In veel verklaringen voor de verkiezingsnederlaag van de PvdA wordt verwezen naar de culturele dimensie van het electorale krachtenveld. De PvdA is sterk geworden in een periode waarin sociaaleconomische tegenstellingen de belangrijkste scheidslijn in het electoraat vormden. Deze klassieke linksrechts tegenstelling zou aan belang hebben ingeboet doordat kiezers hun stem steeds meer laten bepalen door hun positie op de culturele dimensie. Op die dimensie vormt een open, liberale en kosmopolitische positie het ene uiterste en een gesloten, conservatieve en nationalistische positie het andere uiterste. De PvdA voelt zich het meest verwant met de eerste pool, maar een belangrijk deel van haar traditionele achterban ziet globalisering, migratie en culturele diversiteit juist als een bedreiging van zijn positie. Zij kiezen daarom voor het gesloten en nationalistische wereldbeeld van rechtspopulisten, zeker als die op sociaaleconomisch gebied naar links bewegen. In een poging een middenpositie te kiezen op deze culturele as is de PvdA in een spagaat terecht gekomen, waardoor zij geen duidelijk profiel meer heeft en haar kiezers in alle richtingen ziet vertrekken.
Opvallend is dat deze analyse haaks staat op de verklaring uit het verleden voor het succes van de sociaaldemocratie in kleine, open economieën als de Nederlandse. Peter Katzenstein in de jaren tachtig en Dani Rodrik in de jaren negentig zagen juist een kwetsbare, open samenleving als een vruchtbare voedingsbodem voor sociaaldemocratische politiek. Het dilemma van een open samenleving is, dat die openheid – via internationale handel en culturele diversiteit – bijdraagt aan de welvaart, maar tegelijkertijd onzekerheid creëert voor individuele burgers. Een klein open land is als een dobberend schuitje op de golven van de internationale conjunctuur. Zich afsluiten van de buitenwereld is echter geen optie, omdat de welvaart daarvan afhankelijk is. Het alternatief is dat de overheid een buffer vormt om de risico’s voor de burgers op te vangen. Daarom, zo stelde Rodrik, hebben kleine open economieën de meest omvangrijke en genereuze verzorgingsstaten.
Waarom is een gevoel van onzekerheid over de gevolgen van globalisering en onbehagen over de groeiende diversiteit dan nu reden voor veel kiezers om zich af te keren van de PvdA? Blijkbaar vertrouwen zij er niet meer op dat de PvdA hen tegen de risico’s die daaruit voortvloeien, zal beschermen. Dat heeft niet alleen te maken met het kabinetsbeleid van de afgelopen vier jaar, maar met de steun die de PvdA al zeker twintig jaar geeft aan de hervorming van de verzorgingsstaat. Daar kun je veel mooie etiketten op plakken – participatiesamenleving, eigen kracht, dichter bij de burgers – maar in essentie betekent ze dat burgers meer zelf verantwoordelijk zijn voor de risico’s die zij lopen.
In plaats van op de culturele dimensie een meer conservatieve positie in te nemen, zou de PvdA juist degenen die de nadelen van openheid en diversiteit ondervinden, voldoende bescherming moeten bieden. Wie door globalisering of migratie zijn of haar baan dreigt te verliezen, moet er weer op kunnen vertrouwen dat er dankzij de PvdA een nieuwe baan – en anders een genereuze uitkering – voor in de plaats komt. Neem de weerstand tegen globalisering en openheid weg door ervoor te zorgen dat ze geen bedreiging meer vormen. Dat lijkt mij de belangrijkste opdracht voor de PvdA in de komende jaren.