Nederland en de westerse wereld hebben lang geprofiteerd van een unipolaire geopolitieke macht. Nu de wereldorde in korte tijd op meerdere terreinen gefragmenteerd is, kan dat grote gevolgen hebben voor de westerse wereld stelt de WRR in een recent rapport. Maar is die fragmentatie wel zo recent, en kijkt de WRR in haar analyse naar de wereld door een witte bril?
Jan Pronk
Voormalig minister, onder meer van Ontwikkelingssamenwerking en van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening
De geopolitieke ontwikkelingen van de laatste drie decennia hebben de wereld grondig veranderd, met grote gevolgen voor afzonderlijke landen. En geopolitieke ontwikkelingen zullen in de komende jaren nog sterker de manoeuvreerruimte bepalen voor het beleid, niet alleen in de buitenlandse politiek maar ook binnenslands, in het bijzonder op economisch gebied. Dat geldt ook voor Nederland, voorspelt de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) in een recent rapport: Nederland in een fragmenterende wereldorde.[i]
Dat rapport wordt geafficheerd als een wake-upcall, een waarschuwing: ‘Wees niet naïef, denk niet dat het zo’n vaart niet zal lopen. Met business as usual snijden we ons in de vingers.’ Aanpassing aan veranderde omstandigheden is noodzakelijk, vervolgt de Raad, bijvoorbeeld om risico’s te spreiden en niet volledig afhankelijk te worden van het buitenland. Maar dat mag niet tot verschansing leiden. De Nederlandse economie is nu eenmaal hyper verbonden, dus kwetsbaar. Daarom blijven economische relaties met het buitenland belangrijk.
Ten slotte, aldus de WRR: analyseer diepgaand wat zich afspeelt en vermijd simplificaties. Immers, de ontwikkelingen zijn complex en landen waarmee Nederland relaties onderhoudt zijn tegenwoordig niet meer eenduidig te classificeren als een democratische rechtsstaat, dan wel als een dictatuur die mensenrechten schendt. De wereld kent steeds meer hybride tussenvormen met onliberale, autoritaire en populistische dan wel personalistische regimes. Juist het onderhouden van relaties met dergelijke regimes vereist maatwerk.
Meervoudige fragmentatie
Er is in korte tijd veel veranderd, schrijft de WRR. Nederland kon profiteren van mondiale trends die in ons voordeel werkten, maar de tijd dat Nederland kan meedeinen op voor ons land gunstige internationale verhoudingen is voorbij. We moeten ons realiseren dat de wereldorde meervoudig is gefragmenteerd. Die fragmentatie doet zich in drie vormen voor. Ten eerste: splitsing van geopolitieke machtspolen en andere verhoudingen tussen die polen. Ten tweede: uitbreiding van de tonelen waarop zij macht uitoefenen. En ten derde: de kanteling van wereldbeelden.
De eerstgenoemde fragmentatie is welbekend. De hegemonie berust niet langer bij de Verenigde Staten. Die grootmacht moet de macht nu delen met China, India, Rusland en de Europese Unie. Daarnaast is er, aldus de Raad, een veelheid van ongelijksoortige machtscentra met onderlinge rivaliteiten en allianties.
Al die centra concurreren met elkaar op tal van terreinen. Niet alleen op het politieke en militaire toneel, maar ook op tonelen die voorheen als zuiver economisch of maatschappelijk beschouwd werden zoals: (1) grondstoffen (water, fossiele energie, zeldzame aardmetalen, voedselgewassen en zaden); (2) technologie (chips en halfgeleiders, kunstmatige intelligentie, biotechnologie, farmacie, genetica) en (3) communicatiemedia, informatie- en communicatietechnologie, big data en informatie op zich.
De WRR beschrijft in totaal zeven tonelen waarop de geopolitiek tegenwoordig een zwaar stempel drukt. Dat zijn, naast de drie bovengenoemde, ook: (4) geografie (oceanen, zeeën, de ruimte); (5) de fysieke, digitale en financiële infrastructuren van een land; (6)migratie en de diaspora, alsmede (7) internationale regulering op diverse terreinen (investeringsbescherming, wapenleveranties, sancties).
