De afgelopen maanden werkten de WBS en het Wetenschappelijke Bureau GroenLinks aan een nieuw politiek verhaal dat meer moet zijn dan een simpel samenvoegsel van rood-groene ideeën. Het werd een zoektocht naar wat een rechtvaardige duurzaamheidstransitie inhoudt en de garantie voor iedereen op een vrij, waardig en zeker bestaan. Het discussiestuk werd gepresenteerd op het gezamenlijke partijcongres van 4 februari.
Het moge duidelijk zijn: leden van de PvdA en GroenLinks vragen in meerderheid om samenwerking tussen de twee partijen. Een samenwerking die al op veel plekken invulling en vorm krijgt. Politieke vertegenwoordigers in gemeenten, provincies, ‘Den Haag’ en ‘Brussel’ trekken dagelijks samen op. Dat is mooi en smaakt naar meer.
De wetenschappelijke bureaus van beide partijen hebben de opdracht aanvaard om samen tot een discussiestuk te komen op de inhoud. Wat ons betreft vormt dit stuk de basis voor een nieuw links verhaal. Het heeft als doel om de inhoudelijke en ideologische dialoog verder te brengen, binnen en buiten de partijen.
We zien dit stuk uitdrukkelijk als een start van een langer traject. Het is dan ook geen voldragen visie of een gezamenlijk verkiezingsprogramma. Vorm en proces van de samenwerking komen hier niet aan bod. We geven in dit stuk richting aan het ‘waarom’ en ‘wat’ van linkse samenwerking.
We nodigen leden en geïnteresseerden uit om in gezamenlijkheid de ‘hoe’ verder uit te werken. Dat kan middels bijeenkomsten, debatavonden, werkgroepen, denktanks et cetera. Graag laten wij ons als wetenschappelijke bureaus voeden met de uitkomsten daarvan. Zo bouwen we samen aan het nieuwe linkse verhaal voor Nederland.
Groene en sociale politiek zijn inherent verweven met elkaar. We presenteren daarom het begin van een nieuwe ideologische blik op de toekomst van onze samenleving. We verleggen de focus van wat niet kan, naar wat juist wel kan. De kern van ons verhaal laat zich het beste samenvatten in twee boodschappen: we gaan vol voor een groene welzijnseconomie die iedereen een waardig en vrij bestaan garandeert. We erkennen dat als we de klimaat- en biodiversiteitscrisis niet op een daadkrachtige en rechtvaardige manier bestrijden, dit de bestaanszekerheid van veel mensen op het spel zet en de ongelijkheid verder zal doen toenemen.
Dit stuk start met een korte blik op de geschiedenis. Daaruit zal blijken dat linkse en groene politiek in het verleden in staat is geweest om verschil te maken. Net zoals nu het verschil gemaakt moet worden. En dat kan, als we de twee grootste opdrachten van de huidige tijd centraal stellen: een rechtvaardige duurzaamheidstransitie en de garantie voor iedereen op een vrij, waardig en zeker bestaan.
Tijdens het schrijven hebben we ons laten inspireren door externe experts uit de wetenschap en praktijk. Ook hebben we onze ideeën getoetst bij politiek vertegenwoordigers en een dwarsdoorsnede van leden. Dat maakt van dit stuk op zich al een mooi voorbeeld van samenwerking.
Wij zijn iedereen die heeft bijgedragen, en niet op zijn minst onze eigen medewerkers, dankbaar voor de geleverde inspanningen. En we wensen u een mooie inhoudelijke dialoog toe. Laten we samen onze toekomst in handen nemen.
De opkomst van links
De wortels van linkse politiek liggen in de negentiende eeuw: in de strijd om een beter bestaan én tegen een ontketend kapitalisme. Mensen uit alle lagen van de samenleving verenigden zich in vakbonden, politieke partijen en maatschappelijke organisaties. Groot was het verzet tegen een systeem dat steeds meer mensen dwong in armoede en afhankelijkheid te leven.
Terugkijkend is het een extreem succesvolle periode geweest. Het was een strijd om een waardig bestaan voor iedereen. Voor het recht om mee te tellen. Voor een overheid die ingrijpt in de samenleving als bewaker van een goed bestaan en hoeder van het algemeen belang. Tegen verdeeldheid en een kleine groep vermogenden die alle macht en welvaart naar zich toetrok.
