Het duurt nog bijna vier jaar voor er weer Tweede Kamerverkiezingen zijn — dit kabinet heeft bij voorbaat al een halfjaar extra gekregen maar er is groeiende steun voor het idee dat we die verkiezingen misschien maar beter kunnen uitstellen. Diederik Samsom wordt niet moe om te benadrukken dat de prestaties van dit kabinet pas in 2021 echt op waarde kunnen worden geschat.
Het kabinet staat voor zulke grote opgaven dat je onmogelijk kunt verwachten dat het in 2017 al zijn doelstellingen heeft gerealiseerd. Zoals hij het bij de presentatie van het Van waarde-project van de WBS op 16 februari van dit jaar formuleerde: ‘Ik richt mijn blik iets verder op de toekomst. Naar één dag. Ergens in 2021. Na twee stabiele kabinetsperiodes, Rutte II en … is Nederland langzaam uit de crisis geklommen en op weg de eenentwintigste eeuw in. (…)
Met ons programma, met onze mensen en — jazeker — met de VVD in deze coalitie werken we stap voor stap naar de samenleving, de publieke sector en de economie (…) die wij in 2021 waar zouden moeten hebben gemaakt.’ Het zou dan wel heel ongelukkig zijn als de kiezers voorjaar 2017 zouden beslissen dat het tijd is voor een nieuwe coalitie. Maar tja, juist als dit kabinet aan vier jaar niet genoeg heeft om zijn prestaties te tonen, is er een gerede kans dat de kiezers in 2017 niet erg te spreken zullen zijn over wat er in deze kabinetsperiode is bereikt.
Op 11 april werd Samsom de helpende hand toegestoken door de sociale partners, toen zij met het kabinet het Sociaal Akkoord afsloten. Ook de sociale partners willen de blik ver voorbij deze kabinetsperiode richten. Van de 42 pagina’s die het akkoord telt, gaan alleen de laatste zeven over de aanpak van de crisis in de komende jaren. De rest behelst een brede agenda voor sociaaleconomische hervormingen in de periode 2016-2020. ‘De wijziging van de opdracht aan bestaande instituties [met betrekking tot de sociale zekerheid en de arbeidsmarkt — PdB] en een nieuwe inrichting van de instituties zal op middellange termijn tot stand moeten komen: de start is in 2016 en de wijzigingen zijn definitief per 1 januari 2020.’ De sociale partners zullen dan de regie over de WW op zich nemen, het ontslagrecht zal worden hervormd, doorgeschoten flexwerk wordt aangepakt, er komen 35 regionale Werkpleinen en Werkbedrijven (in plaats van de sociale werkplaatsen).
Mooie voornemens, die grotendeels onder het volgende kabinet tot stand zullen moeten worden gebracht. Door het Sociaal Akkoord mede te ondertekenen heeft het kabinet feitelijk dus ook de sociaaleconomische agenda van het volgende kabinet al grotendeels vastgelegd. Dan dringt zich onvermijdelijk de vraag op waarom we in 2017 nog verkiezingen zouden houden. Het nieuwe kabinet zal toch niet veel anders kunnen doen dan het beleid van het huidige kabinet voortzetten. Of anders zal het het risico lopen van een ernstig conflict met de sociale partners en daar kun je je in ons polderland maar beter niet aan wagen.
We leven nu eenmaal in uitzonderlijke tijden met een uitzonderlijk diepe en lange economische crisis die vraagt om uitzonderlijke maatregelen. Nu politici eindelijk de bekende klacht logenstraffen dat zij niet verder kijken dan de volgende verkiezingen, zou het wel erg wrang zijn als we hun dan niet de kans daartoe zouden bieden. En wees nu eerlijk, wie zou er, na de vele verkiezingen en kabinetswisselingen die we in deze nog jonge eeuw al hebben gehad, niet een zucht van verlichting slaken als dit kabinet gewoon acht jaar zou blijven zitten?