Op maandagavond 7 december hield Lodewijk Asscher in de Rode Hoed de 27ste Den Uyl-lezing. In de zaal zaten dertig nieuwe PvdA-leden. Via internet keken duizenden mensen live mee.

De lezing is ook terug te kijken. Klik hier voor de opname.

Door: Lodewijk Asscher
Partijleider van de PvdA en fractievoorzitter in de Tweede Kamer

‘Als de deurwaarder kwam dan moest ik van mijn moeder vragen of hij kon helpen de slakken uit de kachel te halen.’ Laat hem niet over de rekeningen beginnen.’ Nooit nieuwe kleren. Geld moeten vragen aan familie. De onzekerheid van armoede maakt op een kind een enorme indruk. Het ondermijnt het zelfvertrouwen.

Die angst voor armoede kan altijd weer terugkeren, ik merkte het aan mijn moeder na de dood van mijn vader in 2018. De angst uit haar jeugd kwam terug. Haar vader was in ’45 overleden, hij was violist in het Concertgebouworkest. Als nabestaanden mochten ze nog af en toe gratis naar het Concertgebouw. Dat was mooi, maar verder was er niks geregeld. Geen vast inkomen, geen zekerheid.

Willem Drees was de grote held van haar jeugd. Nog steeds is ze ontroerd als hij ter sprake komt. Hij bracht in 1959 met de Algemene Weduwen- en Wezenwet bestaanszekerheid. Opeens was er een paar honderd gulden, elke maand. Zoals hij met de AOW voor alle Nederlanders een oudedagsvoorziening mogelijk maakte, dat was ongekend in de geschiedenis.

Het is een grote eer om de Den Uyl-lezing te mogen houden. Een eer vanwege de trotse geschiedenis van deze lezing. Een eer vanwege de naamgever Joop den Uyl. Maar de grootste eer zit hem erin dat de lezing mij de kans biedt te praten over wat we voor toekomst voor ons zien. In deze lezing wil ik laten zien welke inspiratie ons verleden ons biedt voor de strijd van vandaag, en bespreken wat deze tijd betekent voor het sociaal-democratische gedachtegoed.

Waarom is dat belangrijk?

Dat is belangrijk omdat je niets hebt aan ideologie zonder verband met de werkelijkheid die je kan ervaren. Zonder verankering in het heden zweeft ideologie in het luchtledige. Mooi om naar te kijken maar daar blijft het bij. Wij zijn geen getuigenispartij.

Dit geldt ook andersom. Als je de wereld van vandaag zonder ideologische ankers bekijkt, verlies je houvast. Dan wordt politiek puur modieus en technocratisch. Pragmatisme klinkt praktisch maar is uiteindelijk fnuikend voor een vitale democratie. Het verhult een gebrek aan maatschappijvisie. Het kweekt afkeer van de politiek.

Den Uyl begreep dit als geen ander. In het 75-jarig bestaan van de PvdA is hij misschien wel het beste voorbeeld van een ideologisch gedreven politicus. Tot op de dag van vandaag inspireert hij. Met Joop als premier leek de verbeelding aan de macht, terwijl hij ook altijd oog had voor ‘de smalle marges van de democratische politiek’.

Zijn opvolger Wim Kok sprak in zijn Den Uyl-lezing in 1995 over de spanning tussen droom en daad, tussen het ideaal en de werkelijkheid. Reflecterend sprak hij:Bij mijzelf heeft zich – stellig onder de invloed van een jarenlange ervaring in de vakbeweging – een stevige beducht- en bedachtzaamheid tegenover radicalen-met-zuivere-standpunten ontwikkeld, als een tweede natuur bijna.’

De lezing van Wim Kok in 1995 is de geschiedenis ingegaan als het moment waarop de partij de ‘ideologische veren zou hebben afgeschud’. Een kort zinnetje dat in de jaren daarna een geheel eigen leven is gaan leiden. Het werd gezien als de korte samenvatting van de Paarse kabinetten en de Derde Weg.

Maar daarmee werd Kok ook tekortgedaan. Verderop in de lezing spreekt hij bezielend over de groeiende behoefte om in een ‘individualiserende samenleving’ vast te stellen wat ons gemeenschappelijk bindt en over het publieke belang als hart van sociaal-democratische politiek. Over de groeiende behoefte om de samenleving een gevoel van richting, van zingeving mee te geven. En over de toenemende onzekerheid voor ‘het kwetsbare maatschappelijke midden’, de middengroepen.

Ondanks de bevrijding die gevoeld werd om voor het eerst zonder het CDA te regeren en de economische en sociale resultaten van de kabinetten-Kok – één miljoen nieuwe banen, een sterke economische emancipatie van vrouwen, de vooruitgang op medisch-ethisch gebied en de openstelling van het burgerlijk huwelijk voor paren van gelijk geslacht om maar eens wat te noemen – groeide bij veel mensen het gevoel dat de PvdA in ideologische herkenbaarheid tekortschoot. Dat droom en daad niet meer in balans waren.

