Het rapport Vrolijke noodzaak over kansen en valkuilen voor linkse samenwerking werd in april 2022 aan het bestuur van de PvdA aangeboden. De adviezen die hierin gegeven worden variëren van ‘nodig’ (samenwerking wetenschappelijke bureaus) tot ‘mogelijk’ (een schaduwkabinet met GroenLinks) en ‘drastisch’ (de oprichting van een nieuwe linkse partij).

Door: Menno Hurenkamp, Maurits Meijers, Philip van Praag, Matthijs Rooduijn & Naomi Woltring
Menno Hurenkamp werkt als politicoloog bij de UvA, Maurits Meijers is universitair docent politicologie aan de Radboud Universiteit, Philip van Praag is politicoloog, Matthijs Rooduijn werkt als politicoloog aan de UvA en Naomi Woltring is promovenda aan de Universiteit Utrecht

De feiten zijn bekend. Nederland lijdt onder ongelijkheid en onze publieke dienst is uitgewoond. Europa staat onder hoogspanning door een oorlog waarin onze waarden op het spel staan. De klimaatcrisis groeit ons bijna boven het hoofd. Maar links is historisch zwak en sterk versplinterd. Het moet anders.

De drie ‘traditionele’ linkse partijen PvdA, GroenLinks en SP behaalden bij de laatste Tweede Kamerverkiezingen 26 zetels. Zelfs met Volt, de Partij voor de Dieren, BIJ1 en DENK blijft het totaal steken op 39 zetels. Niet voor niets zijn er op veel terreinen al vormen van samenwerking te zien, onder meer tussen lokale partijen, tussen provinciale lijsten, en tussen de fracties in het parlement. Steeds meer prominenten en gewone leden laten van zich horen: dat ze verlangen naar een sterkere band. Er gloort iets van vernieuwing in door, éindelijk - de GroenLinkse politica Andrée van Es sprak al van een ‘vrolijke noodzaak’.

Natuurlijk is er ook aarzeling meer van die samenwerking te maken. Bij mensen die menen dat rood en groen geel maakt - onherkenbaar voor sociaal-democraten, socialisten, links-liberalen of activisten. Bij mensen die menen dat het huidige probleem van links erger wordt door te innige verbroedering, dat een eventuele fusiepartij misschien wel aantrekkelijk wordt voor hoger opgeleiden met een scherp afgestelde gewetensfunctie, maar niet voor de rest van links Nederland.

Het zijn terechte zorgen, ze zijn ook niet helemaal weg te nemen. Natuurlijk staat er iets op het spel, daar is het politiek voor. En als je niet veel hebt, kan proberen te behouden wat je hebt aantrekkelijk klinken. Maar we denken dat veel te winnen is door toch wat langer stil te staan bij hoe links sterker zou kunnen worden. Daarbij gaat het zowel om de electorale positie als om de politieke machtspositie. Die twee vallen niet automatisch samen.

Een sterke electorale positie voor de PvdA of voor gezamenlijk links leidt niet automatisch tot een politieke machtspositie of regeringsdeelname. In het verleden was de PvdA landelijk enkele keren de grootste partij (1977, 1982), of slechts enkele zetels kleiner dan de grootste partij (1986, 2003, 2010), en belandde toch in de oppositie.

De recente formatie past in het patroon dat de rechtse middenpartijen (VVD en CDA) alleen met de PvdA (of PvdA en GroenLinks) willen regeren als er geen reëel alternatief is, een patroon dat door Hans Daudt ooit is omschreven als ‘Alleen bij uiterste noodzaak’.[1] Zo vrolijk is de noodzaak misschien niet. In wat volgt proberen we dan ook behoedzaam te opereren. We gaan kort maar krachtig in op de historische, programmatische en electorale perspectieven, en de mogelijkheden om iets van samenwerking te maken. Het gaat daarbij niet alleen om electoraal succes, maar ook om het zetten van de toon in het maatschappelijk debat.

