Bestaanszekerheid gaat over meer dan poen
De PvdA kent een lange traditie van beginselprogramma’s. Het eerste verscheen in 1947, het laatste is het Beginselmanifest uit 2005. Sociaal-democraten kunnen altijd terugvallen op hun beginselen. Maar bedoelen we er altijd hetzelfde mee? En hoe leg je uit waar de PvdA voor staat zonder het alleen te hebben over concrete maatregelen? Volgens Reshma Roopram moeten we praten over gevoelige en ingewikkelde culturele thema’s om een fatsoenlijk bestaan voor iedereen mogelijk te maken.
Door: Reshma Roopram
Wethouder Jeugd, Zorg, Welzijn & Volksgezondheid in Barendrecht
Wij sociaal-democraten vinden dat iedereen recht heeft op een fatsoenlijk bestaan. Wat dat precies inhoudt valt te lezen in ons beginselmanifest uit 2005: ‘Mensen [moeten] de zekerheid hebben dat tegenslag niet betekent dat je aan de kant komt te staan. Een fatsoenlijk bestaan is het minste waar mensen van op aan moeten kunnen.’ Het ideaal dat we nastreven reikt verder dan voldoende inkomen voor iedereen om de boodschappen, de huur en de energierekening te betalen. PvdA’ers strijden voor ‘bestaanszekerheid in de meest brede zin van het woord: goed onderwijs, menswaardige zorg en huisvesting, maar ook de bescherming tegen criminaliteit en terreur, een respectvolle behandeling door de overheid en de mogelijkheid om als volwaardig burger mee te doen aan publieke besluitvorming’. Een groots ideaal waar je alleen maar voor kunt zijn. Een ideaal dat tegenwoordig nog maar negen Kamerzetels waard is.
Hoe kan dat? Geef sociaal-democraten een probleem en ze geven je een sociaaleconomisch antwoord: een woonplan met huisjesmelkersboetes, Bernhard-belasting en een grote pot met poen om te investeren in leefbaarheid; een pleidooi voor meer geld en mogelijkheden om mensen uit de bijstand aan het werk te helpen; een petitie voor meer loon voor taaldocenten. We denken nog steeds dat wij met alleen oplossingen op het gebied van wonen, zorg, onderwijs, werk en inkomen het vertrouwen van kiezers kunnen herwinnen.
Als het om sociaal-culturele thema’s gaat blijft het stil. We geven geen antwoord op de vraag wat onze gedeelde waarden zijn als het gaat om veiligheid, vrijheid, integratie en immigratie. De Partij van de Arbeid neemt geen stelling tegen het doorgeschoten individualisme en heeft geen heldere sociaal-democratische visie over hoe wij met elkaar willen samenleven. Maar we kunnen bestaanszekerheid niet los zien van deze sociaal-culturele thema’s.
Het recht op een fatsoenlijk bestaan gaat over meer dan een eerlijke verdeling van kennis, macht en inkomen. Het gaat ook over het besef dat wij in dit land op elkaar zijn aangewezen. Die wederzijdse afhankelijkheid leidt ertoe dat het collectief nadrukkelijk boven het individu moet worden gesteld. Die wederzijdse afhankelijkheid gaat over rechten en plichten en over normen en waarden. Zelfs in ons strijdlied De Internationale komt dit duidelijk naar voren: ‘Geen recht waar plicht is opgeheven, geen plicht leert zij waar recht ontbreekt.’
Wij zijn als Partij van de Arbeid altijd opgekomen voor de rechten van mensen, maar als het gaat over plichten – het collectief en de solidariteit in de samenleving in stand houden – hoor je ons niet of nauwelijks. Rechtvaardigheid bereiken we alleen als we het ook over plichten hebben. Zijn de rellende jongeren in Rotterdam het resultaat van een falende overheid, of zijn ouders er onvoldoende in geslaagd hun kinderen respect voor politie en hulpdiensten bij te brengen?
