed jaar voor links omdat de PvdA toen bij de gemeenteraadsverkiezingen een sterke landelijke uitstraling had en tot 60 zetels gepeild werd.
  14. Baarle-Nassau, Boekel, Bunschoten, Druten, Molenlanden, Oudewater, Putten, Renswoude, Rozendaal, Schiermonnikoog, Simpelveld, Urk en Vlieland. In acht van deze gemeenten doet er een progressieve lokale partij mee zonder expliciete banden met de landelijke progressieve partijen.
  15. Otjes, S. P. (2021)" Waar staan lokale partijen? De programmatische positionering van lokale partijen" Bestuurwetenschappen 75(4).

Auteur(s)

Dossiers

Voor een thematisch overzicht van al onze artikelen en publicaties, zie onze dossiers

Steun de Wiardi Beckman Stichting

Veel van onze onderzoeksprojecten en publieke bijeenkomsten zijn mogelijk gemaakt door giften van donateurs. Ook S&D zouden wij niet kunnen maken zonder donaties.