 Linkse samenwerking in historisch perspectief
Links heeft een geschiedenis van samenwerking en fusies. De eerste socialisten werden verkozen in het parlement via sociaal-liberale kieslijsten. De SDAP, voorloper van de PvdA, kwam voort uit de SDB, die weer een samenvoeging van lokale verenigingen was. Dat een gedachtegoed een institutioneel voertuig heeft in een partij of beweging, is niet per se een argument tegen een fusie. De geschiedenis van die bewegingen kan ‘overerfd’ worden, mits de nieuwe partij haar claimt, haar handelen in die traditie plaatst, zoals de PvdA succesvol heeft gedaan met de erfenis van SDAP’ers zoals bijvoorbeeld Troelstra en Wibaut. Andere partijen doen dat ook. Zo plaatsen sommige GroenLinksers hun eigen handelen bijvoorbeeld in de traditie van Domela Nieuwenhuis. En wordt Drees door zowel links als rechts geclaimd.[2]

Fusie is echter geen garantie op direct electoraal succes. De geschiedenis leert dat een fusiepartij het, in ieder geval bij de eerste verkiezingen na de fusie, niet per se beter doet dan de partijen waaruit ze ontstaan is het samen deden. Van de vijf grote naoorlogse partijfusies, was er bij drie sprake van zetelwinst bij de eerste verkiezingen na de fusie. Zo verloor de PvdA twee zetels ten opzichte van het aantal zetels dat de samenstellende partijen voor de oorlog hadden gehaald. De VVD won er twee, het CDA een en GroenLinks drie. De ChristenUnie verloor er een.

Tabel artikel vrolijke noodzaak

Uit analyse van de resultaten van lokale linkse samenwerkingspartijen bij de lokale verkiezingen sinds 2010 blijkt dat lokale progressieve partijen waarin de oorspronkelijke samenstellende partijen niet terug te vinden zijn, de facto een ‘sterfhuisconstructie’ voor de lokale PvdA-afdeling vormen. De samenwerking is vooral succesvol als (een van) de samenstellende partijen anders niet meedeed of meededen aan de verkiezingen en hun namen herkenbaar zijn in de nieuwe partijnaam.[3]

Historisch zijn er ook andere succesvolle voorbeelden van samenwerking dan fusie of gezamenlijke lijsten. De successen van links in de jaren zeventig waren niet denkbaar zonder nauwe contacten met sociale bewegingen. De progressieve politiek bewoog ook mee met een progressieve maatschappelijke golf. De politieke verzilvering daarvan was niet mogelijk geweest zonder samenwerking op links, zonder een schaduwkabinet of stembusakkoord dat bij brede groepen tot de verbeelding sprak. Al met al is de geschiedenis van linkse samenwerking aanleiding tot voorzichtig optimisme.

Het electorale imperatief voor samenwerking
Bij de verkiezingen van 2012 vormde de achterban van de PvdA voor het laatst een redelijk goede afspiegeling van de Nederlandse bevolking, zowel qua leeftijdsopbouw, sociale klasse als opleiding. Dat is nu tien jaar geleden. De PvdA behaalde in dat jaar na een knappe verkiezingscampagne van Diederik Samsom 38 zetels. In 2017 werd de PvdA geminimaliseerd en bleef een sterk vergrijsd maar qua opleiding en sociale klasse nog wel een redelijk heterogeen kiezersbestand achter.

Het beeld bij de Tweede Kamerverkiezingen van 2021 was nog wat somberder, zeker als we kijken naar de leeftijdsopbouw. De PvdA-kiezer was gemiddeld ongeveer zestig jaar en daarmee tien jaar ouder dan de gemiddelde Nederlandse kiezer.[4] Bij de Europese verkiezingen in 2019 wist Frans Timmermans weer even een relatief brede groep kiezers aan zich te binden, bij een lage opkomst.

Om de verminderde aantrekkingskracht van de PvdA te begrijpen is het goed kort in te gaan op de twee tegenstellingen die tegenwoordig de electorale ruimte in Nederland bepalen: enerzijds de sociaaleconomische links-rechts tegenstelling en anderzijds de sociaalculturele tegenstelling tussen kosmopolitisch-progressieve kiezers en nationalistisch-conservatieve kiezers.