Landen beschouwen steeds meer terreinen van strategisch belang. Dat is de tweede fragmentatie. De WRR duidt dit als een nieuwe ontwikkeling, maar dat is slechts tot op zekere hoogte het geval. Ook in het verleden werden tal van economische onderwerpen politiek gedomineerd door het destijds machtigste land in de wereld: de VS en in het kielzog daarvan andere landen in het Westen.
Dat gold bijvoorbeeld voor de ontwikkeling en toepassing van atoomenergie, de legalisering van octrooien en patenten, de internationale handelspolitiek, het internationale geld- en kapitaalverkeer, de internationale monetaire politiek, de positie van de dollar, de regulering van private en publieke internationale schulden, de inzet van westerse experts en managers in ontwikkelingslanden, enzovoort.
Zelfs de door neoliberalen in de jaren negentig op rationeel-economische gronden aangeprezen open en vrije markten waren een politiek instrument waarmee het Westen andere landen poogde te domineren. Die landen werden in het gareel gebracht door het stellen van politieke voorwaarden aan internationale kredietverlening, en ook door het aanpassingsbeleid en schuldenregelingen.
Geopolitiek bedrijven op andere tonelen dan dat van de politiek zelf is van alle tijden. Echter, het nieuwe is dat die praktijk in het huidige tijdsgewricht niet alleen wordt toegepast door het Westen, maar door alle machtspolen. Technologie, kennis, informatie, gegevensverzameling, handel, economie, energievoorziening, voedselzekerheid en cultuur worden van alle kanten de geopolitiek ingetrokken. Het worden speelvelden van diverse machtscentra die hun belangen behartigen door elkaar op een breed front te bestrijden, met een breed pakket van wapens.
In het verleden dachten we, aldus de WRR, dat een intensivering van de wederzijdse afhankelijkheid van economieën kon voorkomen dat geopolitieke machtsvorming negatieve gevolgen zou hebben voor de bevolking van de desbetreffende landen. Dat was bijvoorbeeld de gedachte achter de westerse politiek van toenadering tot Rusland na de val van de Muur. Maar momenteel wordt die verwevenheid door landen gebruikt om hun eigen geopolitieke doeleinden na te streven ten koste van de anderen.
Er lijkt, aldus de Raad, een weaponization of interdependence[ii] plaats te vinden, volgens sommige auteurs zelfs een weaponization of everything[iii]. In plaats van een wereld van wederzijdse afhankelijkheid ontstaat een dynamiek waarbij asymmetrische afhankelijkheid – de ene partij is meer afhankelijk dan de andere – als machtsmiddel wordt gebruikt.
Die constatering is niet opzienbarend. Het is eigenlijk altijd zo geweest. Hebben de Verenigde Staten en het Westen in het verleden niet op al deze terreinen een machtsoverwicht gehad en daarvan geprofiteerd in hun verhouding met landen die van het Westen afhankelijk waren? Aan dat koloniale en imperialistische verleden besteedt de WRR weinig aandacht, zij wijst op iets anders. Volgens de WRR is het verschil ten opzichte van vroeger dat tegenwoordig andere actoren dan staten en legers geopolitiek een rol spelen, bijvoorbeeld bedrijven, en dat op de verschillende machtstonelen burgers tegenwoordig rechtstreeks worden beïnvloed.
Die beïnvloeding vindt inderdaad plaats. Maar ook dat is niet anders dan vroeger. Tegenover hedendaagse voorbeelden als ASML, Gazprom, Huawei, Bayer en Pfizer staan de VOC, de WIC, Union Minière, IG Farben en de Anglo-Persian Oil Company in het verre en nabije verleden, allen ondernemingen die een rol speelden in de geopolitiek van hun tijd. En miljoenen burgers werden altijd al rechtstreeks beïnvloed door de wijze waarop de - toen nog unipolaire - geopolitieke macht werd uitgeoefend. Maar dat was vooral de burgerbevolking van landen in Afrika, Azië, het Midden-Oosten en elders in het Zuiden van de wereld.
Weerbaarheid, welvaart en waarden
De wereldeconomie wordt mede beïnvloed door (geo)politieke belangen. Dat is niet nieuw. De verbreding van het speelveld van die machten is dat wel. Er zijn meer machtscentra en meer tonelen waarop die centra proberen macht uit te oefenen en elkaar te bestrijden. Is dat een gunstige ontwikkeling? Voor Nederland niet, stelt de WRR.