Publieke voorzieningen die we nu als gegeven zien, kregen vorm: schoon drinkwater, riolering, elektriciteit, wegen, armenzorg. Er kwam een veertigurige werkweek. En door de invoering van het algemeen kiesrecht kreeg iedereen een directe politieke stem. Nu vanzelfsprekend, toen allerminst.
De uitbreiding van sociale zekerheid en publieke voorzieningen werd, mede onder verantwoordelijkheid van de nieuwe Partij van de Arbeid, vanaf eind jaren vijftig in hoog tempo doorgezet. Iedereen kreeg toegang tot huisvesting, onderwijs, openbaar vervoer en zorg. Wie om wat voor reden dan ook niet kon werken, had recht op een uitkering. De verzorgingsstaat zag het daglicht. En onder grote publieke druk werd voor het eerst de vervuiling van de natuur aangepakt.
De uitbouw van de verzorgingsstaat gaf de strijd om een waardig bestaan een nieuwe impuls. In de late jaren zestig werd duidelijk dat een goed leven om meer draait dan het fundament van materiële bestaanszekerheid. Immateriële bestaanszekerheid – de vrijheid om jezelf te kunnen ontwikkelen - werd aan de linkse agenda toegevoegd. Met steun van de linkse partijen beklommen emancipatiebewegingen succesvol de barricaden voor vrouwen-, en LHBTQ+-rechten en antiracisme. Zijn wie je wilt zijn, ging ertoe doen.
Om al deze doelen te behalen richtte de linkse politiek zich in deze jaren op de fundamentele ‘demokratisering’ van de samenleving, zoals het werd verwoord in het beroemde gezamenlijke verkiezingsprogramma Keerpunt ’72 van PvdA, D66 en GroenLinks-voorloper PPR. De grote vervreemding tussen burger en politiek moest worden tegengegaan. Er werd beleid ingevoerd dat mensen in alle lagen van de samenleving échte zeggenschap gaf.
In deze periode werd gezond kunnen leven zonder luchtvervuiling of de dreiging van een ecologische ramp, een onlosmakelijk onderdeel van de politieke strijd. Dat was mede dankzij het rapport Grenzen aan de groei van de Club van Rome. De milieubewegingen die we nu kennen, zagen toen het licht. De nadruk op economische groei en consumptie werden gerelativeerd: het bewustzijn kwam op dat voor een gezond leven ook een gezonde planeet nodig is. Verwevenheid tussen groene politiek en sociaal-democratie werd een feit. Kortom: linkse politiek heeft ons veel gebracht.
De omslag naar afnemend collectief welzijn
Toen braken de jaren tachtig aan. Die periode stond in het teken van economische mondialisering, Europeanisering van beleid en een economische crisis die zorgde voor hoge werkloosheid en een snel oplopende staatsschuld. Er vond een verandering plaats in het economische en bestuurlijke denken, dat voor decennia richting gaf aan het overheidsbeleid. Er vond een afwaardering van de overheid en een opwaardering van de markt plaats.
Markten en een bedrijfsmatige manier van denken werden voorgesteld als de sleutel tot collectieve welvaart. De economie kwam op de voorgrond van alles te staan. Dit heeft de samenleving immens veranderd. Het leidde tot een dominante markt, een terugtredende overheid én een meer individualistische samenleving dan voordien. De overheid was niet langer de oplossing voor maatschappelijke problemen, zij was zelf het probleem.
Binnen de overheid zelf - en in haar relatie tot burgers - vond een mentaliteitsverandering plaats. Van ambtenaren en bestuurders werd verwacht dat ze zich gingen gedragen als managers, met een focus op rendement, controle en het eigenbelang van de organisatie. Relevante kennis bij de overheid ging verloren, omdat steeds meer beleidskeuzes werden ‘geoutsourcet’ naar dure onderzoek- en adviesbureaus. De burger werd klant.
In de internationale concurrentiestrijd ging de overheid het als voornaamste taak zien om multinationals binnen de BV Nederland te bedienen. Wat goed is voor grote bedrijven zou per definitie ook goed zijn voor de samenleving als geheel. Het creëren van een zo aantrekkelijk mogelijk vestigingsklimaat voor het internationale bedrijfsleven werd daarmee een steeds belangrijker doel van overheidsbeleid. Regelgeving bedoeld om werkenden, natuur en het milieu te beschermen werd versoepeld. Terwijl aandacht voor bestaanszekerheid en de kwaliteit en toegankelijkheid van voorzieningen steeds meer op de achtergrond geraakte.
