De opluchting omdat Vlaams Belang in België niet de grootste partij is geworden gaat gepaard met zorgen over de toenemende steun voor extreemrechts. In analyses wordt, soms op beschuldigende toon, naar de lagere middenklasse gekeken: mensen met minder inkomen en een kortere opleiding stemden relatief vaker voor Vlaams Belang. Maar is die analyse terecht? En hoe komen we van analyse naar oplossingen?
Geert Schuermans
Socioloog en auteur van ‘De achterblijvers. Hoe de vloer onder de lagere middenklasse wegzakt’ (EPO, 2021)
Het heeft geen zin om rond de pot te draaien. Bij de jongste verkiezingen ging een openlijk racistische, homofobe en misogyne partij met meer dan één op vijf stemmen lopen en boekte daarbij acht zetels winst. Even zorgwekkend als de score van Vlaams Belang is het aantal mensen dat niet meer gaat stemmen. Nochtans geldt in België nog steeds een opkomstplicht. Maar liefst 1.050.000 kiezers – 12,5% van het gehele electoraat - kozen ervoor een boete te riskeren en stuurden hun kat. Dat zijn er 100.000 meer dan in 2019. Er zijn meer niet-stemmers dan Vlaams Belang-kiezers. Uit kiezersonderzoek blijkt dat de niet opdagende kiezers vooral jongeren (18- tot 34-jarigen), ongeschoolde arbeiders of gepensioneerden zijn, en dat zij hoofdzakelijk kort geschoold zijn.[1]
Uit beeld
Volgens het rapport Een nieuwe kwetsbaarheid van de denktank Minerva telt de lagere middenklasse in België bijna twee miljoen mensen. Samen met mensen in armoede gaat het over meer dan 3,5 miljoen mensen die permanent in financiële onzekerheid leven; één op de drie Belgen.
In Nederland lijkt de situatie iets gunstiger. In Eigentijdse ongelijkheid rangschikt het SCP de bevolking in zeven klassen. Als we de drie onderste – de laagopgeleide gepensioneerden, de onzekere werkenden en het precariaat - samentellen komen we op ongeveer 25% van de Nederlanders. Daarbij dient opgemerkt dat de vergelijking enigszins mank loopt omdat deze laatste studie vier types kapitaal gebruikt om mensen te rangschikken terwijl de Belgische zich louter op inkomen baseert.
Dat gezegd blijft het onwerkelijk dat ook in Nederland één op vier dagelijks met stress zit omdat hun bestaan bedreigd wordt bij elke vensterenveloppe die onverwacht in de brievenbus valt. Nochtans hoor je die groep zelden of nooit op het journaal of in duidingsprogramma’s. In mijn boek De achterblijvers. Hoe de vloer onder de lagere middenklasse wegzakt wilde ik deze mensen een stem geven.
Het cliché wil dat deze groep mensen op populistische partijen stemt, dat ze meestal extreemrechts aanhangt. De realiteit blijkt toch iets complexer. Sommigen kiezen voor de CD&V-burgemeester die ze persoonlijk kennen, anderen zijn heftige fan van Bart De Wever (N-VA), iemand stemt voor Groen, iemand supportert voor Vlaams Belang … en Kurt, de hulpdrukker uit Houthulst in West-Vlaanderen, die stemt, heel overtuigd, ongeldig: ‘Wat ik stem? Ik stem elke keer hetzelfde: op het linkerblad schrijf ik ‘ZOT!!!’, op het rechter zet ik altijd ‘ZAKKENVULLERS!!!’ Als het over politiek gaat hebben ‘de achterblijvers’ het geloof dat onze verkozenen iets voor hen zullen doen, compleet verloren.
Wat zegt de wetenschap?