Ons land kon zich in de tweede helft van de vorige eeuw koesteren in een situatie die in brede zin veiligheid en welvaart verzekerde. Onder die omstandigheden konden Nederlandse waarden, belichaamd in een liberale democratische rechtsstaat waarin mensenrechten zonder onderscheid worden hooggehouden, ongeschonden worden uitgedragen. Drie vaste onderliggende belangen van ons land (waarden, weerbaarheid en welvaart) lagen in elkaars verlengde. Elk afzonderlijk belang kon worden behartigd zonder de andere te kort te doen. ‘Vanuit het perspectief van Nederland werd de wereld democratischer èn veiliger’, schrijft de WRR, ‘maar deze ons gunstig gezinde mondiale constellatie is nu ten einde gekomen’, want zij is gefragmenteerd.[iv]
Waarden, veiligheid en welvaart zijn niet meer vanzelfsprekend met elkaar in evenwicht. Ze moeten opnieuw worden gedefinieerd. De samenleving moet niet alleen veilig zijn, maar ook weerbaar, bestand tegen interne spanningen en tegen manipulatie en desinformatie vanuit het buitenland. Welvaart is meer dan inkomen en verdienvermogen. Het gaat ook om duurzaamheid, sociale gelijkheid en een fatsoenlijke levensstandaard voor iedereen. Waarden, zoals verzekering van grondwettelijke rechten, de rechtsstaat, een pluriforme democratie en bevordering van de internationale rechtsorde, zullen moeten worden herijkt en uitgedragen. Maar, zo vervolgt de WRR, er dienen prioriteiten te worden gesteld, keuzes gemaakt, compromissen gesloten. Kortom: er moet worden geschipperd.
Om wat voor keuzes zal het gaan? Minder nadruk leggen op mensenrechten in het buitenlands beleid in het belang van onze export? Privacy van burgers inleveren in het belang van onze nationale veiligheid? Productie in eigen land stimuleren, tegen hogere kosten, om minder afhankelijk te worden van andere landen? Het zijn stuk voor stuk geen nieuwe dilemma’s, maar ze doen zich tegenwoordig voor op alle tonelen en in relatie met meer buitenlandse machtscentra dan voorheen. Iedere keer opnieuw zal een keuze in de Nederlandse politiek gelegitimeerd moeten worden aan de hand van waarden die de basis vormen van ons wereldbeeld.
Fragmentatie van wereldbeelden
Was de unipolaire wereldorde - met minder fragmentatie van de tonelen van machtsuitoefening - net zo gunstig voor andere landen als voor Nederland? Werd de wereld ook vanuit het perspectief van die landen democratischer en veiliger? In hoeverre gold dat niet alleen voor hun regimes, maar ook voor hun burgers? Ten koste van wie verzekerden wij onze eigen welvaart en veiligheid? Werd het voor landen als Nederland ook beter op langere termijn? Of waren we kortzichtig, en riepen we zoveel verzet op door onze manier van unipolaire machtsuitoefening, dat we de wereldorde waarvan wij profiteerden tegelijkertijd ondermijnden en dragen we daar nu de vruchten van?
Aan die vragen gaat de WRR voorbij. In dit rapport over een fragmenterende wereldorde mist een historische systeemanalyse en een zoektocht naar de oorzaken van die fragmentatie. De fragmentatie wordt beschreven als iets dat het Westen overkwam. We stonden erbij, keken ernaar, deden alsof we niet verantwoordelijk waren en moeten ons nu plotseling aanpassen aan de gevolgen ervan. Maar het ligt anders. Het Westen was zelf in belangrijke mate medeplichtig door de wijze waarop het als machtspool heeft gefunctioneerd. Andere landen kwamen ertegen in verzet, en dat verzet werd door het Westen weggewuifd of onderdrukt.
