Een kindertoeslagenschandaal zoals Nederland dat kent, zal in Vlaanderen minder snel voorkomen. De systematiek van ‘kinderbijslagen en -toeslagen’ is er anders geregeld: deze worden automatisch uitgekeerd, gebaseerd op inkomensgegevens van twee jaar terug. Bijkomend voordeel: de ondersteuning kent een beter bereik dan in Nederland.
Vlak voor de Tweede Kamerverkiezingen presenteerde de commissie Sociaal Minimum twee rapporten die de aandacht nog eens extra vestigden op de groeiende groep Nederlanders wiens bestaanszekerheid onder druk staat. De hoofdboodschap van de commissie is dat er een vernieuwd stelsel van sociaal minimum moet komen dat financiële bestaanszekerheid biedt en daarnaast voorspelbaar en toegankelijk is.
De commissie benoemt zeven grote beleidsuitdagingen voor een dergelijk vernieuwd sociaal stelsel.[1] In dit artikel laten we zien dat Nederland voor drie van deze uitdagingen inspiratie kan putten uit het Vlaamse stelsel van sociale zekerheid: het tegengaan van armoede onder kinderen, het voorspelbaarder en overzichtelijker maken van sociale zekerheidsvoorzieningen en het activeren van mensen in de bijstand. We focussen hierbij op Vlaanderen, omdat er verschillen zijn in de sociale zekerheid voor minima tussen Vlaanderen, Wallonië en Brussel.
Armoede onder kinderen bestrijden
Ten eerste stelt de commissie dat het besteedbaar inkomen van huishoudens rond het sociaal minimum moet worden verhoogd, vooral voor gezinnen met kinderen. In Vlaanderen is het besteedbaar inkomen voor huishoudens met kinderen een stuk hoger dan in Nederland. Bovendien is de Belgische sociale zekerheid effectiever in het verminderen van het aandeel kinderen in armoede.
Het netto-inkomen uit minimumuitkeringen voor alleenstaande ouders is in Vlaanderen vrijwel gelijk aan dat in Nederland (figuur 1). Dit betekent echter niet dat de toereikendheid van het sociaal minimum voor alleenstaande ouders ook vergelijkbaar is tussen Vlaanderen en Nederland. De kosten van leven verschillen namelijk tussen de twee landen. Door het netto-inkomen uit minimumuitkeringen te delen door het mediane inkomen in beide landen, corrigeren we voor deze verschillen in de kosten van leven. (Het mediane inkomen is het inkomensbedrag dat een bevolking in twee even grote groepen verdeelt, waarbij de helft een inkomen boven dat bedrag heeft en de andere helft een inkomen onder dat bedrag.)
Dan blijkt dat het effectieve sociaal minimum voor alleenstaande ouders in Vlaanderen hoger is dan in Nederland. Het netto-inkomen uit minimumuitkeringen voor een alleenstaande ouder, als percentage van het mediane inkomen, is in Vlaanderen namelijk 61% en in Nederland slechts 56%.
Ook in verhouding tot het inkomen van alleenstaanden zonder kinderen is het bedrag in Vlaanderen hoger. Alleenstaande ouders in Vlaanderen ontvangen ongeveer € 1000 meer per maand dan alleenstaanden zonder kinderen. In Nederland is dit verschil maar zo’n € 650. In vergelijking met Vlaanderen wordt het sociaal minimum in Nederland dus wat zuinig verhoogd wanneer er kinderen in het huishouden zijn.
Nederland en België kennen een vergelijkbaar aandeel kinderen dat in armoede leeft (13% respectievelijk 14%, zie figuur 2). Deze cijfers verhullen de rol van de sociale zekerheid. Die is in België namelijk veel groter dan in Nederland. In Nederland is het uitgangsniveau van kinderarmoede 20% (dus zonder sociale zekerheid zou 20% van de kinderen in armoede leven), tegenover 30% in België. Het effect van de sociale zekerheid op kinderarmoede is in België ruim twee keer zo groot als in Nederland.
Automatisch uitkeren
Ten tweede ziet de commissie Sociaal Minimum dat huishoudens die afhankelijk zijn van de sociale zekerheid veel nadeel ondervinden van de onvoorspelbaarheid en onoverzichtelijkheid van het huidige stelsel. Door de voorschotsystematiek van de toeslagen - de hoogtes van de toeslagen worden vooraf geschat en achteraf verrekend - ontstaat inkomensonzekerheid.
Bovendien weten huishoudens niet altijd of ze recht hebben op inkomensondersteuning, vanwege het grote aantal verschillende regelingen en uitzonderingen op de regelingen. Dit leidt tot niet-gebruik. Elke toeslag wordt door 5 tot 15% van de rechthebbende huishoudens niet aangevraagd.[2]
In Vlaanderen worden kinderbijslagen automatisch uitgekeerd, hierdoor wordt het niet-gebruik geminimaliseerd. De beschikbare kinderbijslagen – gebundeld in het Groeipakket – hoeven slechts één keer bij de geboorte van het kind te worden aangevraagd. Daarna wordt het volledige bedrag automatisch uitgekeerd op basis van (veranderingen in) de gezinssituatie. Aparte aanvragen voor specifieke regelingen zijn hierdoor overbodig.