Ook introduceerde de overheid actief marktconcurrentie in de publieke sector: publieke diensten werden geheel of gedeeltelijk geprivatiseerd. Daarmee vielen essentiële voorzieningen in de sfeer van onder meer wonen, zorg, openbaar vervoer, energie en kinderopvang in handen van nationale en internationale beleggingsmaatschappijen. Hierdoor gaat belastinggeld dat wordt geïnvesteerd in dit soort essentiële voorzieningen, naar de diepe zakken van het (inter)nationale bedrijfsleven. Kortom, de toegang tot onze sociale grondrechten verschraalde.
We zien nu dat het marktdenken ons vooral crises heeft opgeleverd: de ecologische crisis, onderwijscrisis, energiecrisis, bestaanszekerheidscrisis, jeugdzorgcrisis, wooncrisis, asielcrisis, zorgcrisis... Overal is het crisis.
Onze verzorgingsstaat met zijn universele en ruimhartige basisvoorzieningen lijkt niet langer een recht, maar een gunst. De angst dat mensen te veel krijgen, is veelal groter dan de angst dat mensen tekortkomen. Zij die een beroep doen op de overheid, krijgen te vaak te maken met ondoorgrondelijke bureaucratie, vernedering en institutioneel racisme. De overheid draagt zo bij aan een ieder-voor-zich-mentaliteit, met onderling wantrouwen en polarisatie tot gevolg. Het ‘ik’ staat voor het ‘wij’.
Een hoopvolle toekomst
We presenteren daarom het begin van een nieuwe ideologische blik op de toekomst van onze samenleving. We willen toewerken naar een verhaal dat hoop en perspectief biedt. Daarom verleggen we de focus van wat niet kan, naar wat juist wel kan. De kern van ons verhaal laat zich samenvatten in twee boodschappen.
Ten eerste gaan we vol voor een groene welzijnseconomie. Dat wil zeggen: een economie waarin niet economische groei en zo hoog mogelijke bedrijfswinsten, maar breed gedeeld menselijke welzijn en een evenwichtige relatie met de natuur voorop staan. Uitbuiting van mens en natuur heeft daarin geen plek meer. Daarvoor moeten we de huidige dominantie van de markt verschuiven naar het samenspel van burger en overheid. Publieke voorzieningen en initiatieven vanuit de gemeenschap worden een belangrijke motor van de welzijnseconomie. Zo garanderen we een vrij, waardig en zeker bestaan voor iedereen, nu en in de toekomst.
Ten tweede erkennen we dat als we de klimaat- en biodiversiteitscrisis niet met urgentie bestrijden, de bestaanszekerheid van eenieder op het spel staat. Dat vraagt om een doortastende overheid die het publiek belang vooropstelt en draagvlak creëert voor de grote maatschappelijke veranderingen waarvoor we staan. Maar ook een overheid die oog heeft voor bestaande sociale ongelijkheden en ervoor zorgt dat de verduurzaming van de economie vooral ook ten goede komt aan de armste en meest kwetsbare mensen in de samenleving. Zo gebruiken we de duurzaamheidstransitie als opstap naar een eerlijkere samenleving.
De politieke strijd voor zo’n samenleving kan alleen slagen als wij deze samen voeren met de sociale bewegingen die zich hardmaken voor bestaanszekerheid binnen de draagkracht van de aarde. Samen met de bedrijven (klein en groot) die hun verantwoordelijkheid willen nemen. En samen met al die burgers die vinden dat het zo niet langer kan.
Een vrij, waardig en zeker bestaan
Een vrij, zeker en (gelijk)waardig bestaan voor iedereen, dat is waar linkse politiek om draait. Dat begint bij materiële zekerheid in termen van werk, inkomen en toegang tot essentiële voorzieningen, maar houdt daar zeker niet mee op. Het betekent ook dat je in vrijheid en naar eigen inzicht je talenten kunt ontwikkelen. En dat je je gezien, gehoord en gerespecteerd voelt. Dit alles bereiken we alleen wanneer we samenwerken en solidair zijn met elkaar. Want wat de meritocratische- en zelfredzaamheidsdoctrines ons ook willen doen geloven, ons welzijn en succes hebben we nooit enkel en alleen aan onszelf te danken. En pech of een ongeluk kan iedereen overkomen. Of we het nu willen of niet: als mensen zijn we van elkaar afhankelijk.