In plaats van een politieke en economische analyse presenteert de WRR een beschrijving van een derde dimensie van de fragmentatie: fragmentatie van wereldbeelden. Andere wereldbeelden dan het dominante liberaal-westerse wereldbeeld van de afgelopen jaren zouden aan politieke kracht hebben gewonnen. Echter, was dat westerse wereldbeeld werkelijk dominant en, zo ja, waar? Ontegenzeggelijk binnen het Westen zelf en ook in door het Westen overheerste landen, economieën en culturen. Maar niet in Azië, Afrika, de Arabisch-islamitische wereld en niet bij inheemse volken.
In sommige landen werd dat wereldbeeld overgenomen door machthebbers, maar lang niet overal. Het werd zeker niet algemeen omhelsd door de lokale bevolkingen, noch in het verre verleden, noch ten tijde van de nog niet gefragmenteerde politieke wereldorde in de tweede helft van de vorige eeuw.
Hun wereldbeeld was anders. Soms was dit religieus bepaald - islamitisch, hindoeïstisch, boeddhistisch of confucianistisch - dus door godsdiensten die op grotere afstand staan van het democratisch-kapitalistische gedachtegoed dan het christendom. Soms was het wereldbeeld bijvoorbeeld traditioneel, animistisch, ecologisch of communautair. Bij elkaar ging het om miljarden mensen. In de wereld als geheel was het liberaal-westerse wereldbeeld geenszins dominant.
De WRR ziet dat anders. Volgens de WRR was het dominante wereldbeeld in de tweede helft van de vorige eeuw dat van de strijd tussen democratisch kapitalisme en totalitair communisme: ‘Alhoewel er toen ook andere wereldbeelden bestonden – zoals het postkoloniale perspectief dat de Beweging van Niet-Gebonden Landen uitdroeg – werden die op mondiaal niveau vaak overschaduwd door de genoemde strijd.’ Volgens de WRR hadden die andere wereldbeelden minder ‘gewicht’.[v]
In wiens ogen was dat zo? Kennelijk kijkt de WRR naar buiten met een witte blik, en dat is niet voor het eerst. In een eerder rapport over ontwikkelingssamenwerking definieerde de WRR ontwikkeling als een ‘bewuste versnelling van modernisering en transitie zoals gerealiseerd in het Westen vanaf de negentiende eeuw’.[vi] Die benadering werd door de WRR bepleit als het best mogelijke model, beter dan alternatieven die voorhanden zijn. Dat pleidooi ging geheel voorbij aan de vraag of mensen in andere culturen een dergelijke modernisering en verwestersing wel op prijs stellen. Ook ging men eraan voorbij dat de vooruitgang in het Westen in de negentiende eeuw, een tijdperk gekenmerkt door kolonisatie, uitbuiting en slavernij, niet zonder meer navolging verdient.[vii]
Confrontatie
Dat neemt niet weg, zoals de WRR constateert, dat verschillende wereldbeelden nu overal naast elkaar zijn komen te staan, ook binnen het Westen zelf. Dat geldt ook voor Nederland. Na het einde van de Koude Oorlog ging het met een sneltreinvaart. Vanuit het Westen was een beeld uitgedragen dat uitging van de wenselijkheid en onvermijdelijkheid van globalisering, neoliberalisme en mondiale convergentie. Dat leek aan te slaan, maar het tij keerde na de mondiale financiële crisis van 2007 en de Russische inval in Oekraïne in 2014.
In tal van landen werden andere wereldbeelden massaal omarmd. In Rusland en andere landen in Oost-Europa ging een revisionistisch wereldbeeld overheersen. In het ‘Globale Zuiden’ kwamen denkbeelden in zwang waarmee afstand werd genomen van het koloniale verleden. Beide wereldbeelden grepen terug op een eigen authentiek verleden, maar werden mede geïnspireerd door weerstand tegen een ideologisch imperatief dat vanuit het Westen was opgedrongen.
In tal van landen in Oost en Zuid taande het geloof in democratische beginselen. Autoritaire, autocratische en populistische regimes kregen de overhand. Er rees verzet tegen de vernedering die mensen jarenlang ervaren hadden: racisme, westerse arrogantie, het bestempelen van andere religies en culturen als achterlijk en onderontwikkeld. Het Westen werd verweten met twee maten te meten: een strenge voor anderen, en een rekbare voor zichzelf.
