Interview met Jeroen van Waarde
Mensen met én een verslaving én een psychose, of én psychische problemen én ernstige lichamelijke ziekten, vallen nogal makkelijk tussen de raderen van ons zorgsysteem. Het blijkt uit wachtlijsten die langer worden, in het bijzonder die voor de complexe geestelijke gezondheidszorg, maar iedereen die om zich heen kijkt ziet het ook op straat. Om hoeveel mensen gaat het?
Annemarieke Nierop
Hoofdredacteur S&D
Zijn het incidenten, die mensen waar duidelijk iets mis mee is op straat waar we een beetje beschaamd omheen lopen? Is de groep groter dan vroeger? En waar horen deze mensen voor hulp eigenlijk aan te kloppen? Kloppen ze zelf überhaupt wel aan? Hoe kunnen we hulp voor ze regelen? In de zoektocht naar antwoorden op deze vragen kwam ik, bij gebrek aan rapporten en duidelijke cijfers, aan tafel te zitten bij Jeroen van Waarde, vrijgevestigd psychiater verbonden aan het Rijnstate ziekenhuis in Arnhem.
De afdeling waar hij werkt is een zogenoemde medisch-psychiatrische unit binnen het ziekenhuis. Dat betekent zoveel als dat je op deze afdeling psychiatrie zowel voor een psychose behandeld kunt worden als dat je er een infuus kunt krijgen met antibiotica voor een longontsteking.
Afdelingen zoals deze in Rijnstate zijn inmiddels schaars. Het aantal psychiatrische afdelingen in ziekenhuizen - vroeger heette die PAAZ-afdelingen - daalt al jaren. De klinische psychiatrie is aan het verdwijnen uit onze algemene ziekenhuizen. Ik spreek Jeroen van Waarde niet alleen omdat hij 22 jaar ervaring heeft als psychiater in Rijnstate en jarenlang in het bestuur van de Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie zat, en hij dus hopelijk helderheid kan geven over de omvang van de groep mensen in psychische nood die tussen wal en schip valt. Ik spreek hem ook omdat hij zich al jaren verzet tegen deze scheiding tussen de geestelijke gezondheidszorg en de lichamelijke (somatische) zorg. Die scheiding is volgens hem een van de oorzaken dat kwetsbare mensen – zoals de verslaafden die ook andere problemen hebben en die dringend zorg nodig hebben - die zorg niet altijd krijgen. Ik kom hem op het spoor door zijn optreden in de documentaire ‘Verward’ van Jessica Villerius.
Annemarieke Nierop: Sinds wanneer is die scheiding tussen geestelijke gezondheidszorg en somatische zorg gaande?
Jeroen van Waarde: ‘Dat speelt al decennia. Vroeger hadden we grote psychiatrische instellingen bij de duinen en in de bossen waar mensen met psychische problemen een beetje menswaardig konden leven. Dat waren echt gemeenschappen, waar mensen ook werktherapie kregen én psychotherapie. Waar een dokter en een tandarts zaten, waar ook neurologische onderzoeken gedaan konden worden. Alles zat bij elkaar. Ik wil het niet verheerlijken, maar dat werkte op zich best wel goed en beschermend.
Op een gegeven moment, vanaf de jaren zeventig, kwam het inzicht dat je mensen met psychische aandoeningen vooral in de maatschappij moet hebben. Al die grote instellingsterreinen werden toen ontmanteld.
Nu is die zorg volledig opgesplitst. Maar de mens, die patiënt, die is niet veranderd. Mensen hebben soms én een verslaving én ze zijn psychotisch én ze hebben een longontsteking. Dat zijn drie medische aandoeningen waarvoor je in het huidige bestel op drie verschillende plekken terecht moet komen: de verslavingszorg, de ggz en in het ziekenhuis.
Dat werkt dus niet. Deze mensen vallen tussen wal en schip. En dan zie je in de maatschappij: mensen die verloederen, die geen zorg krijgen en die eerder dood gaan.’
Hoe proberen jullie in het ziekenhuis Rijnstate dat te doorbreken?