De grootste kans om grip op ons leven te krijgen, is wanneer onze collectieve voorzieningen en instituties ingericht zijn op publieke rijkdom: bestaanszekerheid, culturele diversiteit, hoogwaardige publieke voorzieningen, gezonde lucht, rijke natuur, tijd voor ontspanning en zorg voor elkaar. Publieke rijkdom weegt zwaarder dan individueel bezit.
Individuele rechten staan of vallen bij de sterkte van het collectief en de solidariteit tussen burgers. Institutioneel racisme, racisme, discriminatie (op welke gronden ook) of andersoortige sociale uitsluiting hebben dan geen plek. Deze onderdrukken de waardigheid van individuen en ondermijnen daarmee het collectief.
Collectieve voorzieningen als basis van de samenleving
Het realiseren van een vrij en waardig bestaan voor iedereen begint met kwalitatief goede en toegankelijke publieke voorzieningen. Zij geven mensen de mogelijkheid zichzelf te ontwikkelen en voorkomen dat men onder het bestaansminimum zakt. Dat zijn de basisprincipes van onze samenleving.
Nu is het nog zo dat waar en in welke omstandigheden je wordt geboren, medebepalend is voor je verdere levensloop en gezondheid. Daarom zetten we gelijkheid van kansen én uitkomsten voorop. De overheid mag dan geen geluksmachine zijn, het is haar plicht om iedereen perspectief te bieden en waar nodig te stimuleren. We moeten af van het idee dat uitgaven aan publieke voorzieningen ‘collectieve lasten’ zijn, die slecht zijn voor de economie. De sociale zekerheid, de zorg, het onderwijs, de volkshuisvesting; het zijn stuk voor stuk sectoren die aan de basis staan van ons nationale verdienvermogen en die veel mensen van een betekenisvolle baan en inkomen voorzien. Ze vormen de sociale basis van onze samenleving. Het zijn dus lusten in plaats van lasten.
We beteugelen de marktmacht en vergroten de grip van de overheid en de gemeenschap. We draaien een aantal privatiseringen in onze vitale sectoren en nutsvoorzieningen terug. Sectoren als de zorg, kinderopvang, onderwijs, energie en openbaar vervoer brengen we weer in publieke handen. Dat kan onder meer door de organisatie van zeggenschap door burgers te vergroten, middels staatsdeelname of andere vormen van publiek eigendom. Op zijn minst zorgen we ervoor dat de overheid in staat is om steviger te reguleren en streng te handhaven. Het publieke belang moet vooropstaan.
Hoe belangrijk de toegang tot goede publieke voorzieningen is, zien we ook terug op lokaal niveau. In de regio laat de afwezigheid van de overheid zich het hardste voelen. Buslijnen wordt geschrapt, ziekenhuizen gesloten en scholen gaan dicht. Het is een bewuste keuze geweest om vooral te investeren op die plekken waar de meeste economische groei werd verwacht. De regio hoorde daar veelal niet bij. Maar ook binnen steden zien we dat selectief wordt geïnvesteerd. In de slag om ‘talent’ en ‘kapitaal’ aan de stad te binden, trekken mensen met lage en middeninkomens hier noodgedwongen weg. Het is nodig om een betere balans te vinden tussen het ondersteunen van kansrijke ontwikkelingen en de verdeling van de opbrengsten. Niemand kan achterblijven.
Aanvullend op de publieke voorzieningen en het sociale vangnet van de overheid, geven we ruim baan aan coöperaties die lokale sociale, economische of ecologische initiatieven nemen. Waar mensen daar behoefte aan hebben, krijgen zij zeggenschap over hun eigen energie, voedsel, kinderopvang of buurthuis. Zo krijgt de gemeenschap meer ruimte en ontstaat er een alternatief in het bestaande aanbod van markt en overheid. Waar nodig is het aan de overheid om financiële, praktische en juridische ondersteuning te organiseren, zodat deelname aan dit soort initiatieven breed toegankelijk is. Ook moeten we ervoor zorgen dat de gehele gemeenschap kan profiteren van dit soort initiatieven. Dat kan bijvoorbeeld door winsten te laten terugvloeien naar een nabijgelegen buurthuis of openbaar groen.