Niet alleen het wereldbeeld van de liberale democratie en de vrije markt werd afgewezen, maar ook de westerse moraliteit die met die vrijheid gepaard ging. Mensenrechten, die enkele decennia geleden door alle landen als voor iedereen gelijkelijk geldend werden beschouwd, kwamen in niet-westerse landen onder druk te staan, niet alleen in de praktijk, maar ook ideologisch, omdat zij steeds meer gezien gingen worden als een niet-universeel, maar Westers concept.
Wereldbeelden verschaffen mensen een morele oriëntatie, een politieke identiteit en een invalshoek om ontwikkelingen te duiden, schrijft de WRR. Dat geldt niet alleen voor regimes en elites, maar ook voor opinieleiders, maatschappelijke bewegingen en individuele burgers. Een diversiteit aan wereldbeelden kan leiden tot confrontaties en spanningen over de gehele wereld en het ter discussie stellen van de internationale economische, politieke en rechtsorde. De WRR wijst op risico’s: aanhangers van wereldbeelden kunnen de bestaande orde als een obstakel beschouwen bij het verwezenlijken van hun ambities. Zij zullen proberen hun doeleinden te bereiken door individuele rechten en vrijheden en universele waarden opzij te schuiven. Dat kan leiden tot extremisme en repressie.
Dat risico bestaat inderdaad. Maar het is verstandig om, wanneer men zich een mening vormt over andere wereldbeelden, niet in eerste instantie te denken in termen van risico’s die deze met zich meebrengen. Andere wereldbeelden hebben het recht beoordeeld te worden op hun eigen waarden, de waarden die zij zelf claimen.
Veel kritiek vanuit Oost en Zuid op de wereldorde waarin westerse landen zich gekoesterd hebben, is terecht. Wie alle tendensen tot revisionisme en postkolonialisme en alle kritiek op westerse moraliteit over één kam scheert loopt een ander risico; het risico door anderen niet meer gehoord te worden. Andere wereldbeelden en levensbeschouwingen bij voorbaat afwijzen kan leiden tot polarisatie. Dat kan gemakkelijk escaleren. We zien daar anno 2024 vele voorbeelden van, zowel binnen afzonderlijke landen als in de wereld als geheel.
Bij de oorlogen in Gaza en Oekraïne staan niet alleen regimes en legers lijnrecht tegenover elkaar, maar ook wereldbeelden, levensbeschouwingen en ideeën over goed en fout, recht en onrecht, vrijheid en gebondenheid, schuld en onschuld, daders en slachtoffers. Ook binnen het Westen zelf wordt de kloof tussen de verschillende wereldbeelden steeds breder. Migranten krijgen de schuld van alles wat mis is, vreemdelingen worden gezien als een bedreiging, andersdenkenden als ‘the enemy within’. Terwijl multiculturele diversiteit in de tweede helft van de vorige eeuw in het Westen beschouwd werd als een groot goed, kiezen westerse politici en opinieleiders meer en meer voor ‘het eigene eerst’.
Om die polarisatie te voorkomen en negatieve gevolgen voor de eigen weerbaarheid, welvaart en waarden tegen te gaan zou het beter zijn wanneer het Westen en Nederland andere wereldbeelden serieus nemen en zich er niet bij voorbaat tegen afzetten. Zover gaat de WRR niet, maar in dit rapport kijkt zij naar de wereldorde met de eerdergenoemde (nostalgische) witte blik. Dat blijkt alleen al uit de titel van het rapport, waarin alle beschreven veranderingen in de wereld bestempeld worden als ‘fragmentatie’. Dat wil dus zeggen: versplintering van wat eens heel was en nu kapot.
Elders in de wereld wordt daar heel anders over gedacht: juist de orde die bestond maakte er veel kapot en dat moet worden gerepareerd. Men ziet wat wij als fragmentatie ervaren als een wenselijke herverdeling van de macht, die ruimte schept voor meer stemmen, andere waarden en verschillende belangen.
Die opvatting serieus nemen is geen cultuurrelativisme. In de confrontatie met andere machten op diverse tonelen zal het Westen universele waarden hoog moeten houden. Dat geldt zowel voor mensenrechten als voor vrijheden en democratie. Deze waarden hooghouden verplicht het Westen bij geen daarvan met twee maten te meten.