Het Nationaal Kiezersonderzoek van 2021 laat zien dat een ruime meerderheid van de kiezers (60%) kleinere inkomensverschillen wenst. Een aanzienlijk deel van deze kiezers is tegenwoordig ook in meerdere of mindere mate cultureel-conservatief en kiest voor conservatief-liberale partijen zoals de VVD of voor de PVV. Zo blijkt dat bijna de helft van alle PVV-kiezers voorstander is van kleinere inkomensverschillen. Het gaat dan vooral om praktisch opgeleide kiezers met een MBO-achtergrond.

Het is overigens niet zo dat PvdA-kiezers massaal zijn overgelopen naar de PVV, wel is er sprake van een ingrijpend generatie-effect. Veel van deze jongere kiezers komen uit gezinnen waarin de ouders nog PvdA stemden: oftewel de zoon of dochter van een PvdA-stemmende trambestuurder stemt nu VVD of PVV.[5] Dit vormt niet alleen een probleem voor de PvdA maar voor gezamenlijk links.

Op de sociaal-culturele dimensie is er een ruime keuze voor hoogopgeleide kiezers. Hoogopgeleide (jonge) kiezers stemmen bij de laatste twee verkiezingen massaal op cultureel-progressieve partijen als GroenLinks, Volt, D66 en PvdD. Veel van deze kiezers beschouwen zichzelf ook als links, alleen bij de kiezers van D66 is dat vaak niet het geval. Ongeveer een kwart van de D66 stemmers plaatst zich rechts van het midden op de links-rechts schaal.

Deze electorale ontwikkelingen betekenen dat deze partijen tegenwoordig een sterk homogene achterban hebben. De soms ruime meerderheid van partijen als Volt (75%), GroenLinks (58%) en D66 (61%) is hoogopgeleid (universitair of hbo). Kijkend naar alleen opleidingsniveau vormen de kiezers van de PvdA (44%) en de PvdD (44%) daarentegen in 2021 een redelijke weerspiegeling van het Nederlandse electoraat (39% hoogopgeleid). Bij de SP is met 24% sprake van een ondervertegenwoordiging van hoogopgeleide kiezers.[6]

Als gezamenlijk links haar electorale aantrekkelijkheid wil versterken zal met name de zeer grote groep praktisch opgeleide kiezers, meer dan de helft van het electoraat, beter aangesproken moeten worden. Vergelijkend longitudinaal onderzoek over verschillende Europese sociaal-democratische partijen toont aan dat centrumlinks successen weet te boeken wanneer het economisch-linkse posities met cultureel-progressieve standpunten combineert.[7] Een cultureel-conservatief profiel lijkt daarentegen een minder kansrijke strategie voor links.

Eigenaarschap|
Kiezers vinden de ene partij geschikter dan de ander om bepaalde maatschappelijke problemen op te lossen. Het ‘eigenaarschap’ van veel cultureel-progressieve onderwerpen ligt bij partijen als GroenLinks, D66 of PvdD. Het is weinig zinvol voor de PvdA om het eigenaarschap op deze kwesties te veroveren ten koste van andere cultureel-progressieve partijen. De PvdA zou met name het eigenaarschap van belangrijke sociaaleconomische onderwerpen moeten uitbouwen of heroveren. Het gaat dan om onderwerpen als betaalbaar wonen, gelijke kansen, meer vaste banen, een minimumloon waarvan je rond kunt komen, niet alleen een rechtvaardiger belastingstelsel maar ook een rechtvaardiger overheid. Invulling van deze onderwerpen op een voor jongere generaties aantrekkelijke wijze is daarbij van levensbelang.