We leven niet alleen voor onszelf, maar ook voor elkaar, onze wijk, ons land en de planeet. Dat geeft verantwoordelijkheden die jezelf overstijgen. Groepen of individuen eisen te vaak vrijheid en gelijkheid alleen voor zichzelf op. De ander zijn diezelfde rechten vervolgens niet gegund. Terwijl in een fatsoenlijke samenleving vrijheid en gelijkheid iedereen toekomen. Als je het daar niet over hebt, loop je het risico dat je de solidariteit in de samenleving opblaast. En dat is precies de situatie waarin wij ons nu bevinden. We praten niet met elkaar maar over elkaar, we luisteren niet.
Zowel de rechter- als de linkerzijde van het politieke midden ontbreekt het aan een coherente visie op sociaal-culturele thema’s. Het zijn de bekende oneliners van radicaal rechts die de krant halen. Zonder enige vorm van realiteitszin, maar wel een voedingsbodem voor rechts-extremisme. De uitspraken van Geert Wilders op 7 november bij WNL op zondag zijn een sprekend voorbeeld: ‘Tegen alle asielzoekers die hier nu zijn zeg ik: of je gaat terug, of we zetten je vast. Het is vastzetten of uitzetten.’ Deze uitspraken zijn polariserend en zetten mensen tegen elkaar op. Tegelijkertijd durft niemand te zeggen dat er aan de verzorgingsstaat grenzen zijn, maar die zijn er wel degelijk. Willen wij de verzorgingsstaat toekomstbestendig houden voor onze kinderen, dan mogen wij het debat hierover niet aan anderen overlaten.
Aan de andere kant van het politieke spectrum zijn er vanuit Amerika overgewaaide activistische bewegingen die ook angst, verzet en verdeeldheid aanwakkeren. Zie bijvoorbeeld hoe de schrijver Marieke Lucas Rijneveld eind februari afzag van de vertaling van het inauguratiegedicht van de Amerikaanse dichter Amanda Gorman. Dat deed ze na kritiek dat de uitgever niet gekozen had voor een gekleurde vertaler. Zij zou zich als ‘witte’ Nederlandse niet kunnen verplaatsen in de ervaringen van een zwarte collega. Het benadrukken van verschillen en aandacht voor symboolpolitiek waar deze woke-gedachten op zijn gebaseerd, leiden ons af van essentiële vraagstukken, die direct voelbaar zijn in de hele samenleving.
Een debat hierover met alleen gelijkgestemde PvdA’ers en jaknikkers zorgt niet voor een breed gedragen visie op sociaal-culturele thema’s. Het zorgt ervoor dat mensen die niet tot deze groep behoren zich niet gezien, niet gehoord en niet veilig voelen. Er is veel aandacht voor de schreeuwers in de politiek en op tv, maar de echte problemen zien en bespreken wij niet. Het wordt tijd dat wij luisteren naar die welwillende rustige meerderheid die vooral stil blijft om maar niet ‘geframed’ en beschuldigd te worden. In een tijd waarbij onze verzorgingsstaat op losse schroeven staat en veel mensen het vertrouwen in de overheid kwijt zijn, moet het belang van het collectief centraal staan.
Mensen verlangen niet naar nieuw leiderschap, maar naar empathisch leiderschap. Leiderschap gericht op het opbouwen van vertrouwen. Leiderschap gebaseerd op luisteren en je verplaatsen in een ander. Alleen zo kunnen problemen in de samenleving op een rechtvaardige manier worden aangekaart door onze volksvertegenwoordigers. want juist in tijden van onzekerheid hebben mensen behoefte aan duidelijkheid en oplossingen die voor hen direct voelbaar zijn. Ze hebben behoefte aan een stevig fundament.
Dat stevige fundament is bestaanszekerheid. Sociaaleconomische bestaanszekerheid: een goede baan en inkomen, liefdevolle zorg, een goed sociaal vangnet en een betaalbaar dak boven je hoofd. En vooral ook sociaal-culturele bestaanszekerheid: een antwoord op de vraag wat wij in dit land van elkaar mogen verwachten en wat ons bindt. We moeten daarvoor onderzoeken wat onze gedeelde normen en waarden zijn. Bespreken hoe we rechten en plichten in onze samenleving in balans brengen. Praten over ingewikkelde en gevoelige culturele onderwerpen. Een gesprek dat wij sociaal-democraten niet langer mogen uitstellen. Dit is de basis van een fatsoenlijk bestaan van nu en de toekomst. En precies dat is waar Nederland naar snakt.