De PvdA presenteert zich terecht graag als ‘verbindende partij’, de plek waar hoog- en laagopgeleiden samen strijden voor een solidaire toekomst. Dat lukt niet door het compromis te zoeken tussen het verhaal van ‘de stukadoor’ en ‘de hoogleraar’. Het lukt wel als wordt gezocht naar moderne, waardengedreven antwoorden op hedendaagse problemen.
Bij de verkiezingen van 15 maart 2017 behaalde de Partij van de Arbeid de slechtste verkiezingsuitslag in haar bestaan. Het aantal zetels van de traditioneel linkse partijen samen – PvdA, GroenLinks en SP – was lager dan de 38 zetels die de sociaal-democraten in hun eentje wisten te bemachtigen in 2012. Niet alleen in Nederland vielen de klappen in de linkerhoek: in Frankrijk en Duitsland waren de Parti socialiste en de Sozialdemokratische Partei Deutschlands nog nooit zo klein.
Deze verkiezingsuitslagen hoeven ons echter niet somber te stemmen over de toekomst van linkse waarden. Sterker nog: het resultaat laat zien dat kiezers nog steeds behoefte hebben aan een scherp geformuleerd ideologisch pakket, alleen wisten sociaal-democratische partijen dat ditmaal niet te bieden. Het beschouwen van het politieke landschap aan de hand van veranderende scheidslijnen in de samenleving helpt ons antwoord te vinden op de vraag waarom linkse partijen het in de ideologische strijd zo vaak afleggen, maar biedt ook houvast in het vinden van de waarde van linkse waarden.
Twee dimensies van politiek
In hun invloedrijke essay uit 1967 werpen Seymour Lipset en Stein Rokkan1 de vraag op of de sociale en culturele verschillen ten tijde van de totstandkoming van partijsystemen in West-Europa van invloed waren op de configuratie van de partijsystemen begin jaren zestig. Hun argument was dat de partijsystemen in die jaren nog steeds de traditionele scheidslijnen van de negentiende eeuw – religie, klasse, regio en etniciteit – reflecteerden. Daarbij resulteerde het algemeen kiesrecht begin twintigste eeuw in een bevriezing van de sociale scheidslijnen doordat alle groepen in de maatschappij vanaf dat moment deelnamen aan het democratische proces. Kiezers zouden zich rond deze scheidslijnen blijven mobiliseren.
In de periode tussen de inwerkingtreding van het algemeen kiesrecht in 1920 en het essay van Lipset en Rokkan speelden regio en etniciteit een beduidend minder belangrijke rol in het politieke debat dan klasse en religie. De strijd tussen platteland en stad, of tussen de Randstad en de rest van Nederland, heeft het electorale speelveld in Nederland bijvoorbeeld nooit echt kunnen beïnvloeden. Verkiezingsresultaten werden veel sterker beïnvloed door
religieuze afkomst en de maatschappelijke groep waartoe men behoorde. Zo konden de Katholieke Volkspartij en haar voorlopers rekenen op een stevige electorale basis louter omdat een deel van haar achterban vanuit religieuze overwegingen enkel op een katholieke partij stemde.
Maar niet alleen religieuze identiteit wist mensen te mobiliseren. De klassenstrijd tussen links en rechts voerde decennialang de boventoon in het politieke debat. En het is dus ook niet gek dat linkse waarden van oorsprong vooral een economische betekenis hadden. Kernwaarden als egalitarisme en solidariteit komen voort uit de vraagstukken van economische kansen en een rechtvaardige verdeling van economische beloningen. De sociaal- democratische opdracht om tegenmacht te bieden werkte als een schild voor kwetsbare groepen tegen kapitalistische dogma’s. Gesteund door de eendrachtig linkse kiezer (gemobiliseerd rond de klassenstrijd) wisten sociaal-democratische partijen decennialang in heel West-Europa een leidende rol te spelen.
Scheidslijnen in een veranderende wereld
Groeiende welvaart en toenemende Europese integratie bleken de voedingsbodem voor een hernieuwd wetenschappelijk debat over de ‘bevriezingshypothese’ van Lipset en Rokkan. Meerdere auteurs twijfelden aan de stelling dat de partijsystemen van eind twintigste (en begin eenentwintigste) eeuw nog steeds gelinkt konden worden aan de sociale en culturele verschillen uit de tijd van Napoleon en Garibaldi.
Zo introduceerde Ronald Inglehart eind jaren zeventig al een nieuwe scheidslijn tussen materialistische en postmaterialistische waarden. De toegenomen welvaart zorgde ervoor dat jonge generaties steeds minder bezorgd waren om economische zekerheid, en steeds vaker waren begaan met vraagstukken rond het milieu, sociale tolerantie, vrijheid van meningsuiting en andere ‘non-survival values’. Het fuseren van de drie grootste christelijke partijen in 1980 – de Katholieke Volkspartij, de Christelijk-Historische Unie en de Anti- Revolutionaire Partij – tot het Chris ten- Democratisch Appèl illustreert misschien het beste dat de religieuze scheidslijn langzaam plaatsmaakte voor (of transformeerde in) een breder cultureel gedreven debat.