Gemeenteraadsverkiezingen 2022
Het is wat ons betreft niet verantwoord om al vergaande conclusies te trekken uit de recente gemeenteraadsverkiezingen. Wel blijkt dat in plaatsen waar de PvdA met een wethouder een duidelijk zichtbaar sociaal-democratisch beleid uitvoerde op thema’s als betaalbaar wonen, gelijke kansen in het onderwijs en armoedebestrijding de partij het goed heeft gedaan. Dat geldt voor Amsterdam (+6,8%), maar ook voor Haarlem (+3%) en Wageningen (+6,8%). Een campagne kan met name succes hebben als die gebaseerd is op gevoerd beleid.

Daarnaast leveren de 42 PvdA-GroenLinks combinatie-lijsten een wisselend beeld op. De 21 nieuwe combinatie-lijsten behaalden nu veelal niet meer zetels dan de twee partijen afzonderlijk in 2018, met een enkele duidelijke positieve uitzondering zoals in Middelburg (+2 zetels).[8] Een voorzichtige conclusie is dat de resultaten van de PvdA-GL lijsten bescheiden zijn en niet opvallend verschillen van de resultaten in de plaatsen waar de PvdA met een eigen lijst uitkwam.

Programmatische beginselen voor succesvolle linkse samenwerking
De linkse partijen moeten het initiatief in het maatschappelijk debat weer naar zich toetrekken. De maatschappelijke problemen zijn enorm. Er is een groot gebrek aan betaalbare woningen. In 2017 gold 9,5% van de bevolking volgens het SCP als arm (939.000 personen, verdeeld over 464.000 huishoudens).[9] Er zijn 220.000 werkende armen[10], en dat was nog voor de inflatie en de oorlog in Oekraïne losbarstten. Tussen hoog- en laagopgeleiden bestaat zo’n zes jaar verschil in gezonde levensjaren en vier tot vijf jaar verschil in levensverwachting.[11]

De klimaatopwarming zorgt voor steeds meer natuurrampen. En uitgerekend de overheid die haar burgers dient te beschermen heeft ze in problemen geholpen, zoals het toeslagenschandaal en de schuldenindustrie ons alsmaar pijnlijker laten zien. Kleine reparaties zijn niet voldoende. Er is een grootschalig links hervormingsprogramma nodig. Om zo’n hervormingsprogramma te realiseren, is een krachtenbundeling nodig. Een akkoord op hoofdlijnen, een schaduwkabinet of iets anders - het krijgt pas betekenis na overeenstemming over een politiek programma dat jonge en oude generaties, praktisch en theoretisch geschoolden, vakbondsleden en de ‘Fridays for Future’-sympathisanten aanspreekt en verbindt.

Voor de PvdA is het alleen zinvol te praten over zo’n programma wanneer dat draait om zekerheid, of zoals het in het rapport Van Waarde uit 2013 heette, ‘bestaanszekerheid’. Of, zoals Joop van den Berg onlangs schreef: ‘Als de Partij van de Arbeid de verbroken verbindingen met deze mager betaalde en onzekere middenklasse weer wil herstellen, zal zij nog iets anders moeten doen dan de tamelijk veilige samenwerking zoeken met verwante partijen en bewegingen.’[12] We hebben een verzorgingsstaat nodig die mensen zekerheid biedt en solidariteit creëert,[13] met als belangrijkste kenmerken:

  • Nieuwe sociale zekerheid voor alle generaties, om een antwoord te bieden op de groei van zelfstandigen, flexcontracten en gelegaliseerde uitbuiting via onderaannemers. Met een verplichte arbeidsongeschiktheidsverzekering voor iedereen, handhaving van bestaande regels over (schijn)zelfstandigheid, minimum-uurtarieven en basisbanen die een - opgehoogde - vloer in het stelsel leggen.[14] En uitkeringen die gecorrigeerd worden voor inflatie en gekoppeld aan de loonontwikkeling.
  • Publieke voorzieningen die zorgen voor een brede, democratische gelijkheid van voorwaarden voor het leiden van een waardig leven voor iedereen.[15] Gewoon kinderopvang in plaats van toeslagen en een betaalbare woning in plaats van huursubsidie of hypotheekrenteaftrek. Standaard huiswerkbegeleiding voor alle kinderen, niet alleen voor die van ouders die het kunnen betalen. Een samenleving waarin ook de mensen met een minimumloon aan hun basisbehoeften kunnen voldoen en waarin ook ‘de kinderen die naar het vmbo gaan een leefbare en werkbare toekomst tegemoetzien’.[16] Naast repareren, moeten we de maatschappelijke ladder kantelen.
  • Marktwerking breidelen in plaats van aanjagen door allerlei marktversterkende mechanismen af te schaffen, zoals het betrekken van de WOZ-waarde bij de huurprijsbepaling[17] en bonussen voor uitvoeringsorganisaties die werklozen de arbeidsmarkt opjagen. We willen grond in publiek eigendom (bijvoorbeeld erfpacht) en een daadwerkelijk progressief belastingstelsel (leuker kunnen we het niet maken, wel eerlijker). Het vraagt om uitvoering van publieke diensten door publieke en democratisch controleerbare organisaties.
  • Veiligheid. De garantie dat wijzelf, onze kinderen en kleinkinderen nog veilig kunnen wonen zonder weggespoeld te worden of om te vallen van de hitte. We moeten daarom zo snel mogelijk CO2-neutraal gaan leven.[18] De oorlog in Oekraïne en de dreigende instabiliteit in andere delen van de wereld versterken de noodzaak om versneld over te stappen op veilige en duurzame energiebronnen. Die overstap vergt grote aanpassingen in de manieren waarop we produceren, wonen en consumeren. Die aanpassingen kosten geld, maar kunnen heel veel banen opleveren. Daarom: werk maken van duurzaamheid.
  • Sociaal en duurzaam Europa. De Europese Unie is een centrale pijler van onze welvaart en veiligheid. Het Europese integratieproces heeft lang de nadruk gelegd op market-making in de interne markt. Om de economische en sociale weerbaarheid van Europa te vergroten moeten we inzetten op een geïntegreerd Europees sociaal beleid dat een minimum sociaal vangnet waarborgt. De EU moet daarnaast een voortrekkersrol nemen in het halen van de klimaatdoelstellingen van het Klimaatverdrag van Parijs. Dat de Europese Unie nog altijd bij uitstek een vredesproject is, is naar aanleiding van de Russische invasie in Oekraïne pijnlijk duidelijk geworden. Versterkte Europese samenwerking op het vlak van defensie is nodig om de slagkracht van Europa op militair gebied vergroten.[19]

Voorwaarts
Onze analyse wijst in wezen op twee problemen. De eerste is dat links de mensen met lagere middeninkomens en lage inkomens meer moet bereiken, door programmatisch en in de dagelijkse politieke praktijk meer voor ze op te komen. Dat maakt het bijvoorbeeld nodig niet bij voorbaat lokale protestpartijen uit te sluiten. Het tweede is dat ruimte voor de vernieuwing vooral door de partijleiding gecreëerd zal moeten worden. De PvdA is nu in stasis - en zonder een krachtige koersindicatie blijft dat zo. We gaven van beide kwesties de achtergrond in de voorgaande tekst. Meer dan een organisatorische verandering is dus enerzijds een programma nodig dat niet alleen betekenisvol is voor hoogopgeleide jongere generaties, maar ook voor (jonge) mensen met een mbo-achtergrond en voor mensen die gemangeld worden door de overheid, en zijn anderzijds mensen nodig die dat programma geloofwaardig uitdragen.

Het komt neer op het logenstraffen van ‘de wet van de koestal’. Een oude wijsheid wil dat in de politiek de partijen die het meest dichtbij staan uit jouw deel van de ruif eten - en dus je grootste electorale vijand zijn. Het is evident dat electoraat noch samenleving daar veel boodschap aan hebben. Als nu iets nodig is, dan gelouterde onbevangenheid: openheid voor mensen en ideeën, zonder de verschillen in partijcultuur te verheffen tot de maat der dingen. Allicht is dat niet makkelijk. De SP kiest helaas in toenemende mate voor het isolement op links. De slechte uitslagen bij de gemeenteraadsverkiezingen lijkt deze tendens te versterken. Toch af en toe informeren hoe de vlag erbij hangt is meer dan een kwestie van beleefdheid. D66 vertaalde een relatief links programma helaas in rechtse regeringsdeelname, maar ook daarvoor geldt dat de geestverwantschap niet verwaarloosd hoeft te worden.