Mensen voelden dat er onderliggend aan de ogenschijnlijke economische voorspoed fundamentele veranderingen gaande waren. Veranderingen die de onzekerheid van grote groepen mensen met lagere inkomens en mensen in de middenklasse fundamenteel hebben vergroot.

Wouter Bos analyseert ze scherp in zijn Den Uyl-lezing in 2010. De razendsnelle globalisering na de ineenstorting van de Sovjet-Unie, de diepgaande ICT-revolutie en technologisering in talloze economische sectoren, de ongekende groei van het Angelsaksische financiële systeem dat door Reagan en Thatcher geliberaliseerd was, de groeiende individualisering en gevoelens van vervreemding door migratie; het karakter van het moderne kapitalisme veranderde in de jaren 1980 en 1990 fundamenteel, uitmondend in de grote financiële crisis van 2008. 

Bos sprak ook in morele termen over het moderne, ongebreidelde kapitalisme:In het moderne kapitalisme vindt een ondermijning van de menselijke waardigheid plaats door een voortdurende druk van commercialisering op de publieke sfeer, het stelselmatig appelleren aan de primaire behoeften van meer meer meer en nu nu nu en de steeds terugkerende versterking van individuele belangen en emoties als enigzaligmakend. Dat werkt uiteindelijk ontwrichtend op de samenleving omdat het mensen onverschillig maakt ten opzichte van elkaar en het steeds weer de balans tussen particuliere koopkracht en collectieve investeringen verstoort en daarmee de kracht van wat wij met en voor elkaar kunnen betekenen.’

Onze tijd

En hoe is het nu? Corona heeft de kwetsbaarheden in onze samenleving genadeloos blootgelegd. In één klap zaten honderdduizenden zonder werk en inkomen. De angst van mijn moeder werd voor velen realiteit. Maar de problemen zijn niet nieuw. De verdeeldheid, de ongelijkheid, ze waren er al. Als je op de wachtlijst staat voor een betaalbare woning. Als je kind niet mee kan op school. Als je maar moet afwachten of er een nieuw tijdelijk contact komt, dan is terug naar het oude normaal geen fijn vooruitzicht.

We komen uit een tijd waarin te vaak de markt doel was, het individu de oplossing en de overheid het probleem. Dat systeem is failliet. We moeten een nieuwe balans vinden, een andere verhouding tussen individu en gemeenschap, tussen markt en overheid. Een nieuwe verzorgingsstaat waar de zekerheid van het bestaan mensen in staat stelt weer te dromen. Een eerlijk en fatsoenlijk Nederland met bestaanszekerheid als basis, zodat vooruitgang voor iedereen mogelijk is.

Of, zoals in Om de kwaliteit van het bestaan, het verkiezingsprogramma van de PvdA in 1963, zo treffend werd verwoord:De kwaliteit van ons aller bestaan wordt in werkelijkheid niet uitsluitend en zelfs niet in de eerste plaats bepaald door een overvloedige particuliere consumptie van materiële goederen, opgejaagd door een ongeremde reclame. Voor ons gezamenlijk welzijn moeten van evenveel of van nog groter belang worden geacht: de mate van sociale rechtvaardigheid die in onze samenleving is gerealiseerd, een stabiele economische ontwikkeling, goed-functionerende gemeenschappelijke voorzieningen, de democratische inrichting van de samenleving, gelijke kansen op ontplooiing en mogelijkheden tot het deelhebben aan de cultuur.’

Drie sociale kwesties

Ik zie voor onze tijd drie grote sociale kwesties die schreeuwen om een beter antwoord:

  1. de toenemende ongelijkheid;
  2. sociale ontheemding;
  3. de gemankeerde verzorgingsstaat.

Allereerst de ongelijkheid. Per nacht slapen bijna tienduizend kinderen in de daklozenopvang. En tegelijkertijd kregen Nederlandse miljardairs er sinds de corona-uitbraak € 9 mrd bij. In ons land. Wat een contrast. Geen geld voor het schoolreisje, geen nieuwe kleren, in de rij bij de Voedselbank. Schulden. Van tijdelijk contract naar tijdelijk contract. En tegelijkertijd een bovenlaag van mensen die het meer dan goed hebben. Ik vind dit niet te verteren.

Het is een grotere trend. Wereldwijd bezitten de 26 rijksten op aarde evenveel als de 3,8 miljard armste mensen. Een CEO in Nederland verdient inmiddels gemiddeld 170 keer zoveel als een ‘normale’ werknemer. Voor het eerst sinds de Tweede Wereldoorlog dreigt de nieuwe generatie slechter af te zijn dan de voorgaande.