Als we kijken naar sociaal-democratische partijen zien we dat linkse waarden als solidariteit en egalitarisme over landsgrenzen en generaties heen werden gedefinieerd om antwoord te geven op de nieuwe postmaterialistische vraagstukken. De autoloze zondag tijdens het kabinet-Den Uyl was dan misschien niet het resultaat van een milieubewuste ingeving, maar gaf burgers en politici wel een inkijkje in een wereld zonder olie. Ook het beginselprogramma van de PvdA in 1977 waarschuwde plotseling voor CO2-uitstoot en de opwarming van de aarde. De PvdA ontpopte zich in de jaren zeventig tot een linksprogressieve partij.
Een kwarteeuw na het werk van Inglehart boog een tweede groep auteurs zich over de vraag of de toegenomen Europese integratie, economische concurrentie en transnationale migratie hun weerslag hadden op de politieke. Volgens auteurs als Hanspeter Kriesi ontstond er een nieuwe kloof: tussen burgers die deze ontwikkelingen als positief ervaren en zij die deze als een gevaar beschouwen. De termen ‘globaliseringwinnaars en -verliezers’ die uit deze discussies voortkomen, hebben inmiddels hun intrede gemaakt in het maatschappelijk debat.
Kriesi bepleit dat deze nieuwe kloof de bestaande scheidslijnen getransformeerd heeft. Zo zorgde de intrede van globaliseringverliezers, naast een debat op ‘nieuwe’ thema’s als immigratie en de Europese Unie, voor een focus op etniciteit en kreeg de hang naar tradities een sterk nationalistisch karakter. Rechtspopulistische partijen waren de drijvende kracht achter deze transformatie. Zij waren in staat een aantrekkelijk ideologisch pakket voor een groeiende groep van globaliseringverliezers te formuleren, gestoeld op de verdediging van de nationale identiteit. Veel gevestigde partijen kwamen hierdoor voor lastige keuzes en moesten op zoek naar een nieuwe invulling van hun kernwaarden om antwoord te bieden op de nieuwe zorgen van een grote groep kiezers.
De kloof tussen linkse kiezers
De transformatie van de sociale scheidslijnen heeft met name voor de sociaal-democratie een duivels dilemma opgeleverd. In de jaren zeventig werd de PvdA nog met drie verkiezingsoverwinningen beloond voor het vertalen
van haar van oorsprong economische kernwaarden naar de postmaterialistische tijdsgeest. Vijfentwintig jaar later is er steeds meer weerstand tegen deze invulling onder linksgeoriënteerde verliezers van de globalisering. De positieve boodschap van supranationale integratie, aandacht voor duurzaamheid en sociale tolerantie werden met toenemende scepsis ontvangen onder een deel van de achterban. Daarbij, denkend aan het postmaterialisme van Ronald Inglehart, lijkt een beroep op culturele thema’s steeds makkelijker kiezers te mobiliseren. De rol van verbinder tussen een onderklasse die vooral de keerzijden ziet van open grenzen en een middenklasse die vooral de kansen daarvan ziet, wordt om deze reden steeds moeilijker.
De kloof tussen linkse globaliseringwinnaars en -verliezers was voor het eerst zichtbaar na de inmiddels op één na grootste verkiezingsnederlaag van de PvdA in 2002. Te rug kijkend op die periode besefte voormalig PvdA-leider Wouter Bos dat de duizenden mensen die op 10 mei van dat jaar uren stonden te wachten om Pim Fortuyn de laatste eer te bewijzen tot voor kort ‘onze mensen’ waren geweest. Fortuyn was destijds niet alleen veel beter in staat aan de zorgen van deze mensen woorden te geven, hij hoefde daarbij ook geen tweede groep kiezers te bedienen die wel positief was over de multiculturele samenleving.
Tijdens de afgelopen verkiezingen verloor de PvdA de steun van beide groepen. De bezorgde stukadoor was niet onder de indruk van Asschers pleidooi om bij het onderbrengen van vluchtelingen rekening te houden met lokaal draagvlak. De vegetarische Randstedeling kon uit drie partijen kiezen die volgens het Planbureau voor de Leefomgeving beter scoorden op duurzaamheid dan de sociaal-democraten.
Lessen
Hoe kan dit verhaal over sociale scheidslijnen de sociaal-democratie helpen lessen te trekken uit de afgelopen verkiezingsuitslag? Bovenal laat het ons zien dat politieke systemen dynamisch zijn. Dat schept voor partijen de prangende opdracht om hun programma steeds te vertalen naar de context van het heden. De Wiardi Beckman Stichting deed met het Van Waarde-project enkele jaren geleden een dappere poging. Door verhalen te verzamelen van gewone mensen over de problemen van de verzorgingsstaat keek zij hoe de PvdA mensen kon helpen ‘weer greep op het leven te krijgen’.