Een zeker bestaan
Wie geconfronteerd wordt met pech en tegenslag vindt de overheid als benaderbare bondgenoot aan zijn zijde. Uitgaan van vertrouwen en rekening houden met het doenvermogen van burgers moeten de uitgangspunten van overheidsondersteuning zijn. Uitkeringen en het minimumloon moeten voor jong en oud toereikend zijn, zodat iedereen kan leven in plaats van overleven. Chronische ziekte mag dus niet langer gelijk staan aan chronische armoede. De bijstand moet veranderen van wielklem naar trampoline. Solidariteit vatten we niet langer op als individuele daad. Het moet de lijfspreuk zijn van de instituties die onze sociale grondrechten garanderen.
Uitgangspunt is dat bestaanszekerheid de meeste garanties biedt op een gelukkig en gezond leven. Iedereen die aan de slag kan gaan, moet de garantie op een passende baan krijgen. Vrijwilligerswerk en mantelzorg behoeven beloning in plaats van bestraffing. Theoretisch en praktisch werk verdienen dezelfde maatschappelijke waardering. De overheid moet het goede voorbeeld geven, door inclusief werkgeverschap en door een einde te maken aan elke vorm van discriminatie en institutioneel racisme. Onwillige werkgevers moeten worden aangepakt.
Investeringen in mensen – in hun onderwijs, hun vermogen te werken, hun bestaanszekerheid - verdienen zich op termijn dubbel terug. Want investeren in mensen is investeren in de samenleving als geheel. We herwaarderen de publieke sector en de professionals die daarin werken. Dat begint met een fatsoenlijke vergoeding voor publieke professionals, zeggenschap over het eigen werk en de organisatie. Simpelweg omdat grip op je werk een wezenlijk onderdeel is van grip op je leven.
Breed gedeelde welvaart
De baten van onze economische inspanningen moeten eerlijker worden verdeeld. Zowel goed werk als goed werkgeverschap moet lonen. De gemiddelde Nederlander en het MKB profiteren relatief weinig van de economische welvaart die wij gezamenlijk creëren. Een onevenredig deel van ons nationaal inkomen komt terecht bij de bestuurders en (buitenlandse) financiers van bedrijven. Wanneer men zegt dat ‘onze’ economie groeit, zijn het vooral de aandeelhouderswinsten die groeien.
Niet langer zijn werknemers poppetjes die moeten ondergaan wat boven hun hoofd wordt beslist. Het is hoog tijd dat werkenden meer zeggenschap krijgen op de werkvloer. Door bijvoorbeeld mede aandeelhouder te worden, krijgen zij grip op hun werkomstandigheden en kunnen zij meer invloed uitoefenen op de sociale én ecologische koers van de organisatie waar zij in werken. Zekerheid en zeggenschap zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden.
De toenemende ongelijkheid rechtvaardigt ook nieuwe vormen van herverdeling. De rijkste 10% van de bevolking bezit 61% van het totale vermogen in ons land. Inkomen uit vermogen wordt fiscaal gunstiger behandeld dan inkomen uit werk. Nederland is een verzorgingsstaat geworden voor renteniers die niet werken, maar geld voor zich laten werken. Wij herstellen de zoekgeraakte balans tussen het belasten van vermogen (in elke vorm) en arbeid. Er moet een einde komen aan de mogelijkheid voor bedrijven en vermogende particulieren om belasting te ontwijken met slimme trucs en brievenbussen op de Zuidas. Nederland als belastingparadijs is niet meer van deze tijd. Welvaart die in Nederland wordt gecreëerd moet welvaart zijn die in Nederland breed wordt gedeeld.
Tot slot temmen we de invloed van de financiële sector op onze samenleving. Publieke voorzieningen, mensen en bedrijven zijn te afhankelijk geworden van financiële diensten en producten. Denk aan risicovolle beleggingshypotheken, durfinvesteerders die kinderopvanginstellingen en volkshuisvesting financieren, energiebedrijven die risico’s afdekken met dure financiële producten en pensioenbeheerders die beleggen in speculatieve financiële producten in plaats van duurzaamheid. Naast beter toezicht en regulering, is het zaak om vanuit de overheid alternatieven op te richten, zoals bijvoorbeeld een publieke beheerder voor pensioenvermogen.
Versterking en vernieuwing van onze democratie
We zien de afgelopen jaren duidelijke signalen dat bij veel burgers het vertrouwen in de overheid en onze democratie afbrokkelt. De opkomst bij de laatste gemeenteraadsverkiezingen was dramatisch laag. Veel mensen herkennen zich niet langer in de overheid en stellen zichzelf de vraag: waarom nog meedoen aan een systeem dat niet voor mij werkt? Zeker in tijden van grote maatschappelijke veranderingen, is dit problematisch.