En ongelijkheid werkt door op alle terreinen: denk aan de verschillen in levensverwachting en het aantal gezonde levensjaren tussen arm en rijk, de onzekerheid van flexibele contracten bij lagere inkomens versus de hoge inkomens met veelal een vast dienstverband, de kwaliteit van de basisschool in het ene postcodegebied versus die in een ander deel van de stad. De aangrijpende documentaire Klassen van Ester Gould en Sarah Sylbing laat dat treffend zien.

Met de oprukkende macht van extreem vermogenden en multinationals komen onze publieke waarden steeds meer in het gedrang. Waar we ons in 2008 nog zorgen maakten om banken die too big to fail waren, zijn inmiddels de vijf grootste bedrijven ter wereld Amerikaanse techgiganten die zich onze data hebben toegeëigend. Samen kochten ze meer dan vierhonderd bedrijven op. Inmiddels is de strijd om onze betalingsgegevens losgebarsten. Google heeft een bankvergunning, Facebook is de munt Libra gestart en Apple heeft Apple Pay. José van Dijck sprak daar in 2018 over in haar Den Uyl-lezing. Als we niet opletten zijn het straks een handjevol bedrijven die essentiële publieke diensten als informatie, communicatie en betalingsverkeer in handen hebben. Wie beschermt dan onze gezamenlijke belangen?

Kortom; de groeiende ongelijkheid splijt de samenleving.

De sociale ontheemding

Het is niet alleen de armoede, de economische ongelijkheid die pijn doet. Het gaat ook om het gevoel nergens thuis te horen, nergens terecht te kunnen. Een vreemde zijn in je eigen buurt, je eigen baan, je eigen land. De tweede kwestie: het groeiende gevoel van sociale ontheemding. Ik heb daar ook over geschreven in mijn boek Opstaan in het Lloyd Hotel. Hoe hou je grip op je leven in een steeds ingewikkelder wereld?

De voortgaande flexibilisering en automatisering van arbeid leidt ertoe dat de zingeving en betekenis van werk voor mensen afneemt. Als jouw werk morgen door een ander of een computer gedaan kan worden, als jouw bijdrage als werknemer niet gewaardeerd en erkend wordt, ondermijnt dat het gevoel dat je iets bijdraagt aan de samenleving. En de meer dan een miljoen mensen die niet kunnen werken, hebben vaak het idee dat ze niet meetellen, dat ze niet voor volwaardig worden gezien. Het leidt tot gevoelens van vereenzaming en sociaal isolement. Tot het gevoel nergens meer thuis te horen, tot ontheemding.

Individualisering en migratie dragen daar ook aan bij. Noreena Hertz stelt in haar boek De eenzame eeuw dat eenzaamheid mede veroorzaakt wordt door het ontbreken van steun uit sociale netwerken. Als mensen niemand hebben om op terug te vallen. Als mensen zich niet meer thuis voelen in hun buurt omdat de nieuwe buren, vluchteling of arbeidsmigrant, de taal niet spreken. Als mensen wel een warm hart hebben voor de opvang van vluchtelingen, maar intussen bezorgd zijn dat weinig wordt gedaan tegen overlastgevers uit veilige landen. Als de politiek dan ook nog deze gevoelens negeert of zelfs ridiculiseert, zoals Hillary Clinton deed toen zij over ‘deplorables’ sprak, voelen mensen zich verlaten. Het is het gevoel dat David Goodhart zo treffend verwoordt als hij over de ‘anywheres’ en de ‘somewheres’ schrijft. Het aanpakken van deze problemen is wel degelijk een opdracht van linkse politiek.

De gebrekkige verzorgingsstaat

Dan de derde kwestie. Is de overheid er eigenlijk nog wel voor mij? Eigenlijk gaat die vraag over het tekortschieten van de verzorgingsstaat. Is de bescherming er ook voor mij, als ik die nodig heb? Of is het vooral een verzorgingsstaat voor multinationals terwijl wij als verdacht worden gezien? De toeslagenaffaire is daarvan een ultiem, maar helaas niet het enige voorbeeld. De Nationale Ombudsman noemde dat ‘wie niet past loopt vast’.

De verzorgingsstaat is zo ingewikkeld geworden dat veel mensen niet de steun krijgen die ze nodig hebben. Mensen die het meest op de overheid zijn aangewezen, worden het meest geconfronteerd met ingewikkelde regels. Volgens de Vereniging van Sociale Diensten hebben we 26 verschillende regelingen voor inkomensondersteuning. Geen wonder dat mensen de weg niet meer weten te vinden.