‘Wij vinden dat je veel meer geïntegreerde zorg zou moeten geven. Het is echt een ideologische kwestie voor ons. Onze afdeling zit in het gebouw van het ziekenhuis. Je loopt er zo naartoe. In de polikliniek behandelen we patiënten die zijn doorverwezen door hun huisarts, maar we hebben ook een consultatieve dienst voor de andere afdelingen in het ziekenhuis, als er mensen zijn met psychiatrische symptomen of onbegrepen gedrag, verwardheid. We gaan 24/7 het hele ziekenhuis door, inclusief de spoedeisende hulp.
De politie brengt sinds jaar en dag verwarde mensen, soms geboeid, rechtstreeks bij ons op de spoedeisende hulp. Dat kan niet in elk ziekenhuis. We hebben ook een psychiatrische opnameafdeling met dertig bedden, deels is dat een gesloten afdeling.’
Jeroen van Waarde
Kun je een indicatie geven van hoeveel mensen met ernstige psychische problematiek niet goed geholpen worden in ons zorgsysteem?
‘We weten het niet. Dat komt omdat de verschillende vormen van zorg in hokjes zijn opgedeeld. Als je het aan de GGZ-instellingen vraagt, dan kunnen zij alleen de getallen noemen van hun crisisdiensten. Als je het aan de politie vraagt, dan kunnen die alleen de E33-meldingen laten zien (meldingen van overlast door personen met verward of onbegrepen gedrag). Ziekenhuizen registreren dat helemaal niet apart. Er zijn ook heel veel ziekenhuizen die geen eigen psychiatrieafdeling hebben. Omdat we het zo opknippen heeft niemand het overzicht.’
Maar je zou de cijfers van crisismeldingen van de politie en GGZ toch bij elkaar kunnen optellen?
‘Dan klopt de som zeker nog niet. Iedereen registreert aantallen vanuit zijn eigen belang. De politie bijvoorbeeld zegt er niet te zijn voor de opvang van verwarde mensen. Maar natuurlijk zijn ze daar wel voor, omdat de politie verantwoordelijk is voor handhaving van de openbare orde. Dat waren ze altijd al. De politie heeft er mijns inziens belang bij om hun aandeel in de opvang van mensen met onbegrepen gedrag groot te maken, zodat hun boodschap - dat de zorg dit van hen moet overnemen - duidelijker wordt.
De GGZ-instellingen hebben er mijns inziens vooral belang om aan te tonen dat ze goed werk doen, dat ze ertoe doen. Je hoort weinig kritische geluiden vanuit de GGZ-instellingen zelf over hun functioneren, bijvoorbeeld over de mensen die ze ‘missen’? Wat je afhoudt, mis je niet. Als je naar die individuele instellingen kijkt, naar hun jaarplannen en verslagen, dan lees je over de fantastische projecten die er allemaal zijn. Regelmatig hoor ik dat “het steeds beter gaat”. Nu, die ervaring heb ik niet.
Belangenbehartigers vanuit de GGZ-instellingen hebben er een belang bij om de groep die voor problemen zorgt kleiner te maken. Zij stellen bijvoorbeeld dat verreweg de meesten van die E33-gevallen van de politie geen ggz-problematiek betreft. Dat is verloedering, maatschappelijke problematiek, dat moeten de gemeentes oplossen en niet de GGZ. Maar ernstige maatschappelijke stress lokt ernstig psychiatrische ontregeling uit, dus wie is als eerste aan zet?’
Om hoeveel mensen denk je dat het gaat?
‘Een indicatie van hoe groot de groep is die tussen wal en schip valt geeft een pilot die we in 2018 hebben gedaan, gesubsidieerd door ZonMw. Drie maanden lang hebben we gezegd: alle mensen die verward zijn met verdenking op alcohol of drugsgebruik, die mogen drempelloos naar de spoedeisende hulp van Rijnstate verwezen worden. Dat mag via de huisarts, of via de GGZ-crisisdienst of via de politie. De politie moest dan van tevoren even bellen om een inschatting te maken van eventuele veiligheidsrisico’s. We hebben dat achteraf geëxtrapoleerd en berekend dat het zou neerkomen op ongeveer zeshonderd mensen per jaar, ongeveer twee per dag. In deze regio, alleen Arnhem, en een paar kleine dorpjes eromheen. Niet een onaanzienlijke groep dus.
