De grootvader van mijn vrouw was de oprichter van de SDAP-afdeling Oisterwijk, lang geleden tussen de twee wereldoorlogen. Hij was sigarenmaker. Als de kerkdienst was afgelopen en het vrome volk was opgehitst door de pastoor, kozen zijn vrouw en hij positie voor hun huisje om te voorkomen dat de gelovigen stenen door de ruiten gooiden.
Bovendien werd hij ontslagen als de pastoor had ontdekt bij welke sigarenmakerij hij werkte. Het verbond tussen kerk en kapitaal bestond, het was geen fabel, het was realiteit in Oisterwijk. Hij moest steeds verder lopen om bij zijn werk te komen, de pastoor was een onvermoeibare verklikker. Mijn vrouw is lid van de PvdA, uit overerfde overtuiging.
Mijn grootvader van vaderszijde kwam uit een groot Amsterdams arbeidersgezin. Alle jongens (meer dan tien) waren bouwvakker, allemaal waren ze links — socialist, sociaal-democraat, communist, trotskist, anarchist, anarcho-syndicalist. De verjaardagen waren rumoerig en gezellig, de politieke verschillen veroorzaakten felle ruzies die niet zelden uitliepen in vechtpartijen. Mijn grootvader was stukadoor en werd tot afgrijzen van zijn broers patroon: hij wilde niet zijn hele leven knecht blijven, hij wilde hogerop, hij wilde geld verdienen. Dat lukte hem, voor de oorlog bezat hij al een automobiel.
Zijn bedrijf bestuurde hij niet vanachter een bureau, hij stukadoorde mee, was iedere ochtend als eerste op het werk. Hij was een strenge baas, hard voor zichzelf en zijn knechten. Zijn zoon, mijn vader, was de eerste in de familie die een hbs bezocht en het diploma behaalde. Hij ging werken op een kantoor, werd procuratiehouder en ten slotte lid van de directie. Van zijn vrienden — dokter, advocaat, architect, ondernemer — stemde niemand op de PvdA, zoals hij. Ze lachten hem uit om zijn motto: Je moet tegen je eigen belang in kunnen stemmen.
Met deze vracht op mijn schouders stemde ik ook altijd op de sociaal-democraten, maar juist de laatste jaren was ik wel eens afvallig en gaf ik mijn stem aan D66. Maar nu, vandaag, 29 maart, zag ik op de periodieke tv-peiling dat de PvdA op tien zetels stond, een kleine boom in een hoog bos van PVV, VVD, CDA, SP en D66. Ik werd bevangen door een beschamend gevoel van mededogen, in een onpolitieke bui van sentimentaliteit.
Ik wist heel goed dat één stem geen gewicht heeft, maar besloot dat ik de volgende jaren die ene, waardeloze stem uitbreng op de idee van de sociaal- democratie. Niet op de plannen, niet op de uitvoering, niet op de mensen — op de idee, alleen op de idee. En daarna besloot ik, in een ijzige stilte, dat ik het aan niemand zou vertellen.