De Britse Hilary Cottam noemt in haar boek Radical Help een aantal problemen met de moderne verzorgingsstaat. Zo ligt er te veel nadruk op zelfredzaamheid. Dit betekent dat je pas een beroep op de overheid mag doen als je het zelf niet meer redt. Dat klinkt verstandig, maar werkt funest uit. Het betekent dat de problemen eerst uit de hand moeten lopen, voor de overheid in actie komt. Het stimuleert ook kortetermijndenken. Te vaak is minimale zelfredzaamheid het doel, terwijl voor de langere termijn het versterken van vaardigheden en sociale steun veel belangrijker zijn. Om een goed leven te kunnen leiden zijn de relaties met andere mensen essentieel.

Deze drie problemen, ongelijkheid, ontheemding en de ontoereikende verzorgingsstaat, schreeuwen om een politiek antwoord: 1) nieuwe zekerheid, 2) een nieuwe economie die werkt voor mensen, 3) een moderne verzorgingsstaat die mensen laat bloeien.

Nieuwe zekerheid: bestaanszekerheid voor de 21e eeuw

Als je zeker bent van je bestaan is vooruitgang mogelijk. Het herstel van bestaanszekerheid, het recht op een fatsoenlijk bestaan, zie ik daarom als de kernwaarde van sociaal-democratische politiek.

Mag ik u vragen zelf de gedachteoefening te doen: wat is nu werkelijk belangrijk? Goede zorg zodra je die nodig hebt. Een veilige plek waar je fijn kunt thuiskomen, een inkomen waar je op kunt rekenen, een veilig pensioen op de oude dag, een vangnet voor als het tegenzit en goed onderwijs en de beste toekomst voor je kinderen en kleinkinderen. En kijk dan eens voor hoeveel mensen dit onzeker is geworden. Voor veel mensen is bestaanszekerheid niet alleen een voorwaarde voor vooruitgang, het ís vooruitgang.

Van een samenleving waar ‘the winner takes all’ naar een samenleving waar we allemaal winnen. Niet alleen nu, maar ook in de toekomst. Een duurzamere, groenere en schonere toekomst is daarmee onlosmakelijk verbonden aan de bestaanszekerheid van ons allemaal. De zekerheid van een fatsoenlijk bestaan is een voorwaarde om echt vrij te kunnen zijn. De sociaal-democratie onderscheidt zich hierin fundamenteel van het liberalisme.

Voor (neo)liberalen betekent vrijheid vooral de afwezigheid van overheidsinterventie. Voor sociaal-democraten betekent vrijheid zelfbestemming. Waar zij overheidsingrijpen zien als inbreuk op vrijheid, zien wij overheidsingrijpen als noodzakelijke voorwaarde om te zorgen dat iedereen iets van zijn of haar leven kan maken. In de sociaal-democratie is vrijheid geen privilege.

Bestaanszekerheid en vrijheid kennen ook een sterke niet-economische betekenis. De sociaal-democratie handelt immers vanuit de overtuiging dat alle mensen gelijkwaardig zijn. Dat is niet zomaar iets, dat is iets om voor te strijden. ‘Hoe mensen met elkaar omgaan, dat dat met respect en gelijke rechten gaat, het is iets fragiels jongen’, soms hoor ik de stem van mijn vader als het over het verband tussen zekerheid en op het oog abstracte begrippen als rechtsstaat en grondrechten gaat.

Zijn geschiedenis laat zien hoe sterk het kwaad kan zijn. Maar ook hoe goede krachten kunnen overwinnen. Als kind van joodse ouders werd hij hier vlakbij opgesloten in de Hollandsche Schouwburg. Een tussenstation van de vervolging. Maar hij werd gered. Door mensen die zich over hem ontfermden als hun eigen kind. En hij stelde zijn leven in het teken van opkomen voor anderen, voor gelijkwaardigheid. Niet beoordeeld te worden op één element van je identiteit maar in vrijheid je leven te kunnen leiden.

Want pas als je in staat bent om je leven zelf in te richten, je eigen keuzes te maken, als je niet aan de grillen van anderen bent overgeleverd, ben je werkelijk vrij. Voor sociaal-democraten is gelijkheid daarmee inherent verbonden aan vrijheid, terwijl neoliberalen juist geloven dat het streven naar gelijkheid inbreuk maakt op vrijheid.

Als de vrijemarkteconomie ervoor zorgt dat een steeds kleinere groep zich steeds meer kan veroorloven, en een steeds grotere groep steeds minder, komt bestaanszekerheid voor iedereen in gevaar. ‘Spreiding van kennis, macht en inkomen’ is geen doel op zich maar een middel om bestaanszekerheid voor iedereen na te streven. De waarde ‘eerlijk delen’ is het sociaal-democratische antwoord op hebzucht, egoïsme en onrechtvaardigheid. We moeten voorkomen dat ‘te veel naar te weinig gaat’, vatte Drees dat ooit kernachtig samen.