Tijdens die pilot werd ik bijvoorbeeld om drie uur ’s nachts gebeld door de politie. De persoon met verward gedrag werd dan gebracht naar de spoedeisende hulp. Daar gingen we eerst kijken wat er aan de hand was. Is er iets lichamelijks? Iets psychiatrisch? Als patiënten moesten blijven, dan konden ze 48 uur bij ons op de afdeling terecht. Van daaruit keken we dan of iemand rechtstreeks door kon naar de verslavingszorg of de GGZ-instelling. Daar hadden we afspraken over gemaakt, dat dat drempelloos zou kunnen.
Die pilot van drie maanden was succesvol. Iedereen, de GGZ-instelling, de politie, ook de huisartsen, wijzelf, de spoedeisende hulp, was er heel erg enthousiast over. We hebben er een rapport over geschreven en een wetenschappelijk artikel. We hebben het kwalitatief middels interviews onderzocht. En we hebben het kwantitatief onderzocht.
Ons doel was ook de zorgverzekeraars te laten zien dat er een probleem was met deze groep patiënten, en dat we daar wat aan konden doen. Om for once and for all van die discussie af te zijn dat deze problematiek niet zo vaak voor zou komen, dat deze mensen niet in het ziekenhuis zouden thuishoren. Of dat dit een probleem was dat de GGZ moest oppakken, omdat er helemaal niets lichamelijks met die mensen aan de hand zou zijn. Wij wilden die vooroordelen ontzenuwen, en dat is gelukt.
Het gaat dus om zo’n zeshonderd mensen per jaar in de regio Arnhem. Daarvan kon 80% na hun bezoek aan de spoedeisende hulp wel weer naar huis. Waarbij we overigens vonden dat je bij die 80% nog secundair-preventief veel meer zou kunnen doen. Je zou mensen kunnen nabellen: “Joh wat was er nu gebeurd? Moet je niet toch nog eens nadenken over je alcohol- en drugsgebruik? Heb je daar niet wat meer hulp bij nodig?” Dat hebben we niet gedaan, want daar hadden we geen mensen en middelen voor.
Die 20% die bleef, hebben we opgenomen. Daarvan bleek een derde echt serieuze medische problemen te hebben. Dan moet je denken aan heel ernstige leverfunctieproblemen. Ernstige ontregeling van de bloedsuikers. Ernstige infecties. Ernstige vitaminetekorten. Dat soort dingen. Een derde, dus dat is niet nul. Het aantal met ernstige medische (somatische) problemen is zelfs best heel aanzienlijk.
De helft van die 20% had echt serieus psychiatrische problemen. Dan sluit ik even de verslaving uit, dus ander psychiatrische problemen. Psychoses, bipolaire stoornissen, ernstige vitale depressies, ernstige suïcidaliteit. Heel ernstige persoonlijkheidsstoornissen.
En ze hadden dus allemaal alcohol of drugs gebruikt. Er zaten ook heel veel jonge mensen tussen die veel te veel gedronken hadden en daardoor echt in de problemen kwamen. Bijna 2% van de gehele pilotgroep bleek binnen een jaar doodgegaan. Dat is ook niet onaanzienlijk. Bij 5% moesten we een crisismaatregel opleggen, psychiatrische dwang. Dus 95% van de mensen kreeg gewoon vrijwillig een opname. Dat was ook zo’n tegenargument: “Die mensen willen helemaal geen hulp.” Onzin.’
Als iedereen zo enthousiast was, waarom is het dan bij een experiment van drie maanden gebleven?
‘Het hele initiatief is verdwenen in overlegtafelgedoe in deze regio, met de GGZ, met de politie, met de gemeenten, met de zorgverzekeraars. De regionale GGZ-instelling was – terecht - bevreesd dat dit ten koste van hun budget voor crisiszorg zou gaan, want de zorgverzekeraars zeiden: als jullie in Rijnstate zo gaan werken, dan moet er zoveel miljoen van de GGZ-instelling worden overgeheveld naar het ziekenhuis.