Over de kloof tussen winnaars en verliezers zei Van Waarde het volgende: ‘[De sociaal-democratie] moet een bindingsmiddel van de natie zijn. Deze dreigt uiteen te drijven omdat verschillende groepen zich van elkaar verwijderen: (…) de mensen die iets te fanatiek voor Europa en de multiculturele samenleving zijn en de mensen die daar iets te fanatiek tegen zijn’. Hoewel het project de uiteendrijvende achterban herkent, geeft het helaas geen antwoord op de vraag hoe de sociaal-democratie deze rol van verbinder op culturele thema’s zou moeten vervullen en behoudt zij in haar aanbevelingen een sterke focus op de verzorgingsstaat.
In de praktijk lijkt de PvdA deze verbindende rol op twee manieren te willen vervullen. Allereerst door standpunten van beide groepen te incorporeren in haar programma. Op het gebied van migratie: enerzijds is er een grens aan de opvang van vluchtelingen, anderzijds moet er meer geld naar ontwikkelingssamenwerking. Of door een middenweg te bepleiten. Enerzijds is het verduurzamen van de economie essentieel, anderzijds gaat ‘iemand zijn gehaktbal ontzeggen’ via een vleestaks te ver. Zo wordt waarden gedreven politiek gereduceerd tot het zoeken naar een compromis tussen twee extremen, waarmee beide groepen niet worden bereikt.
Van Waarde 2.0
De verkiezingsuitslagen laten desalniettemin zien dat kiezers nog steeds behoefte hebben aan een samenhangend ideologisch verhaal. Het lenen van standpunten uit beide kampen of het komen tot een waterig compromis voldoet niet aan deze wens. De sociaal-democratie heeft de moeilijke opdracht vanuit haar waarden met een verhaal te komen dat antwoord geeft op zowel de zorgen als de mogelijkheden die globalisering biedt: Van Waarde 2.0.
In deze vertaling van oude waarden naar de context van nu moeten globaliseringswinnaars en -verliezers elkaar weer kunnen vinden. Ik geef een voorbeeld op basis van een van de meer controversiële onderwerpen uit 2017: de opvang van vluchtelingen. De focus in dit debat lag het afgelopen jaar afwisselend op de ethiek en de praktische problemen. Heeft Nederland eigenlijk de morele verplichting vluchtelingen op te vangen? En zo ja, waar huisvesten we ze dan en op welke voorzieningen mogen ze aanspraak maken. Ook het regeerakkoord kijkt naar deze aspecten door vluchtelingendeals met ‘derde landen’ te promoten en voorzieningen voortaan zoveel mogelijk in natura te willen leveren.
Wat zou een moderne sociaal-democraat hierover kunnen zeggen? Allereerst moeten vluchtelingen geholpen worden weer greep op het leven te krijgen: empowerment door een eerlijke kans op een baan te bieden. Dit komt tegemoet aan een kosmopolitische visie op egalitarisme en is tegelijkertijd een praktisch antwoord op de zorgen dat vluchtelingen ‘gratis geld’ zouden krijgen.
Daarnaast is de moderne sociaal-democraat minder krampachtig over repatriëring. Hij erkent dat vluchtelingen terug willen keren naar hun land van oorsprong als de situatie daar veilig is. Maar belangrijker nog: de enige wijze waarop een land als Syrië uit de vicieuze cirkel van conflict en fragiliteit kan ontsnappen is als geremigreerde vluchtelingen kunnen bijdragen aan het herbouwen van de economische structuur als het conflict ten einde is. En dat iemand die jaren heeft moeten ijsberen in een AZC daar minder toe in staat is dan iemand die zijn vaardigheden heeft kunnen trainen en uitbreiden in het Erasmus MC, is evident. Door het belang van repatriatie te erkennen worden de zorgen van degenen die vrezen voor het verliezen van hun economische en culturele positie ondervangen zonder dat daarvoor een nationalistisch beroep op identiteit nodig is. Een beroep op internationale solidariteit staat sociaal-democraten immers veel beter.
De komende jaren zal de opdracht van de sociaal-democratie zijn om vanuit haar eigen waarden een ideologisch pakket te formuleren dat een brug kan vormen tussen uit elkaar drijvende groepen in de samenleving. Als dat lukt hebben sociaal-democratische waarden het voortbestaan van de sociaal-democratie als bindingsmiddel van de samenleving verzekerd.
- 1Seymour M. Lipset & Stein Rokkan, Party Systems and Voter Alignments: Cross-National Perspectives, New York, Free Press, 1967.