Wil je zien waar marktvrijheid de bestaanszekerheid ondermijnt dan is de woningmarkt een duidelijk voorbeeld. Een fijne, betaalbare woning is één van de pijlers onder een zeker bestaan. Intussen is een goede woning voor sommigen een gouden belegging maar voor de meesten een fata morgana. De komende jaren wil ik op het gebied van wonen een fundamentele omslag teweegbrengen. Van deze woning ‘markt’ naar het recht op betaalbare volkshuisvesting.

Wonen moet weer een expliciete verantwoordelijkheid van de Rijksoverheid worden. Iedereen heeft een betaalbare woning nodig, niemand honderden om mee te speculeren. Daarom stellen wij voor om beleggers en speculanten, u kent ze inmiddels wel, steviger te belasten en dat geld te gebruiken voor een Nationaal Woningbouw Plan voor minstens 100.000 nieuwe woningen per jaar. Zodat een betaalbare woning weer binnen handbereik komt voor jongeren, gezinnen en ouderen die nu onzeker over hun thuis zijn.

Een tweede voorbeeld is het onderwijs. Iedereen weet dat goed onderwijs de basis is voor een politiek van gelijke kansen. Voor ontwikkeling en ontplooiing. Maar hier geldt dat je er niet bent met een kans voor een individueel kind op goed onderwijs. In zijn boek The Tyranny of Merit laat Michael Sandel zien dat een doorgeslagen meritocratie heel funeste effecten kan hebben. Als de overheid zich alleen richt op het bieden van theoretisch gelijke kansen en niet kijkt wat kinderen werkelijk belemmert, wordt het idee versterkt dat succes een keuze is en falen je eigen schuld. Het ondergraaft de solidariteit, omdat winnaars al snel denken dat hun succes selfmade is en dat achterblijvers het gevoel krijgen dat je zonder diploma niks voorstelt en niet meetelt.

Daarom wil ik andere keuzes maken. We zien dat veel kinderen al met zo’n achterstand aan de basisschool beginnen, dat zij die nooit meer kunnen inlopen, hoe hard ze hun best ook doen. Ongelijkheid en een verdeelde samenleving beginnen al in groep 1, vraag het maar aan de juf en meester voor de klas. En kijk dan eens hoeveel het uitmaakt wie er voor de klas staat en met welke verwachting een leraar naar een kind kijkt. Hoezeer we onze kinderen tekortdoen door ze op elfjarige leeftijd al uit elkaar te halen.

Daarom moeten we kinderen uit de armoede halen. Daarom moeten we investeren in de leefbaarheid van slechte wijken. Daarom hebben we in Nederland een voorschool nodig voor de allerjongste kinderen tussen nul en vier jaar. En daarom moeten we een revolutie van werkelijke mogelijkheden ontwikkelen voor alle kinderen. Met huiswerkbegeleiding, sport, cultuur en een maaltijd op school. Ik zie het als een dure plicht om deze klassenmaatschappij te doorbreken.

Een nieuwe economie die werkt voor mensen

Dat brengt mij op mijn tweede punt: een economie die werkt voor mensen in plaats van andersom. Bestaanszekerheid valt niet alleen via de overheid te organiseren, we hebben ook de innovaties, investeringen en banen van bedrijven nodig. Nu, en voor de uitdagingen van de toekomst. Maar daarvoor zullen we wel het karakter van het moderne kapitalisme moeten veranderen. De marktkrachten breidelen, om Drees nogmaals te citeren.

Want hoe vrij is een wereld waarin de macht van kapitaal zo groot is dat private equity-partijen bedrijven kunnen kaalplukken als sprinkhanen en werknemers berooid achterblijven? Hoe vrij ben je als Amerikaanse techbedrijven miljarden verdienen terwijl je als flexwerker elke dag maar moet afwachten hoeveel uur je mag werken?

Zulke vrijheid is niet onze vrijheid. Den Uyl zag dat al in 1951 toen hij als 33-jarige directeur van de Wiardi Beckman Stichting De weg naar vrijheid schreef. Met de sociaal-democratie als ‘beweging die de ganse maatschappij, zoals ze onder inwerking van het kapitalistische systeem is geworden, wil hervormen tot een gemeenschap van vrije mensen’.

Om tot die gemeenschap van vrije mensen te komen, moeten we de moderne economie fundamenteel anders inrichten. We moeten mensen de economie laten bepalen. De investeringen, de banen, de innovaties omarmen, maar wel op onze voorwaarden. Ieder bedrijf is immers een samenwerking tussen arbeid en kapitaal. Het is niet eerlijk als alle winsten voor het kapitaal zijn en alle risico’s voor de werkenden.