Maar de mensen die wij op de spoedeisende hulp hadden gezien waren niet de patiënten die bij de GGZ-instelling terechtkwamen, dus het was geen verdringing. Bij de triage door de GGZ-crisisdienst wordt gesteld dat mensen onder invloed niet beoordeeld kunnen worden. Door een verdeel- en heers-spel is dat initiatief niet verder van de grond gekomen.
De politie zit nog steeds regelmatig met z’n handen in het haar met sommige mensen met ernstig probleemgedrag. Schrijnende verhalen zijn het. Dit weekend nog kreeg ik van de politie zo’n noodtelefoontje, want door die pilot weten ze me nog steeds te vinden.
Wat was er aan de hand? Politie, ambulance, huisarts, RIBW (woonbegeleiding) stonden met z’n allen rond een jonge vrouw die alles kort en klein had geslagen en onder invloed was van drugs. Een getraumatiseerde vrouw uit een oorlogsgebied die jaren geleden met haar bejaarde moeder hierheen was gekomen. De crisisdienst van de GGZ wilde niet komen. Want: ze was onder invloed, we kunnen het nu niet beoordelen. De politie moest het maar oplossen. Maar de politie vond dat dit ‘zorg’ was. En dan staat iedereen machteloos om die vrouw heen en is er niemand die haar verder kan helpen.’
Hoe kan het dat we allemaal lijdzaam toekijken terwijl mensen tussen wal en schip vallen?
‘Ik vind dat echt verschrikkelijk. Wie zijn de sjaak? Dat zijn die mensen zelf, de families en hun buren.
Via een bepaald triageprotocol wordt in de GGZ afgevinkt of een probleem ‘psychiatrie’ is. Naar mijn mening wordt dat vaak als excuus gebruikt om de benodigde zorg uit te stellen of af te houden, terwijl je net zo goed had kunnen zeggen: we gaan het wel gelijk doen.
Op onze eigen afdeling proberen wij geen exclusiecriteria te hanteren. Neem een verstandelijke beperking, iemand van een IQ van 70 of lager. Een GGZ-instelling verwijst die mensen meestal direct door naar de verstandelijk gehandicaptenzorg, de vg-sector. Die groep moet buiten de GGZ-hulp blijven vanwege ingewikkelde financiering en een ander wettelijke kader voor dwang (Wet Zorg en Dwang, WZD). Ik vind dat niet goed. Wij doen vanuit Rijnstate consultatie bij een grote verstandelijke gehandicapteninstelling in deze regio. Daar zitten ook mensen met ernstige psychiatrische aandoeningen. Die kunnen in de vg-instelling vaak niet adequaat behandeld worden, daar hebben ze de mogelijkheden en expertise niet voor. Wij behandelen op onze afdeling momenteel twee verstandelijk gehandicapte mensen die bij ons een reguliere psychiatrische behandeling krijgen. En die daarvan opknappen. Daarna gaan ze weer terug naar de vg-instelling waar ze wonen.
Nog zo’n uitsluitingscriterium is dementie. De GGZ-instellingen verwijzen deze mensen naar de psychogeriatrie. Somatische comorbiditeit – lichamelijke ellende – idem dito. Daarvan zegt de GGZ-instelling: dat kan niet bij ons, want wij kunnen geen somatische zorg bieden.
Verslaving? “Nee, want die mensen kunnen we niet beoordelen. Als iemand onder invloed is kunnen we niet zien of er een psychiatrische stoornis is waar wij dan wel iets mee kunnen.” Maar je kunt toch ook alvast aan de familie vragen hoe het zit? En heel vaak zijn deze mensen al bekend bij de hulpverlening.
Nog een uitsluitingscriterium is strafbaar gedrag, waarvan de GGZ vindt dat het justitieel moet worden opgepakt, maar waarvan de Officier van Justitie vindt dat het niet ernstig genoeg is om iemand de vrijheid te benemen. De politie zit dan ook met de handen in het haar als ze zo iemand op straat treffen. Die bellen met de hulpofficier van justitie. Die kijkt in zijn wetboek en zegt: “Ja het is misschien wel strafbaar, maar ja het vraagt niet om vrijheidsbeneming.” Iemand blijft dan op straat.