De PvdA en GroenLinks steunen gedeeltelijk op verschillende groepen kiezers.[20] Hoewel deze groepen een vergelijkbaar politiek programma steunen, verschilt de nadruk op thema’s binnen dat programma. Hoe kun je nu effectief beide groepen kiezers bereiken? Door de taken te verdelen. De ene partij richt zich vooral op de theoretisch opgeleide kiezers die duurzaamheid en diversiteit belangrijk vinden, en de andere partij focust op de veelal praktisch opgeleide mensen die vooral op zoek zijn naar een beweging die hun sociaaleconomische zekerheid kan bieden.

Het verhaal is in grote lijnen hetzelfde, maar de focus en waarschijnlijk ook de stijl verschillen. Het grote voordeel van de handen ineenslaan is dat de groene partij niet verweten kan worden dat ze haar rode kant verwaarloost, en de rode partij niet beschuldigd kan worden van het niet meebewegen met de groene tijdgeest. Juist het aan elkaar verbonden zijn creëert zo meer bewegingsvrijheid voor de individuele partijen. Een dergelijke rood-groene symbiose zou ook nieuwe electorale markten kunnen aanboren - zowel op links als in het midden.

Maar hoe? We zien meerdere vervolgstappen, te onderscheiden in nodig (vrolijk verder op de ingeslagen weg), mogelijk (zichtbare koerswijzigingen) en drastisch (vergaande ingrepen). De vervolgstappen sluiten elkaar niet uit, maar kunnen eventueel in de tijd op elkaar volgen.

Nodig
Het sluiten van een niet-aanvalsverdrag met GroenLinks en een uitnodiging aan de SP, BIJ1, DENK en de PvdD om zich daarbij aan te sluiten is een lichte, maar belangrijke vorm van linkse samenwerking. Met GroenLinks zijn tevens afspraken te maken in de sfeer van programmatische taakverdeling: GL legt het zwaartepunt op duurzaamheid, PvdA op sociaaleconomisch beleid. Programmatisch gezien komen de hoofdlijnen van beide partijen nu al sterk overeen maar hebben onvoldoende wervingskracht. Een gedeeld kernprogramma is wenselijk voor de komende Provinciale Statenverkiezingen waarbij een verzorgingsstaat met voor iedereen betaalbare publieke voorzieningen en duurzaamheid centraal staan.

Voor de Europese Parlementsverkiezingen van 2024 is tevens een gezamenlijk kernprogramma wenselijk waarin een sociaal en duurzaam Europa nagestreefd wordt. Een gedeelde partijcommissie zou hier zo snel mogelijk mee aan de slag moeten gaan.[21]

Gezamenlijk woordvoerderschap in het parlement (Eerste en Tweede Kamer) is ook een vorm van effectieve samenwerking die beide partijen (PvdA en GroenLinks) programmatisch en organisatorisch dichterbij elkaar kan brengen. Denk verder aan samenwerking van de wetenschappelijke bureaus, bij thema-manifestaties, en andere buitenparlementaire initiatieven.

Nodige concrete stappen:

  • Niet-aanvalsverdrag met GroenLinks (+ uitnodiging aan PvdD, SP, BIJ1 en DENK).
  • Afspraken over programmatische taakverdeling met GroenLinks.
  • Kernprogramma opstellen met GroenLinks voor de programma’s voor de Provinciale Statenverkiezingen (2023), de Europese Parlementsverkiezingen (2024) en het programma voor de Tweede Kamerverkiezingen (2025).
  • Verregaande samenwerking bij manifestaties tussen PvdA en GroenLinks.
  • Intensivering van de samenwerking tussen jongerenafdelingen en wetenschappelijke bureaus van PvdA en GroenLinks.