Mensenrechten gelden voor mensen die door ons welgevallige regimes worden onderdrukt en voor vreemdelingen die vluchten voor oorlog en geweld, in gelijke mate als voor onszelf. Vrijheid is niet hetzelfde als vrije markten gedomineerd door westers kapitaal. Vrijheid houdt ook in de vrijheid om te vluchten en elders bescherming te zoeken. Democratie is meer dan vrije verkiezingen. Democratie betekent ook het recht van mensen zich te verzetten tegen overheersers die politiek, militair en economisch door het Westen gesteund worden.
Kritiek vanuit het Globale Zuiden – een begrip dat geijkt werd door landen in het Zuiden die er genoeg van hadden om door het Westen als onderontwikkeld te worden weggezet – geldt niet voor de universele waarden, maar de hypocrisie waarmee deze worden uitgedragen: steun aan regimes die het niet zo nauw nemen met mensenrechten en oorlogsrecht, verabsolutering van de vrije markt, discriminerende handelspraktijken, ongebreideld consumentisme en materialisme zonder de rest van de wereld bestaanszekerheid te bieden, zelfverrijking ten koste van de bevolking in het ‘Globale Zuiden’.
Die kritiek moet het Westen zich ter harte nemen. Want juist door het meten met twee maten wordt voedsel gegeven aan de gedachte dat die waarden niet universeel zijn, doch gepredikt worden om de belangen van het Westen zelf te dienen. Het zelf niet langer met twee maten meten is de enige geloofwaardige manier waarop het Westen ertoe kan bijdragen dat de ruimte wordt verkleind die autoritaire regimes zich veroorloven om mensenrechten te schenden, hun bevolking vrijheden te ontnemen en de democratie aan de kant te zetten.
Met name voor de Verenigde Staten zal dat een hele opdracht zijn, zeker nu onder Trump het begrip democratie een eigen lading krijgt en de rechten van minderheden nog meer onder druk komen te staan. De bal ligt bij Europa, dat een principiële keuze zal moeten maken voor de consequente toepassing van universele waarden.
Planning en ordening
Welk beleid zou door ons land gevolgd moeten worden om adequaat in te spelen op de grote veranderingen in de wereld? Als we de drievoudig fragmenterende wereldorde – pluriforme geopolitieke verhoudingen, weaponization of interdependence en kantelende wereldbeelden – beschouwen als de nieuwe context voor de politiek, dan is het zaak een integrale beleidsvisie te ontwikkelen om de veiligheid en de welvaart zeker stellen met respect voor de waarden die in het verleden in de Nederlandse samenleving altijd werden hooggehouden. Dat vereist een langetermijnvisie en erkenning van de samenhang tussen beleidssectoren.
De WRR presenteert aan het eind van het rapport zelf een aantal aanbevelingen om de Nederlandse belangen in de fragmenterende wereldorde veilig te stellen. Maak Nederland over de hele breedte van het beleid geopolitiek robuust. Ontwikkel daarvoor de nodige expertise en maak maatschappelijke instellingen weerbaarder. Mobiliseer de hele samenleving om de nieuwe uitdagingen aan te gaan, door alles zo goed mogelijk uit te leggen, en alle betrokkenen bij de keuzes te betrekken. Herijk de multilaterale en de Europese samenwerking en ga binnen die kaders robuuste allianties aan, gericht op strategische autonomie en minder afhankelijkheid, tegen hogere kosten, maar zonder nationale veiligheid te stellen boven alles en iedereen.
De WRR roept op om niet te treuzelen en niet naïef te zijn, want de situatie is ‘grimmig en grillig’.[viii] Het speelveld is onoverzichtelijker dan voorheen, met minder houvast. Maar de WRR poogt houvast te bieden door elk van de aanbevelingen uit te werken in een aantal behartigenswaardige suggesties. Die vormen een goed uitgangspunt voor een beleidsdiscussie.