Spoedeisende hulpen van ziekenhuizen hetzelfde. Onze spoedeisende hulp is gelukkig redelijk mild voor deze complexe mensen. Maar ook bij ons zijn er soms hulpverleners die zeggen: “Je wil geen hulp van ons, je schreeuwt alleen maar, dan ga je maar weg.”
Er wordt regelmatig weggekeken, ook vanuit machteloosheid. Vanwege handelingsverlegenheid. En vanuit het idee: als ik het oppak, dan zit ik met het probleem.’
Heb je de zorg en je cliënten de afgelopen jaren zien veranderen?
‘De laatste jaren zien we de complexiteit echt toenemen. Je ziet het bijvoorbeeld aan de elektroconvulsietherapie (ect); een behandeling waarbij je mensen onder narcose door middel van stroom een stimulus aan hun brein geeft, waardoor bepaalde processen geactiveerd worden die het herstel van de hersenen bevorderen. Mensen met ernstige depressies of psychoses knappen er vaak snel van op.
Vroeger, toen ik twintig jaar geleden begon, werden vooral de mensen met een therapieresistente depressie hiervoor doorverwezen. Dat waren mensen die eerst bij hun huisarts met een antidepressief medicijn waren behandeld en die toen dat niet lukte waren doorverwezen naar de tweedelijns ggz. En als ze daarvan nog steeds niet opknapten werden ze verwezen naar ons. Minimaal de helft van deze mensen knapte op met die methode van ect, terwijl al die andere pillen en therapieën niet hielpen.
Deze therapieresistente groep, dat was een behoorlijk reguliere groep, vrij rechttoe-rechtaan. Het waren geen mensen met allerlei bijkomende problemen, zoals huisvestingsproblemen, sociaal maatschappelijke problemen, persoonlijkheidsstoornissen, autisme of een verstandelijke beperking.
Tegenwoordig zien we die groep patiënten eigenlijk niet meer in de kliniek. Ik vermoed dat ze niet meer door het systeem komen. Deze mensen zitten, is mijn hypothese, thuis te verpieteren. Want die mensen zijn er natuurlijk nog wel. Ze hebben wellicht te horen gekregen: “Ja je bent nu bij een psycholoog geweest, de GGZ heeft negen maanden wachttijd dus neem het maar gewoon zoals het is. Klaar.” Deze mensen zijn uit beeld geraakt. Ze worden niet geregistreerd.
Maar het is niet zo dat wij nu helemaal geen ect’s meer doen. Sterker nog: het is even druk als vroeger. Er zijn nog steeds wachtlijsten voor. Maar nu behandelen we vaak jonge depressieve mensen met bijvoorbeeld ook autisme erbij die helemaal vastgelopen zijn in het systeem. Die vaak ook ernstige persoonlijkheidsproblematiek hebben, zichzelf opensnijden en ook depressieve klachten hebben. Maar is hier sprake van therapieresistentie zoals we die vroeger hadden? Of is er veel meer sprake van een opeenstapeling van ellende waar iemand wel depressief van moet worden, en wat – veel eerder - een andere aanpak vraagt?
Deze mensen geven we dan ect. Een deel knapt daarvan op, maar het succespercentage is niet meer zo hoog als vroeger. Toch geven we ze regelmatig wel die ect-behandeling, want mensen of hun familie smeken er soms om. Hun autismebehandeling hebben ze gehad, daar zijn ze uitgeschreven. De ggz-behandeling hebben ze gehad. Daar zijn ze ook uitbehandeld. Ze zijn niet zelden helemaal aan het eind van de rit.’
Waarom zag je deze mensen voorheen niet?
‘Deze mensen waren er natuurlijk altijd al, maar ze hadden een zorgaanbod dat beter bij ze paste. Ze werden niet zo in hokjes gestopt, ze kregen een veel integraler aanbod. Iemand met een milde vorm van autisme, die zat gewoon bij een sociaal-psychiatrisch verpleegkundige van een grote geïntegreerde ggz-instelling. Die hoefde niet naar een gespecialiseerd team. Ze kregen daar steun en hulp met heel praktische dingen. En ze konden daar laagdrempelig terecht.