Dat is helaas wel wat we de laatste decennia te vaak hebben gezien. Sinds de jaren tachtig zijn alle ingrediënten van de liberale marktgelovigen gevolgd: minder belastingen, minder herverdeling en minder overheid. Meer liberalisering, meer flexibilisering en meer onzekerheid. De toptarieven in de inkomensbelasting zijn gedaald van 72% in 1989 naar 49,5% nu. De tarieven op rente en dividend zijn in 2001 verlaagd van 60% naar 30%. De tarieven in de winstbelasting zijn verlaagd van 48% in 1980 naar 25% nu. De marktgelovigen hielden ons voor dat dat voor iedereen goed zou zijn.

Mijn eerste grote confrontatie met de fundamentalisten van het marktgeloof was in 2006, toen ik nog een jonge wethouder in Amsterdam was. Schiphol moest en zou naar de beurs. Ik was tegen. Het was de grote wens van Gerrit Zalm, de machtigste man uit politiek Den Haag. Het kon niet meer gestopt, er was al veel te veel geld aan uitgegeven. Of ik niet wist dat mensen veel liever voor een beursgenoteerd bedrijf zouden werken? Of ik niet doorhad dat ik de vooruitgang wilde tegenhouden? En ook, door een bankier op mijn werkkamer, of ik soms geen carrière wilde na de politiek? Die strijd wist ik te winnen.

Maar op de meeste andere terreinen wonnen de aanhangers van het ongebreidelde aandeelhouderskapitalisme. En we zien waar het toe heeft geleid. De lonen stagneren al veertig jaar. Steeds meer van onze ‘groei’ komt terecht bij bedrijven en steeds minder bij huishoudens. De ongelijkheid in kennis, macht en inkomen groeit.

Dat moet fundamenteel anders. Een omslag in het denken is nodig over de balans tussen mens, samenleving en markt. Onze samenleving is immers niet een verzameling van individuen. We zijn geen BV Nederland.

In een nieuw sociaaleconomisch model, gestoeld op de Rijnlandse traditie, wil ik een nieuwe balans bereiken tussen kapitaal en arbeid. Het is nodig om wat scheef is gegroeid te herstellen. Daarom wil ik de democratische zeggenschap van de werkenden zelf versterken. Medewerkers moeten meer zeggenschap krijgen over de koers van het bedrijf, de aard van het werk en de verdeling tussen werk en privé. En het is rechtvaardig dat werkenden ook gaan meedelen in de winsten van bedrijven als aandeelhouders dividend ontvangen.

Ik ben daarom groot voorstander van een Wet Eerlijk Delen. Als bedrijven winst maken en dividend uitkeren, moet verplicht ook een deel naar de werknemers. Dat zo’n wet nodig is zagen we de afgelopen maanden helaas maar al te vaak. Supermarkten maakten gigantische winsten, keerden honderden miljoenen uit aan aandeelhouders, maar werknemers werden afgescheept met een cadeaubon. Erger nog; de onderhandelingen over een nieuwe cao voor de supermarkten liepen vorige week stuk. De medewerkers die bij hebben gedragen aan het succes van de bedrijven, staan nu met lege handen. Dat is niet eerlijk en het is niet fatsoenlijk.

We moeten kennis, inkomen en macht fundamenteel herverdelen. Bedrijven die winst willen maken ten koste van mens en planeet hebben geen bestaansrecht. Echte ondernemers die mens en planeet helpen, verdienen juist meer ondersteuning. Dat vraagt om een modern belastingstelsel dat vermogenden, multinationals en vervuilers een eerlijke bijdrage laat leveren. Met bijvoorbeeld een digitaks voor de techreuzen en een platformheffing voor de Ubers van deze wereld, zodat zij netjes gaan bijdragen aan de collectieve voorzieningen en de zekerheid van werkenden.

Een modern belastingstelsel stelt de overheid ook in staat om zelf te durven investeren en regie te nemen. De grond is van ons, niet van speculanten. Data en informatie zijn van ons, niet van techbedrijven en app-bouwers. Duurzame energie is van ons, niet alleen van de happy few. Toegang tot grond, informatie en energie mag daarom geen monopolie zijn. Als een bedrijf als Facebook het gehele communicatieverkeer dreigt over te nemen, moeten we dit soort bedrijven durven op te breken.

Stellen we ons een economie voor die gebaseerd is op deze waarden dan is er ruimte voor echte groei. Brede welvaart. Als we oneerlijke concurrentie op basis van milieuvervuiling en het uithollen van werknemersrechten stoppen, kunnen de ondernemingen van goede wil pijlsnel groeien. Een nieuwe economie die werkt voor mensen in plaats van andersom.

