Na de onverwachte overwinning van de PvdA bij de Nederlandse verkiezingen voor het Europees Parlement, vroegen kranten zich voorzichtig af of dit het begin zou kunnen zijn van een linkse Europese lente. Die verwachting bleek misplaatst. De sociaal-democratische fractie verloor 37 zetels en blijft, na de Europese Volkspartij, de tweede partij in het Europees Parlement. Fragmentatie kenmerkt het nieuwe parlement. Voor het eerst zijn de twee grootste partijen, de christendemocraten en de sociaal-democraten, hun gezamenlijke meerderheid kwijt. Hun verlies kwam ten goede aan de pro-Europese liberalen en groenen, maar ook aan Euro-sceptische en rechts-populistische partijen.
Door die versplintering zijn politieke meerderheden in het nieuwe Europese Parlement minder vanzelfsprekend. Wisselende coalities zullen vaker nodig zijn om wetgeving aan te nemen. Het schrikbeeld is dat de gespletenheid de besluitvorming de komende jaren zal verlammen op cruciale punten zoals de Brexit, migratie, hervorming van de eurozone en het beleid ten aanzien van China. Sommige commentatoren waarschuwen dat die verlamming wel eens een luxe zou kunnen zijn die de kwetsbare EU zich niet kan veroorloven.
Die pessimistische lezing lijkt mij onterecht. Er is ook een ander, positiever, verhaal. Als de meerdere crises van het afgelopen decennium iets hebben duidelijk gemaakt, is het dat de Unie weerbaarder is dan door velen werd gedacht. En juist weerstand kan de Unie sterker maken. Tegenspraak dwingt politieke meerderheden hun besluiten te rechtvaardigen en maakt zichtbaar dat er ook andere keuzes zijn. Daar ontbrak het in verleden vaak aan. De EU is nog te veel een regelmachine waar besluiten worden gepresenteerd als oplossingen voor technische problemen, niet als resultaat van politieke keuzes, en waar fundamentele beleidskeuzes door de Europese Verdragen deels buiten het politieke strijdveld zijn geplaatst.
Dat weerstand Europa politieker kan maken, laat de Brexit zien. Deze dwingt politici om het Europese project opnieuw te rechtvaardigen. De slogan ‘take back control’ drukte uit dat mensen het gevoel hebben de zeggenschap over hun leven te zijn kwijtgeraakt, en dat de Unie daar de schuld van is. In Brussel raakt het mantra van de ‘ever closer union’ daardoor steeds meer op de achtergrond, en wordt het vervangen door ‘een Europa dat beschermt’. Een Unie die beschermt tegen de ongebreidelde krachten van economische globalisering, de effecten van klimaatverandering, terrorisme en geopolitieke instabiliteit. In dezelfde trant schreef Emmanuel Macron voor de verkiezingen een brief aan de Europese burgers over hoe Europa kan beschermen tegen de grote schokken van de moderne wereld. Bij Frans Timmermans leidde het tot een vurig links pleidooi over hoe de EU ons in staat stelt de klimaatcrisis aan te pakken, grote bedrijven weer belasting te laten betalen en te zorgen voor een fatsoenlijk minimumloon in alle lidstaten.
Dat de verkiezingsopkomst voor het eerst sinds 1979 is gestegen in plaats van gedaald, duidt erop dat kiezers duidelijker zien wat er op het spel staat. In plaats van de toegenomen politieke tegenstellingen als zwakte van een kwetsbare EU te zien, lijkt het mij dan ook beter om het conflict te omarmen als onderdeel van een politiekere en meer democratische Unie.