Mogelijk
Na de Provinciale verkiezingen kan gestart worden met het uitwerken van een concept-regeerakkoord en/of een stembusakkoord. Dit kan gepaard gaan met een schaduwkabinet, al dan niet in overleg met andere progressieve partijen zoals de PvdD, maar ook met vakbonden, woon-protesten, milieubeweging, mensenrechtenorganisaties en andere protestbewegingen. Als elke partij daarbij nog zijn eigen kandidatenlijst heeft, geeft dat de mogelijkheid om in de verkiezingscampagne andere accenten te leggen.

Na de komende Tweede Kamerverkiezingen kunnen de fracties samen een fractie gaan vormen, maar per partij ruggespraak houden met de eigen achterban. Een gezamenlijke fractie voor de Europese Parlementsverkiezingen is tevens mogelijk. Daarbij is het niet evident bij welke Europese fractie de gezamenlijk fractie zich zou aansluiten (Progressieve Alliantie van Socialisten en Democraten of De Groenen/ Europese Vrije Alliantie).[22]

Mogelijke concrete stappen:

  • Verregaande samenwerking in kaderscholing van PvdA en GroenLinks.
  • Opstellen van een concept regeerakkoord/stembusakkoord met GroenLinks.
  • Gezamenlijke fractie met GroenLinks na de Tweede Kamerverkiezingen van 2025, met ruggespraak per partij.
  • Schaduwkabinet met GroenLinks (en eventueel andere linkse/progressieve partijen), inclusief gezamenlijke premierskandidaat.
  • Aanbieden van combinatielidmaatschap PvdA en GroenLinks.

Drastisch
De meest vergaande stap zou zijn bij de komende verkiezingen een gemeenschappelijke kandidatenlijst op te stellen met één lijsttrekker. Een dergelijke stap leidt waarschijnlijk tot een fusie. Een fusie zal echter veel energie en overtuigingskracht van de politieke top vereisen in beide partijen (PvdA en GroenLinks). De vraag daarbij is of dit niet erg geforceerd zal zijn. Een fusie is om deze en ook andere redenen op de korte termijn zeker een stap te ver. Het oprichten van een geheel nieuwe partij kan een alternatief zijn. Organisatorisch is dat een helse klus en het gevaar is groot dat dit de linkse versnippering niet tegengaat maar juist vergroot, ook op lokaal, provinciaal en Europees niveau.

Op de korte termijn gaat zowel een gezamenlijke lijst, een fusie als een nieuwe partij gepaard met een groot risico. Als de gooi naar een grote linkse machtspositie als gefuseerde of nieuwe partij mislukt, dan is de kans aanzienlijk dat de electorale positie van links nog sterker verzwakt ten faveure van andere partijen. Mits de eerdergenoemde lichte en middelgrote stappen succesvol lijken zal op de langere termijn de stap naar een gedeelde lijst en lijsttrekker kleiner zijn en met minder electorale risico’s gepaard gaan.

Drastische concrete stappen:

  • Alvast oprichten van een nieuwe linkse partij, met mogelijkheid tot dubbel (of in sommige gevallen triple) lidmaatschap.
  • Gezamenlijke lijsttrekker met GroenLinks voor de Tweede Kamerverkiezingen van 2025.
  • Gezamenlijke kieslijst met GroenLinks voor de Tweede Kamerverkiezingen van 2025.
  • Fusie met GroenLinks.

Niet iedereen zal alle boven besproken suggesties op dezelfde manier beoordelen. Er zijn allicht ook nog vele andere suggesties, waarvan we sommigen misschien ten onrechte niet genoemd hebben. Maar wat vaststaat is wel: niks doen is blijven zitten op een ijsschots richting zomer.