Een goed werkende democratie geeft mensen een zekere mate van grip op de wereld om hen heen. Ze stelt ons in staat gezamenlijk onze toekomst vorm te geven. Daarom zetten we in op een verbetering van het functioneren van onze huidige indirecte, representatieve democratie. Dat begint met het stevig verankeren van ervaringskennis in de vorming, uitvoering en evaluatie van beleid.
Maar ook de ruimte die niet-gekozen (overheids)instanties krijgen om naar eigen inzicht beleid uit te werken en uit te voeren, moet worden beperkt. Het mag niet zo zijn dat technocratische instanties als centrale banken, toezichthouders, en andere zelfstandige bestuursorganen, beleid over de samenleving afkondigen dat niet wordt begrepen door grote delen van de bevolking. Er ligt zeker een belangrijk rol voor experts en hun specialistische kennis in de vorming en uitvoering van beleid. Maar daar waar macht concentreert, moet ook verantwoording zich concentreren.
Daarnaast zetten we in op meer directe en participatieve vormen van democratie, zoals (lokale) referenda en burgerberaden. De verhouding tussen burgers en overheid vraagt om een andere interactie en cultuur. Overheidssystemen zijn voor veel burgers te complex. Beleid wordt veelal gemaakt zonder dat de burger daarvan op de voorgrond bij wordt betrokken. Men herkent zich dan uiteindelijk niet in de keuzes die zijn gemaakt.
Bedrijven, en grote multinationals in het bijzonder, moeten meer worden aangesproken op hun maatschappelijke impact. Hun maatschappelijke macht en invloed op de politieke besluitvorming is momenteel te groot. Dat gaat ten koste van goede arbeidsvoorwaarden, het klimaat en biodiversiteit, en een eerlijk belastingstelsel.
De transparantie over de interacties tussen het bedrijfsleven, politici en ambtenaren moet worden vergroot. De tijd van zelfregulering door het bedrijfsleven is voorbij. Daarvoor in de plaats komen wetten en regelgeving die vanuit een breed publiek belang worden opgesteld. Duidelijkheid en rechtszekerheid komen ook kleine en grote bedrijven ten goede.
Versterking van de democratie is ook een opdracht voor de linkse samenwerking op zich. Want als we een nieuw links verhaal voor heel Nederland willen schrijven, zullen we ook naar voor ons minder voor de hand liggende stemmen moeten luisteren. Dat kan schuren, maar ook glans opleveren. Als samenleving moeten we het samen doen. Links moet daarin het voorbeeld geven.
Een rechtvaardige duurzaamheidstransitie
Omdat het klimaatvraagstuk een mondiaal vraagstuk is, reikt onze blik tot ver buiten onze landsgrenzen. Sociale en politieke onrust elders heeft effect op de transitie hier. Maar evengoed zijn eerlijke handel en een circulaire Europese economie een voorwaarde voor een succesvolle transitie elders in de wereld. Kortom: ook het klimaatvraagstuk vraagt om solidariteit.
Een groene welzijnseconomie
Als we niet snel handelen, worden planetaire grenzen verder overschreden. De aarde warmt op, oceanen verzuren, soorten sterven uit en de natuur verstikt. Daarom moeten we loskomen van economische groei als doel op zich. Want oneindige groei laat zich simpelweg niet rijmen met de eindigheid van onze natuurlijke hulpbronnen. We stoppen met het uitbuiten van de aarde. We herstellen onze verhouding tot de natuur. De mens als heerser maakt plaats voor het besef dat de mens afhankelijk is van een goed functionerend ecosysteem met rijke biodiversiteit. Welzijn van mens en natuur moeten vooropstaan in ons economische model.
Een groene welzijnseconomie vraagt om een daadkrachtige en rechtvaardige overheid die anders durft te denken en te doen. We kunnen fundamentele keuzes over de toekomst van ons land niet langer voor ons uitschuiven of overlaten aan de markt. Sterker nog, de overheid zal de rol van regisseur en mede-investeerder op zich moeten nemen om ervoor te zorgen dat duurzame producten de norm worden. Ook via groene belastingen kan de overheid sturend zijn. Vervuiling en luxeconsumptie krijgen een eerlijke prijs.