Ze voldoen echter niet, en wel om twee redenen. Ten eerste: bij het maken van keuzes op economisch gebied gelden niet alleen geopolitieke overwegingen. Beslissingen over productiesectoren, en welke moeten worden geïntensiveerd dan wel afgebouwd, zullen ook om andere redenen genomen moeten worden. Ook bij het tegengaan van klimaatverslechtering, het opvangen van demografische veranderingen, het in stand houden van natuur en biodiversiteit en het verwerken van technologische innovaties zullen ingrijpende keuzes gemaakt moeten worden over de omvang, samenstelling en richting van investeringen, productie en consumptie. Al deze overwegingen bij elkaar maken de keuzes pas echt ingewikkeld. Ze grijpen op elkaar in en hebben grote gevolgen die vaak pas na langere tijd zichtbaar worden.
Welke investeringen en producties moeten worden geïntensiveerd, in welke sectoren, welke landsdelen, wanneer en door wie? Wat is de samenhang? Wie profiteert en wie dreigt het kind van de rekening te worden? Dat alles vereist planning, sturing en rechtvaardige verdeling. Het heeft gevolgen voor de ruimtelijke ordening, de publieke voorzieningen, de arbeidsmarkt, de sociale zekerheid, het onderwijs, de relatie tussen overheid en marktpartijen en de economische orde in het algemeen. Als dat niet serieus wordt opgepakt, fragmenteren de sociale verhoudingen in Nederland zelf. Wanneer de afstand tussen sociale klassen toeneemt ten gevolge van de wijze waarop vanuit Nederland wordt gereageerd op de fragmentatie van de wereldorde, komen ook de tegenstellingen tussen de verschillende wereldbeelden in ons eigen land op scherp te staan.
Stappen terug
Ten tweede: Nederland is natuurlijk niet het enige land dat de gevolgen ondervindt van de fragmentatie in de wereldorde. Voor landen in het Zuiden van de wereld zijn die gevolgen ingrijpender omdat zij minder middelen hebben om op terug te vallen. Hun leiders mogen de huidige verschuiving in de machtsverhoudingen weliswaar verwelkomen, maar grote delen van hun bevolking gaan erop achteruit. Hier wreekt zich dat de WRR zich in haar analyse beperkt tot gevolgen voor landen, staten en economieën en niet voor mensen. Ook de gevolgen voor sociale en economische ongelijkheid in andere landen en in de wereld als geheel blijven buiten beschouwing.
Als het Westen meer naar binnen kijkt, nemen armoede en werkloosheid in het Zuiden toe, dreigen basisvoorzieningen daar te versmallen en worden grenzen voor migranten moeilijker over te steken. Dat kan binnen die landen leiden tot spanningen tussen bevolkingsgroepen met een verschillende etniciteit of religie en tot conflicten tussen elites, de middenklasse en degenen die aan de onderkant van de economie van bijna alles verstoken zijn. Die spanningen blijven niet beperkt tot de landen zelf. De kans op grensoverschrijdende burgeroorlogen, terroristische aanslagen en aanzwellende vluchtelingenstromen is dan groot.
Ontwikkelingssamenwerking nieuwe stijl is nodig, met meer geld, niet voor traditionele hulpverlening, maar om internationaal beleid te financieren om al deze uitdagingen het hoofd te bieden.[ix] De WRR bepleit gelijkwaardigheid in de relatie met het Globale Zuiden, maar vult dat niet in. Gelijkwaardigheid realiseren in een situatie die in economisch opzicht nog steeds fundamenteel ongelijk is, vereist een voorrangsbeleid ten gunste van kwetsbare, zwakkere en armere landen, waarbij het Westen stappen terugzet.
Die stappen terug betreffen het beslag op alles wat schaars is en rechtvaardiger moet worden verdeeld: grondstoffen, mineralen, water, energie, vruchtbare grond voor voedselgewassen, toegang tot zeeën en oceanen, de atmosfeer die bezwangerd wordt door CO2 en andere uitlaatgassen en de beperkte milieugebruiksruimte in het algemeen. Beginselen van internationale rechtvaardigheid en solidariteit vereisen dat het Westen niet meer kiest voor zo hoog mogelijke materiële economische groei ongeacht hoe dat beslag legt op schaarse hulpbronnen.