Dit vermindert het niet-gebruik, omdat iedereen die er recht op heeft het Groeipakket automatisch krijgt uitgekeerd. Lager niet-gebruik verhoogt de effectiviteit van inkomensondersteuning in het voorkomen van armoede.[3]
Het Groeipakket voorkomt ook terugbetalingen op basis van veranderingen in het inkomen, waardoor de inkomenszekerheid toeneemt. De uitvoerders van het Groeipakket ontvangen informatie van de belastingdienst over het bruto belastbaar inkomen van het gezin. Op deze manier ontvangen gezinnen automatisch de juiste bedragen, afgestemd op hun financiële situatie. Dit is echter alleen mogelijk doordat de uitbetalingen zijn gebaseerd op de daadwerkelijke inkomsten van twee jaar geleden.
Dat heeft als voordeel dat gezinnen hun inkomsten niet vooraf hoeven te schatten, wat bijdraagt aan de inkomenszekerheid, maar hierdoor sluit het Groeipakket ook minder goed aan op de huidige financiële positie van het huishouden.[4]
Activering
Ten derde concludeert de commissie Sociaal Minimum dat in een vernieuwd stelsel geïnvesteerd moet worden in realistisch activeringsbeleid voor bijstandsgerechtigden. In Nederland wordt iedere netto verdiende euro volledig verrekend met de bijstandsuitkering.[5] Vlaanderen zet meer in op activering met onder andere vrijstellingen van het eerste verdiende inkomen en een geïndividualiseerd integratietraject.
Een Vlaamse bijstandsgerechtigde mag ongeveer € 300 per maand van het verdiende inkomen onbelast houden, bovenop de bijstandsuitkering. Langdurige vrijstellingen voor inkomen dat wordt verdiend naast de bijstandsuitkering, creëren een financiële prikkel om betaald werk te verrichten.
Bij intrede van de bijstand wordt er een geïndividualiseerd traject voor maatschappelijke integratie opgesteld door de bijstandsgerechtigde en een trajectbelegeider van het gemeentelijke centrum. Hierin staan afspraken tussen de bijstandsgerechtigde en de trajectbegeleider, die zijn gericht op de herintreding van de bijstandsgerechtigde op de arbeidsmarkt. Deze afspraken zijn maatwerk en worden ten minste driemaal per jaar geëvalueerd.
Het gemeentelijke centrum ondersteunt bij het voldoen aan deze afspraken, door hulp te bieden bij sollicitaties of door werkgelegenheid te faciliteren (tewerkstelling). In het geval van tewerkstelling kan het gemeentelijke centrum optreden als werkgever of een bedrijf compenseren voor het in dienst nemen van een bijstandsgerechtigde. Zo zijn er bijvoorbeeld wasserettes, kruideniers en boodschappendiensten voor ouderen onder beheer van het gemeentelijke centrum waarbij mensen kunnen werken.
Noten
[1] Commissie Sociaal Minimum (2023). Een zeker bestaan. Naar een toekomstbestendig stelsel van het sociaal minimum. Rapport I. De zeven beleidsuitdagingen zijn: 1) verhogen van het besteedbaar inkomen van mensen rond het sociaal minimum, 2) versterken van de positie van kinderen, 3) investeren in een realistisch activeringsbeleid, 4) herstellen van de balans tussen Rijk en gemeenten, en tussen gemeenten onderling, 5) bieden van perspectief in specifieke situaties van ontoereikendheid, 6) zorgen voor voorspelbaarheid en overzichtelijkheid van uitgaven en 7) zorgen voor voorspelbaarheid en overzichtelijkheid van inkomen.
[2] SEO (2022). Evaluatie Toeslagenstelsel: Evaluatie Awir, uitvoering en dienstverlening toeslagen. Amsterdam: SEO Economisch Onderzoek.
[3] Hernanz, V., Malherbet, F. & Pellazzari, M. (2004). Take-Up of Welfare Benefits in OECD Countries: A Review of the Evidence. OECD Social, Employment and Migration Working Papers No. 1.
[4] Indien het inkomen van twee jaar geleden niet overeenkomt met de huidige financiële situatie, bijvoorbeeld als gevolg van aanzienlijk inkomensverlies, kunnen kindertoeslagen worden toegekend op basis van het huidige inkomen. In gevallen waarin het verlies van inkomen dusdanig ernstig is dat het gezin in aanmerking komt voor bijstand, gaat dit automatisch. Anders dienen ouders zich zelf te melden bij hun uitvoerder van het Groeipakket.
[5] Op een 25% vrijstelling gedurende maximaal zes maanden na.