Een snelle en eerlijke duurzaamheidstransitie kan niet zonder een richtinggevende overheid. We moeten duidelijkheid geven over welke economische activiteiten we nog kunnen en willen faciliteren in Nederland. De mate waarin activiteiten bijdragen aan de welzijnseconomie moet daarbij doorslaggevend zijn. We gaan vol voor een groene industriepolitiek. Dat betekent dat de overheid actief inzet op de opbouw van bedrijven die sociale en ecologische waarde toevoegen, op de ombouw van bedrijven die serieus gaan vergroenen én op de afbouw van bedrijven die bijdragen aan de uitputting van mens en natuur. Zo creëren we banen voor de toekomst.
Om dit te bereiken moet de overheid wortel en stok gebruiken: van subsidies en aanbestedingen, tot belastingen en wet- en regelgeving. Handhaven is net zo belangrijk. Want het is bekend dat instanties als de arbeidsinspectie en omgevingsdiensten (verantwoordelijk voor toezicht op de naleving van milieuwetgeving) momenteel niet beschikken over de middelen om relevante wetten effectief te kunnen handhaven. Met meer duidelijkheid en handhaving voorkomen we uitbuiting van mens en milieu.
Klimaatrechtvaardigheid
De ecologische transitie gaat samen met grote sociale veranderingen. Werk verandert, banen verdwijnen, lusten en lasten verschuiven, en we zullen in het verleden gemaakte ruimtelijke keuzes moeten heroverwegen. Het is zaak dat we op een rechtvaardige manier met deze veranderingen omgaan en dat we iedereen daarin meenemen. Solidariteit tussen mensen onderling en tussen mens en natuur moet daarbij leidend zijn.
Vanwege het feit dat de superrijken een exorbitant aandeel hebben in de klimaat- en biodiversiteitscrisis, is er geen plaats meer voor extreme rijkdom in Nederland. Ook is het oneerlijk dat de meest vermogenden de grootste ecologische voetafdruk hebben én de financiële mogelijkheden hebben om te investeren in warmtepompen, elektrische auto’s en zonnepanelen. Anderen moeten het doen met een extra trui, tochtstrip en radiatorfolie. In tijden van hittestress zijn de armste wijken de warmste wijken. Wanneer het koud wordt, betalen mensen in slecht geïsoleerde huizen de hoogste energierekening. Dat is onrechtvaardig en zet het maatschappelijke draagvlak voor de transitie naar een duurzame samenleving onder druk.
We grijpen de transitie aan om de maatschappelijke ongelijkheid te verkleinen. Ongelijk investeren in buurten waar de klimaatcrisis het meest voelbaar is, vangt twee vliegen in één klap: sociale én ecologische duurzaamheid. Daarnaast moeten de effecten van klimaatverandering goed opgevangen worden. En de lasten van adaptatie aan een veranderend klimaat zullen eerlijk moeten worden verdeeld.
Ruslands imperialistische aanval op Oekraïne heeft niet alleen oorlog in Europa gebracht, deze heeft in ons eigen land ook een energiecrisis veroorzaakt. Het laat zien dat we met urgentie moeten stoppen met onze olie- en gasverslaving en de subsidiëring ervan. We zetten in op energiebesparing en groene energie.
Een leefbare toekomst in een klein land
De transitie naar een duurzame en natuur-inclusieve samenleving vergt ook een andere manier van denken over de ruimtelijke inrichting van ons land. Te lang hebben we economische overwegingen op de korte termijn doorslaggevend laten zijn voor de ruimtelijke inrichting. We gingen ervan uit dat we natuurlijke systemen van water en bodem naar onze hand konden zetten.
Steeds acuter wordende problemen rond droogte, stikstof, verzilting (van landbouwgronden in de kustgebieden), bodemdaling (in de veengebieden), en overstromingen (bijvoorbeeld die in Limburg) maken duidelijk dat de grenzen van dit maakbaarheidsdenken zijn bereikt. Willen we grote economische schade én menselijke leed in de nabije toekomst voorkomen, dan zullen we de natuur en haar systemen meer centraal moeten stellen bij de ruimtelijke inrichting van ons land. Niet langer proberen de natuur te temmen, maar anticiperen, aanpassen en meebewegen met een veranderend klimaat.
Het is daarbij onvermijdelijk dat we in het verleden gemaakte ruimtelijke keuzes moeten heroverwegen. Tegelijkertijd doen ook grote maatschappelijke opgaven rondom de energietransitie en de woningbouw een stevig beroep op de schaarse ruimte in ons kleine land. Het is zaak dat we op een rechtvaardige manier omgaan met deze conflicterende ruimteclaims. Dat mensen zich niet klemgezet, maar gehoord voelen. En hun te allen tijde perspectief wordt geboden.