Wat betekent dat concreet? Een paar voorbeelden: Klimaatrechtvaardigheid vereist dat het Westen onmiddellijk een halt toeroept aan de uitstoot van broeikasgassen, terwijl arme landen de ruimte krijgen een eigen tijdpad te kiezen. Voedselzekerheid vereist dat kleine boeren in arme landen voldoende vruchtbare grond, water, zaden en dergelijke hebben om voedsel te produceren voor de binnenlandse markt, in plaats van dat over een en ander wordt beschikt door grote kapitaalkrachtige ondernemingen uit het buitenland.
Kansen bieden aan lokale kustvisserij vereist dat grote westerse vissersschepen uit die gebieden wegblijven. Technologische innovatie en energietransitie in het Westen mogen niet plaatsvinden door mineralen te plunderen in Afrika. Als het zoeken naar alternatieven tijd kost, dan moet dat maar. Ook dat is een stap terug. Net als het inschikken ten behoeve van migranten en vluchtelingen, in plaats van de grenzen van Europa en Amerika te sluiten omdat er bij ons geen ruimte meer zou zijn.
Deze en andere stappen terug zullen niet worden gezet zonder dat het Westen stappen terugzet in economische en politieke macht binnen internationale organisaties zoals de Veiligheidsraad, de WTO, het IMF en de Wereldbank. De samenstelling van de Veiligheidsraad dient grondig gewijzigd te worden, net als de stemverhoudingen binnen de Bretton Woodsinstellingen en de geschillenbeslechtingsprocedure binnen de WTO. In al deze instellingen maakt het Westen nog steeds de dienst uit.
De gevolgen van stappen terug van de gezamenlijke westerse landen zullen binnenslands rechtvaardig moeten worden verdeeld. Wanneer een rechtvaardiger verdeling van de wereldwelvaart leidt tot een onrechtvaardiger verdeling binnen de westerse landen zelf, kunnen spanningen leiden tot geweld. Dat geweld, maar ook de wijze waarop het binnen de staat wordt beantwoord, kan de democratie en de rechtsorde bedreigen. Ook wat dat betreft hangen waarden, welvaart en veiligheid onverbrekelijk met elkaar samen.
Zoals Mansholt schreef in 1972: ‘Gelijkheid nu is een voorwaarde voor overleven.’[x] Het streven naar een eerlijker verdeling ten gunste van armere bevolkingsgroepen in het Zuiden van de wereld zal hand in hand moeten gaan met grotere gelijkheid binnen westerse landen en Nederland zelf.
Vaak zullen internationaal stappen terug moeten worden gezet ten gunste van landen waar andere wereldbeelden dominant zijn dan in het Westen. Zolang het Westen de eigen wereldbeelden verabsoluteert en andere afwijst, is dat niet gemakkelijk. In politiek opzicht is dit nu nog meer het geval dan een kwart eeuw geleden. Maar als er geen stappen terug worden gezet - en de zekerstelling van de eigen waarden, welvaart en veiligheid in het Westen koste wat kost wordt nagestreefd - kan de fragmentatie van de wereldorde zoals deze door de WRR is geschetst, uitmonden in onoverbrugbare tegenstellingen die de welvaart en de veiligheid bedreigen van grote delen van de wereldbevolking.
Noten
[i] Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (2024). Nederland in een fragmenterende wereldorde. WRR-Rapport 109, Den Haag.
[ii] Farrell, H. & Newman, A.L. (2019). Weaponized interdependence: How global economic networks shape state coercion. International Security, 44 (1), 42-79.
[iii] Galeotti, M. (2022). The weaponization of everything: a field guide to the new way of war. Yale University Press.
[iv] WRR (2024), p. 102 en 103.
[v] WRR (2004), p. 60.
[vi] WRR (2010). Minder pretentie, meer ambitie. Ontwikkelingshulp die verschil maakt.
[vii] Jan Pronk (2010). Ontwikkeling is meer dan modernisering. In: Rood Koper, 14 (2) 20-25.
[viii] WRR (2024), p. 128.
[ix] Jan Pronk (2024). 75 Jaar ontwikkelingssamenwerking. Hoe nu verder? In: Vice Versa, (58) 2, zomer 2024, pp. 62-69.
[x] Sicco Mansholt e.a. (1972). Advies van de ‘commissie van zes’ aan het permanent overlegorgaan van PvdA, D’66 en PPR, Den Haag.