Het was niet zo dat je maar tien gesprekken had en dat het daarna klaar was. Dat als je na die gesprekken nog niet beter was, je uitbehandeld werd verklaard en terugverwezen werd naar je huisarts. Nee. Die bleven daar gewoon voor langdurige ondersteuning.
Een deel van die groep mensen gaat nu van crisis naar crisis, die worden nogal eens uitgestoten van reguliere zorg, omdat ze té complex zouden zijn, terwijl de super-gespecialiseerde teams ze uitsluiten omdat ze niet passen bij het aanbod. Terwijl je de problemen van mensen soms juist klein wilt houden. Kijken wat er nu aan de hand is, en samen met iemand naar de gemeente gaan, samen een uitkering regelen, ofzo. Dat helpt soms al enorm.’
Hoe werkt het eigenlijk als mensen van jullie afdeling afkomen. Sommige hebben niet eens een huis?
‘Soms is het zo dat wij de enige plek zijn waar deze mensen terecht kunnen. Ik word daar altijd hels van. Vrij recent nog hadden we weer iemand die heel ziek binnenkwam, met allerlei toeters en bellen. En psychotisch én niet meer eten en drinken en helemaal uitgehongerd én allemaal andere medische problemen. Die toestand stabiliseren we dan op de afdeling. Dat duurt soms wel twee tot drie maanden.
Op een gegeven moment is iemand best wel hersteld. Soms met wat beperkingen: je vindt dat ze nog een stukje somatische zorg nodig hebben, en een stukje begeleiding en misschien zelfs wel een beschermde woonvorm. Dan zit je al klem. Want een beschermde woonvorm waar ook wat somatische zorg moet worden geboden, die bestaat niet. Want dat is verkokend. Een beschermde woonvorm is alleen voor ggz-problematiek. Verslaafd kun je er ook niet in.’
Hoe is dat afgelopen in dit geval?
‘De huisarts zei: ja sorry dit kan ik allemaal niet behappen, dat moeten jullie doen. Maar wij zijn een klinische behandelafdeling en geen woonvoorziening. Ik kom niet bij mensen thuis! De GGZ-instelling zei: die somatische verzorging, dat kunnen we echt niet. De thuiszorg dan? Nee te gevaarlijk, daar kunnen we niet thuis langs komen!
Op een gegeven moment zaten we zo klem dat we toch hebben geconcludeerd dat de patiënt naar huis ging. Maar de patiënt is inderdaad per kerende post twee maanden later via de spoedeisende hulp weer binnengebracht met een ambulance. Toen begon het gedoe van voor af aan. Daarna hebben we het wel voor elkaar gekregen dat deze patiënt naar een uitzonderlijke woonvoorziening kon, die hem bij hoge uitzondering wilde toelaten.’
Wat voor voorziening was dat dan?
‘Vaak is dat toch een voorziening van het Leger des Heils. Je ziet soms ook dat woonvoorzieningen, die uitgebaat worden door zorgcowboys, zeggen: ‘die willen wij wel’. Dan krijgen ze voor zo’n patiënt een vergoeding uit een hoog zzp-pakket. Daar krijgen ze dus veel geld voor. Maar of ze dan ook de benodigde zorg leveren? Regelmatig maken ze hun beloften niet waar en komen de mensen weer terug in de crisiszorg.
Het is heel erg moeilijk om in dit verkokerde systeem mensen de juiste zorg te bieden. Dat speelt in het ziekenhuis. In de GGZ-instellingen. In de verslavingsklinieken. In de beschermde woonvormen.’
Hoe komen we hieruit?