Linkse politiek verlegt de focus van wat niet kan, naar wat juist wel kan. Dat vergt verbeeldingsvermogen en een langetermijnperspectief. We verschuiven onze horizon naar een verdere toekomst. Niet twintig jaar, maar honderd jaar. Want zo’n langetermijnperspectief kan zowel inspirerend als verbindend werken. Het opent nieuwe manieren van denken, brengt mensen samen en verlegt de focus van wat niet kan naar wat juist wel kan. Dat biedt mensen en regio’s perspectief. Zo grijpen we de duurzaamheidstransitie aan als mogelijkheid om gezamenlijk te werken aan een leefbare toekomst. Niet alleen voor onszelf, maar ook voor de generaties na ons. Wat voor voorouders willen we zijn?
Internationale solidariteit
Klimaatrechtvaardigheid houdt niet op bij onze landsgrenzen. Ook op mondiale schaal zien we dat de rijkste landen veruit het grootste aandeel hebben in de klimaat- en biodiversiteitscrisis, terwijl het mondiale Zuiden het minste bijdraagt maar wel de ergste gevolgen ondervindt. Dat leidt niet alleen tot sociale ontwrichting elders in de wereld, maar heeft ook gevolgen voor Nederland en Europa. Als we doorgaan op de huidige voet, tellen we in 2050 wereldwijd meer dan tweehonderd miljoen klimaatvluchtelingen.
Deze landen moeten gesteund worden bij de bescherming tegen klimaatverandering, tegen de vervuiling en uitbuiting van multinationals, bij het opwekken van schone energie en bij het realiseren van bestaanszekerheid voor al hun inwoners. Dat betekent ook iets voor de economische verhoudingen tussen het mondiale Noorden en Zuiden. In de huidige internationale handelsrelaties werkt het koloniale verleden tot op de dag van vandaag door: zowel mensen als grondstoffen in het Zuiden worden geëxploiteerd om de vervuilende economieën van het Noord-Westen te bedienen. Europees afval blijft maar zelden in Europa.
Landen in het Zuiden moeten zélf de kans krijgen hun grondstoffen te verwerken tot producten en hun economieën verder te ontwikkelen en verduurzamen. Dat vraagt om meer rechtvaardige handelsakkoorden en een steviger optreden tegen grootschalige belastingontwijking in die landen via Nederlandse brievenbusfirma’s.
Eerlijke handel en een circulaire economie zijn ook van geopolitiek belang. Op dit moment domineert China de verwerking van tal van grondstoffen die onmisbaar zijn voor de energietransitie. Autoritaire regimes zoals die van Rusland en China schrikken niet terug voor chantagepolitiek. We zien ook dat multinationals regeringen en gemeenschappen tegen elkaar uitspelen.
Een Europese Unie die streeft naar strategische autonomie, moet haar toeleveringsketens daarom diversifiëren. Samen met andere Europese lidstaten bouwen we aan een sterkere Europese maakindustrie voor recycling van grondstoffen en de productie van strategische goederen, zoals zonnepanelen en computerchips. We moeten inzetten op circulariteit en op een betere kwaliteit van producten die we in Europa maken en importeren. Fabrikanten die uit winstbejag opzettelijk producten maken met een beperkte houdbaarheid, kunnen de Europese afzetmarkt vergeten. Klimaatrechtvaardigheid vraagt om internationale solidariteit.
En nu verder
Dit stuk is geschreven om de dialoog op gang te brengen over een nieuw links ideologisch verhaal voor Nederland. Wat ons betreft is dit het startschot van een mooi inhoudelijk gesprek binnen en buiten de partijen. We roepen leden, geïnteresseerden en (ervarings)deskundigen op om over de eigen kleuren heen elkaar op te zoeken. Samen kunnen we de toekomst in handen nemen.
Tijdens de congressen van GroenLinks en de PvdA op 4 februari start de fase van open dialoog. De komende periode organiseren de partijen diverse bijeenkomsten door het land. Met elkaar van ideeën wisselen over het Nederland van morgen staat daarbij voorop. Wij blijven vanuit de wetenschappelijke bureaus actief op zoek gaan naar inspiratie voor verdere ideeënvorming. Linkse samenwerking is inclusieve samenwerking. Doe mee!