Een moderne verzorgingsstaat die mensen laat bloeien

Ik kom op mijn derde punt. Voor een eerlijk en fatsoenlijk land hebben we natuurlijk ook een krachtige verzorgingsstaat nodig. De komende jaren worden allesbepalend. De werkloosheid stijgt. De armoede neemt toe. En de rekening van de crisis zal betaald moeten worden. We kennen het recept van de liberalen. Rechtse partijen willen altijd bezuinigen. Op de mensen in de bijstand, op de publieke sector, op de huurders. Daar keer ik me tegen. Omdat het anders kan en beter moet.

We moeten niet terug naar het oude normaal, maar naar een beter normaal. Dat begint met een nieuwe, moderne sociale zekerheid met een garantie op werk als fundament. De Werkgarantie. Ik wil dat werkloosheid als een collectief risico gezien wordt, niet als individuele verantwoordelijkheid. Ons streven zou moeten zijn om de werkloosheid naar 0% te krijgen. Volledige werkgelegenheid als hoeksteen voor een moderne verzorgingsstaat.

Natuurlijk zijn we trots op ons stelsel waarin we allemaal kunnen rekenen op een inkomen als het tegenzit. Maar het verliezen van je baan is een van de ingrijpendste dingen die je mee kunt maken. Uit onderzoek blijkt dat veel mensen het net zo heftig ervaren als het overlijden van een naaste. Het is niet alleen het verlies van inkomen, maar ook het verlies van betekenis hebben in de maatschappij. Van meedoen, mensen ontmoeten en nieuwe dingen leren.

Mensen die hun baan verliezen mogen we daarom niet in de steek laten met een uitkering, maar moeten we helpen naar nieuw werk. Zodat er voor iedereen goed werk is. Een plek waar je aan de slag kunt met collega’s en waarna je trots thuis kunt komen. Waarbij sprake is van wederkerigheid, omdat iedereen altijd iets bijdraagt aan onze maatschappij en samenleving. Wederkerigheid is het sociaal-democratische antwoord op de eenzaamheid van eigen verantwoordelijkheid.

Ik geloof dat het beter voor ons land is als bedrijven, vakbonden en de overheid samenwerken om mensen collectief een kans te bieden op nieuw werk, met behoud van inkomen. Waarbij de overheid banen creëert als er bij bedrijven geen plek is, als banenmotor hand in hand met het midden- en kleinbedrijf. Onze verzorgingsstaat waarbij de publieke basisbaan het sluitstuk is, juist voor al het belangrijke werk dat nu nog veel te veel blijft liggen. ‘Ik voel me meer mens’, zo beschreef Hans uit Groningen zijn gevoel toen hij dankzij wethouder Carine Bloemhof aan een basisbaan kon beginnen.

Vernieuwing is ook nodig om de gebreken die Hilary Cottam blootlegt te corrigeren. Ik noemde ze eerder: te veel focus op zelfredzaamheid en de korte termijn. We moeten de misvatting loslaten dat je pas recht hebt op hulp als je hebt bewezen dat je het niet zelf kunt. Als we daaraan vasthouden is preventie zinloos. Dan moeten mensen eerst dieper in de schulden raken voor ze hulp krijgen, dan moeten mensen eerst maanden in de opvang zitten voor ze worden geholpen aan een huis. De verzorgingsstaat is onder invloed van marktwerking een centrifuge geworden die mensen met pech of tegenslag naar de randen van de samenleving slingert. Om je lot in eigen handen te kunnen nemen moet de overheid niet pas bijspringen als het totaal mis is gelopen, maar juist investeren in vaardigheden en in het versterken van sociale relaties zodat we problemen voorkomen.

Kijk naar hoe we omgaan met kwetsbare kinderen. De meeste dakloze jongeren hebben een geschiedenis in de tweedelijns jeugdzorg. Dat zijn dus kinderen die niet veilig waren thuis, die we onder onze hoede hebben genomen. Vervolgens werden ze meerderjarig, moesten naar een ander loket en werden aan hun lot overgelaten. De wanhoop van deze jongeren, de levenservaring in hun ogen – het zou geen kind moeten overkomen. Als zij beter geholpen waren, als we ze niet hadden losgelaten zou zoveel leed bespaard zijn gebleven.

Om te zorgen dat mensen zich gekend en gezien weten moet de combinatie van de doorgeslagen individualisering en de zakelijke overheid worden losgelaten. Een moderne verzorgingsstaat zorgt dat alle inwoners zich thuis voelen, en houdt rekening met de relaties tussen mensen. Van het bestraffen van het delen van kosten naar het bevorderen dat mensen elkaar steunen.

