In juni verscheen het nieuwe Energierapport van het Ministerie van EL&I. Het Energierapport, dat ieder jaar uitkomt, geeft de doelstellingen van het kabinet aan. Zoals verwacht spreekt er weinig ambitie uit om de energiehuishouding te verduurzamen. Het kabinet lijkt zelfs helemaal niet geïnteresseerd te zijn in wat er gebeurt na 2020.

Het verschijnen van het Energierapport van CDA-minister Verhagen bracht me in gedachten terug naar ongeveer anderhalf jaar geleden. In januari 2010 werd een opmerkelijk document gepubliceerd door de milieu- en duurzaamheidswerkgroepen van zeven partijen in Nederland: CDA, D66, VVD, Groen Links, ChristenUnie, PvdA en SGP. Bij elkaar goed voor een forse meerderheid in de huidige Tweede Kamer, en inclusief de partijen die het huidige kabinet vormen. Het document had de aansprekende en enthousiasmerende titel “Nederland krijgt nieuwe energie – voor welvaart en welzijn in de 21e eeuw”. Het schetst een Nederlandse politieke agenda voor een energiehuishouding die in 2050 100% duurzame energie gebruikt. Dit gaat gepaard met een forse vermindering in uitstoot van broeikasgassen en heeft behoorlijke energiebesparing nodig – 3% per jaar, terwijl we de 2% nu niet eens halen. Het belangrijkste middel is een “Deltawet Nieuwe Energie”, die prioriteit geeft aan maatregelen en overheidsuitgaven ten dienste van die de nieuwe energieagenda.

Dit soort documenten vervult mij steevast met een mengeling van hoop en meewarigheid. Aan de ene kant zie ik het nut van het initiatief. Voor de energierevolutie die nodig is om klimaatverandering te voorkomen en onze energievoorziening op de toekomst voor te bereiden is partijbrede consensus immers essentieel. We hebben de afgelopen jaren gezien hoe de met ieder nieuw kabinet veranderende energieagenda’s de energie- en industriesector in Nederland steeds weer op het verkeerde been zetten, investeringen aanmoedigden en weer ontmoedigden, tot het punt dat bijna niemand in Nederland meer in hernieuwbare energie durft te geloven. Het huidige kabinet is de klap op de vuurpijl.

Ook geeft “Nederland krijgt nieuwe energie” goed aan dat we nu moeten handelen als we in 2050 een drastische verandering willen hebben. De kolencentrales die we op dit moment bouwen staan er in 2050 nog. Veranderingen in de industrie en in gedrag van mensen zijn langetermijnprocessen. Ontwikkeling en uitrol van nieuwe technologie kost decennia. Het document kwam dus precies op tijd.

Tenslotte ben ik persoonlijk gevoelig voor de positieve toon; de can-do mentaliteit die uit het stuk spreekt. In mijn werk als onderzoeker internationaal klimaatbeleid kun je niet zonder een flinke dosis onverbeterlijk optimisme.

Toch overheersen teleurstelling en moedeloosheid. Want ondanks de brede ondersteuning bij veel partijen en de creatieve juridische vondst van een Deltawet toont “Nederland krijgt nieuwe energie” vooral aan hoe ontzettend moeilijk het is om die energierevolutie tot stand te brengen. Ten eerste is de kwantitatieve analyse in het rapport uitermate vaag, en onrealistisch optimistisch over de potentiëlen, de kosten en het veranderingspotentieel in de energie- en industriesector in Nederland. De kwantitatieve analyse raakt kant noch wal; er worden arbitraire percentages genoemd voor hernieuwbare energiedoelstellingen. Ten tweede geeft het document niet de indruk dat er nagedacht is over de vraag met welke beleidsmaatregelen die zeer ambitieuze doelstellingen moeten worden gerealiseerd. Bij hernieuwbare energie kost het vooral veel geld. Bij energiebesparing is het gewoon niet duidelijk met welke maatregelen je bepaalde doelen bereikt.

Maar afgezien van de dubieuze onderbouwing vind ik het allerergst dat een zo politiek ingestoken document getuigt van zo veel politieke naïviteit. Die manifesteert zich op twee manieren: publieke steun en gevestigde belangen. Het idee van een Deltawet voor nieuwe energie gaat voorbij aan het feit dat je zo’n wet alleen kan implementeren bij brede publieke steun voor drastisch beleid. Na de ramp van 1953 was die stemming duidelijk: koste wat het kost, dat nooit meer. De Deltawerken en andere maatregelen kostten veel, maar de steun was er om die kosten te maken. Rondom energie en klimaat schiet het bewustzijn pijnlijk tekort. Het gaat misschien wel te goed met onze energievoorziening: ze is geweldig betrouwbaar en voor de meeste consumenten niet duur. Waar moet steun voor zo’n Deltawet vandaan komen? “Nederland krijgt nieuwe energie” blijft het antwoord schuldig.

Tenslotte gaat het document voorbij aan de gevestigde belangen in de fossiele energie. Niet alleen is in Nederland de duurzame energiesector te klein en machteloos om een deuk te slaan in de huidige energiebelangen, problematischer is misschien nog wel dat in een geprivatiseerde energiemarkt niemand meer belang heeft bij energiebesparing. Vooral niet de partijen die invloed hebben. Een oliebedrijf heeft er geen belang bij als de vraag naar olie zou dalen en olieprijs daalt, en Gasunie wil helemaal niet dat Nederlandse huizen minder hoeven te stoken of zonneboilers installeren. Een elektriciteitsbedrijf heeft er niks aan als de vraag naar elektriciteit zou dalen. En misschien haalt de Nederlandse staat zelfs wel minder belasting binnen als hoogbelaste uitgaven aan elektriciteit of benzine worden vervangen door andere uitgaven waarvoor de belastingen lager liggen.

Het Energierapport van het Ministerie van EL&I leid niet tot politieke weerstand maar ook niet tot verduurzaming van de energiehuishouding. Het doet alsof grotere problemen na 2020 niet bestaan. “Nederland krijgt nieuwe energie” alarmeert en is ambitieus, maar ontbeert kwantitatieve onderbouwing en publiek, en daarmee politiek, draagvlak. De rapporten hebben met elkaar gemeenschappelijk dat ze de beleidsinvulling in het midden laten. Met dit soort politieke initiatieven komen we dus nergens. Als de Nederlandse overheid het niet doet, wie komt er wel met een politiek én technisch geloofwaardig alternatief?

Dossiers

Voor een thematisch overzicht van al onze artikelen en publicaties, zie onze dossiers