‘De scheiding tussen lichaam en geest zit op heel veel niveaus. Op het niveau van zorgopleidingen. Het zit ‘m op het niveau van de financiering. De GGZ wordt anders gefinancierd dan de medisch specialistische zorg. Het zit ook bij het toezicht; je hebt een aparte inspectieronde voor de GGZ versus het ziekenhuis. Er is een andere wettelijke regeling voor het bieden van zorg onder dwang. In het ziekenhuis gebruik je de WGBO – Wet geneeskundige behandelingsovereenkomst. In de GGZ heb je de Wet verplichte GGZ. Alsof iemand die psychotisch is en daarom een gevaar vormt, anders is dan iemand die op zijn hoofd gevallen is en een ernstige hersenschudding heeft en van daaruit gevaarlijk gedrag vertoont. Het zijn allebei mensen die gevaarlijk gedrag vertonen vanuit iets dat niet goed is in hun hoofd, maar de problematiek wordt benaderd vanuit twee verschillende wetten, vanuit twee verschillende budgetten. Dat kan simpeler.
Ik denk dat alle partijen moeten schuiven. En geld stuurt natuurlijk ontzettend sterk. Als de overheid het zou aandurven om budgetten te verschaffen over de hokjes heen, of het lef heeft die hokjes op te heffen, dan zitten we niet zo opgesloten.’
Wat kan de politiek concreet doen?
‘De politiek stelt natuurlijk uiteindelijk de wetten vast waarin dit allemaal geregeld is. Zij kan stimuleren dat in andere ziekenhuizen, op andere plekken in dit land, vergelijkbaar gewerkt kan worden zoals wij dat doen in Rijnstate. Stop met dat hokjesdenken en beken kleur. Je zou kunnen zeggen: ieder zichzelf respecterend ziekenhuis – zoals dat vroeger was – heeft een eigen PAAZ-afdeling. Waarom? Omdat die patiënten er altijd zijn!
En dan moet je natuurlijk wel doorstroomplekken creëren waar mensen na ziekenhuisopname naartoe kunnen. Dat kan ook ambulante verslavingszorg zijn, ambulante ggz, het kan een klinische afdeling van een GGZ-instelling zijn, een detoxafdeling van een verslavingskliniek – het kan ook gewoon de huisarts zijn als iemand herstelt en eigenlijk niet veel zorg meer nodig heeft.
Als we kijken naar de complexiteit die de komende decennia op ons afkomt, met veroudering, met multiproblematiek, dan zie je dat er juist veel meer behoefte is aan geïntegreerde zorg. Waar je én verslaving kunt behandelen én de psychiatrische aandoening én het lichamelijke probleem. En ook dat je iets aan de sociaal-maatschappelijke problemen van mensen kunt gaan doen.’
Meer lezen?
- In 2019 bracht de Gezondheidsraad het rapport Integrale zorg voor mensen met lichamelijke en psychische aandoeningen uit over de consequenties van de huidige scheiding in zorgsystemen, MSZ, GGZ, WMO, et cetera. Er staan adviezen in voor beroepsverenigingen, opleidingen, en overheden.
- De resultaten van de pilot die in 2018 in Rijnstate werd gedaan zijn te vinden in het rapport ‘Opvang van Mensen met Verward Gedrag onder invloed van alcohol en/of drugs’. Hier is ook een wetenschappelijke publicatie van gemaakt: Stefan M H Verheesen, Freek ten Doesschate, Maarten A van Schijndel, Rutger Jan van der Gaag, Wiepke Cahn, Jeroen A van Waarde (2021). Intoxicated persons showing challenging behavior demand complexity interventions: a pilot study at the interface of the ER and the complexity intervention unit. Eur Arch Psychiatry Clin Neurosci, 271(5): 903-913.
- Mike van Verseveld, Stefan M.H. Verheesen, Maarten A. van Schijndel en Jeroen A. van Waarde (2019). Opvang van verwarde personen op de SEH. NTvG, 163.
- J.A. van Waarde, C.Richter, M.E.T.M. Müller en B. Verwey (2004). De medisch-psychiatrische unit: meerwaarde voor patiënten, artsen en ziekenhuizen. NTvG,148(5).
- Joep H.A.M. Tuerlings, E.C.M. (Noor) Pelger, Boudewijn J.H.B. de Pont en Jeroen A. van Waarde (2015). Klinische les. Tweedeling psychiatrische en somatische spoedzorg. Herstel van weeffout is vereist. NTvG,159: A9151.
- BNN/VARA. Zesdelige documentaire ‘Verward’, Jessica Villerius, over de complexiteit rond verward gedrag.