Wij weten dat iedereen erop vooruitgaat als je risico's eerlijk met elkaar deelt. Als wederkerigheid leidend is. Iedereen moet kunnen rekenen op steun en iedereen moet naar vermogen bijdragen. Zo krijgen we een krachtige, moderne verzorgingsstaat die mensen laat bloeien.

Het moet anders en samen kunnen we dat

Bestaanszekerheid, een nieuwe economie die werkt voor mensen en een krachtige verzorgingsstaat. Samen vormen ze een hoopvolle agenda voor een beter, eerlijker en fatsoenlijker Nederland. Maar hoe komen we daar? Zijn we wel in staat om dat voor elkaar te krijgen?

Ik keek laatst naar een enorm bord boven de snelweg waar we vermanend worden toegesproken: ‘Alleen samen krijgen we Corona onder controle’. Ik dacht opeens: als je drie woorden schrapt heb je eigenlijk de kern van de sociaal-democratische aanpak: ‘Samen krijgen we controle’. Waarom zouden we wat kan in een pandemie niet benutten voor het bouwen van een betere samenleving? Samen kunnen we heel veel bereiken. De sociaal-democratische beweging laat dat al ruim honderd jaar zien.

Wij weten: in je eentje sta je machteloos, maar met bondgenoten kun je veel voor elkaar krijgen. Een individuele medewerker maakt weinig kans met een looneis, maar als alle werknemers het samen doen wel. De individuele buurtbewoner krijgt het niet voor elkaar om een zwembad open te houden als de gemeente het wil sluiten. Maar samen met andere buurtbewoners kan het wel. Ik zag het onlangs nog bij het Zoutwaterbad in Loppersum toen ik met onze lokale lijsttrekker Bé Schollema op pad was. Dankzij de collectieve actie van burgers is het enige zoutwaterbad in Nederland nog open.

En zo is het ook op het wereldtoneel. In ons uppie staan we machteloos tegenover het mondiale kapitalisme. Maar als we bondgenoten zoeken, kunnen we wel het verschil maken. De landen van de Europese Unie zijn daarin onze bondgenoten. Samen kunnen we regels opleggen die het verschil maken. Voor de aanpak van sociale onrechtvaardigheid, voor de bescherming van minderheden, voor het klimaat.

Een voorbeeld? Als minister van Sociale Zaken raakte ik in de zomer van 2015 in gesprek met de ambtenaar die werkte aan een betere Carcinogenen-richtlijn. Wat voor richtlijn? Het gaat om de regels over de hoeveelheid kankerverwekkende stoffen in producten. Toen Nederland in 2016 voorzitter van de EU was heb ik samen met anderen gestreden voor strengere regels – tegen de zin van sommige bedrijven en sommige landen in. Maar ik had gelukkig ook bondgenoten: vakbonden, politieke partijen, maatschappelijke organisaties. Uiteindelijk is het gelukt. En wat dat betekent? Op termijn honderdduizend minder mensen die overlijden aan kanker. Samen werkt echt beter dan ieder voor zich.

Laten we de kracht van Europa benutten en het machts- en verdienmodel van bedrijven zoals Facebook, Google en Amazon opbreken zodat anderen kunnen bloeien. Laten we zorgen dat platformbedrijven netjes gaan bijdragen aan onze collectieve voorzieningen zodat we de scholen kunnen verbeteren. Laten we zorgen dat Deliveroo fatsoenlijk gaat betalen voor de bescherming van werkenden tegen ziekte en arbeidsongeschiktheid.

Soms kan het op buurtniveau, soms op landelijk niveau, en soms op Europees niveau. Maar het moet anders en samen kunnen we dat. Ik ben optimistisch over onze toekomst. Ik proef dat de tijdsgeest onze richting op komt. De PvdA kan de komende jaren weer richting geven aan de ontwikkeling van ons land.

Daarvoor zullen we de doemdenkers moeten bewijzen dat verandering mogelijk is. De valse vrijheid van de liberalen moeten ontmaskeren. De BV Nederland-denkers moeten verslaan. Laten zien dat het anders kan. Beter.

Om de zekerheid van het bestaan.

In een gemeenschap van vrije mensen.

Zodat we allemaal vooruitkomen.

Niet terug naar normaal, we willen niet terug naar hoe het was. Het is tijd voor een beter normaal. Met een politiek die idealen laat doorklinken in het alledaagse leven.

En een PvdA die met trots haar ideologische veren gebruikt om mensen te laten vliegen.

Dossiers

Voor een thematisch overzicht van al onze artikelen en publicaties, zie onze dossiers

Steun de Wiardi Beckman Stichting

Veel van onze onderzoeksprojecten en publieke bijeenkomsten zijn mogelijk gemaakt door giften van donateurs. Ook S&D zouden wij niet kunnen maken zonder donaties.