NOTEN

  1. Zie verder Joop van den Berg (2022). ‘Een kabinet verwekt in rancune’. S&D 2022/1, p. 8, 9.
  2. Karin van Leeuwen en Naomi Woltring (2022, 17 april). De geschiedenis van links is een geschiedenis van fusies en samenwerking.
  3. Jacqueline Kalk (2018), Lokale progressieve partijen en de PvdA. Een kwantitatieve en kwalitatieve analyse. Centrum voor Lokaal Bestuur; Jacqueline Kalk (2022, 27 maart). Lokale linkse samenwerking: de positieve én negatieve uitschieters, Centrum voor Lokaal Bestuur. geraadpleegd: 20-4-2022.
  4. Roderik Rekker & Sarah de Lange (2021). De Vergrijzing van de PvdA: oorzaken en oplossingen. S&D 2021/6 p. 16, figuur 2.
  5. Philip van Praag (2016), ‘Van kiezers en campagnes; de electorale ontwikkeling van de PvdA’. In Frans Becker & Gerrit Voerman (red). Zeventig jaar Partij van de Arbeid. Amsterdam, Boom, p. 125.
  6. Philip van Praag (2021). Links samenwerking: niet zonder de SP. S&D 2021/ 3, p. 30.
  7. Zie voor een samenvatting van deze literatuur: Matthijs Rooduijn (2021). Something old, something new, nothing borrowed, nothing blue. In S&D 2021/3, p. 27.
  8. Data ontleend aan ‘Eindelijk weer echt een glimlach op het gezicht’, analyse op de website Centrum voor Lokaal bestuur, 18 maart 2022.
  9. Stella Hoff, Bart van Hulst en Benedikt Goderis (2019). De omvang van armoede, in: Armoede in kaart 2019.
  10. Sociaal-Economische Raad (2021). Werken zonder armoede.
  11. CBS (2019). Verschil levensverwachting hoog- en laagopgeleid groeit.
  12. Joop van den Berg (2022, 22 april), Linkse samenwerking voor wie bestemd?, parlement.com.
  13. G.J. Vonk (2014). Repressieve verzorgingsstaat, Nederlands Juristenblad NJB, nr. 2: pp. 95–102; Thomas Kampen e.a., red. (2020). Streng maar onrechtvaardig: De bijstand gewogen. Amsterdam, Van Gennep.
  14. Jesse Frederik, Den Uyl-lezing (2017, 19 december). Waarom ik me een sociaaldemocraat voel, maar nooit PvdA heb gestemd, de Correspondent.
  15. M. Sandel, (2020). Tyranny of Merit: What’s Become of the Common Good? New York, Farrar, Straus and Giroux.
  16. Harriet Duurvoort (2022, 20 april), Voor een grote, pragmatische linkse bestuurspartij wil ik best water bij de wijn doen. De Volkskrant.
  17. WBS (2020). Actieonderzoek Reguleer de huursector; Cody Hochstenbach (2022). Uitgewoond. Amsterdam, DasMag.
  18. In ieder geval per 2050. Om dat te halen, moet de CO2-uitstoot in 2030 al met een derde teruggebracht zijn.
  19. Deze passage over een sociaal en duurzaam Europa is na presentatie van het advies Vrolijke noodzaak aan het partijbestuur in april 2022, aan de tekst toegevoegd.
  20. Matthijs Rooduijn (2021). Something old, something new, nothing borrowed, nothing blue. In S&D 2021/3, p. 27.
  21. De zinsnede over de wenselijkheid van een gezamenlijk kernprogramma voor de Europese verkiezingen en de oproep dat een gedeelde partijcommissie hiermee zo snel mogelijk aan de slag zou moeten gaan, is na presentatie van het advies Vrolijke noodzaak aan het partijbestuur in april 2022 aan de tekst toegevoegd.
  22. De zinnen over de mogelijkheid van een gezamenlijke fractie voor de Europese Parlementsverkiezingen is na de presentatie van het advies Vrolijke noodzaak aan het partijbestuur in april 2022 aan de tekst toegevoegd.

Dossiers

Voor een thematisch overzicht van al onze artikelen en publicaties, zie onze dossiers

Steun de Wiardi Beckman Stichting

Veel van onze onderzoeksprojecten en publieke bijeenkomsten zijn mogelijk gemaakt door giften van donateurs. Ook S&D zouden wij niet kunnen maken zonder donaties.