Maar wat bewijst dit? Het boek gaat over slechts vijf gezinnen. Kijken we met een meer wetenschappelijke blik, dan lezen we in De atlas van afgehaakt Nederland van Josse de Voogd en René Cuperus dat ‘er zich een beeld aftekent waarin de parlementaire democratie op dit moment niet voor iedereen even goed werkt en een deel van Nederland dreigt af te haken of al is afgehaakt. Er lijkt sprake van twee gescheiden werelden. Aan de ene kant staan de kansrijken – hoger opgeleiden, jongeren en mensen met een bovenmodaal inkomen – die met vertrouwen en optimisme naar de samenleving kijken. Aan de andere kant staan mensen met relatief weinig sociaal en financieel “kapitaal”, wonend in krimpregio’s en verpauperende wijken, en met meer dan gemiddelde gezondheidsproblemen. Deze werelden kijken heel verschillend aan tegen allerlei aspecten van onze samenleving, worden gekenmerkt door wederzijds onbegrip en dreigen steeds verder uit elkaar te drijven.’[2]
Dat wantrouwen uit zich in een groeiend draagvlak voor minder democratische bestuursvormen. Zo blijkt een derde zich te kunnen vinden in een systeem met een sterke leider die zich niet al te veel van het parlement moet aantrekken. Als onderzoekers gaan kijken wie deze voorkeur uitspraken, valt op dat mensen in een kwetsbare positie oververtegenwoordigd zijn in deze categorie. Significante voorspellers waren: jong zijn, vrouw zijn, korter geschoold zijn, en een laag inkomen hebben. Opvallend is ook dat het onderzoek een politieke voorkeur voor radicaal rechts naar voor schuift. [3]
Opvattingen
De vraag is waarom mensen boos zijn en afhaken. Aan de Universiteit Amsterdam bieden onderzoekers Wouter Schakel en Armen Hakhverdian hier een interessante kijk op.[4] Hun werk toont welke kiezers veel politieke invloed hebben, en dus ook welke minder. De mensen in de meer bevoorrechte groep zijn heel vaak diegenen met een hoog inkomen en een hoog opleidingsniveau. Hun overrepresentatie zit op twee elementen: ze delen hun opvattingen met politici en ze zijn effectief in staat invloed uit te oefenen.
Uit onderzoek over landen heen blijken de politieke opvattingen van gekozen vertegenwoordigers veel meer op die van rijke, hoger opgeleide burgers te lijken dan op die van mensen met minder inkomen en opleiding. Bovendien blijkt uit een longitudinale analyse dat deze ongelijkheid de afgelopen jaren nog toegenomen is.[5] Het is dan ook niet gek dat kortgeschoolden merken dat politici ver van hun leefwereld af staan. Bovendien geloven ze dat deze op hen neerkijken.
In de gesprekken in mijn boek De achterblijvers was één van de pijnlijkste babbels die met Koen, een klusjesman uit Merksplas. Koen wou eerst niet over politiek praten. ‘Omdat ik gene gestudeerde mens ben. Van serieuze zaken, zoals politiek, weet ik niets, en als je van iets niet veel weet, dan hou je er beter je mond over.’ Mensen hebben dat vreselijke idee dus geïnternaliseerd.
Invloed
Politici delen dus vaker de mening van mensen uit de bevoorrechte klassen. Maar is het ook zo dat de invloed van deze hogere klassen werkelijk groter is in de beleidsresultaten? Worden hun belangen beter verdedigd?
Het onderzoek van Schakel en Hakhverdian wijst uit van wel. Beleid speelt beter in op de eisen van hoger opgeleide burgers dan op de eisen van lager opgeleide burgers. Bovendien worden de opvattingen van de lagere en zelfs de middenonderwijsgroepen niet in rekening gebracht op het ogenblik dat zij afwijken van die van de hoogst opgeleide groepen. In feite lijkt het erop dat beleidsinvloed alleen aan hoger opgeleiden wordt verleend. Dit gebeurt niet alleen op culturele thema’s, maar ook op de economische.[6] Mensen aan de onderkant van de sociale ladder voelen zich dus niet alleen in de steek gelaten, ze zijn het ook.
Concreet beleid
Laten we dit concreet maken, bijvoorbeeld op het thema werk. De Belgische loonwet, die verbiedt dat onze lonen sneller stijgen dan in onze buurlanden, zorgt ervoor dat de gestegen productiviteit vooral te gelde gemaakt wordt in de vorm van winstuitkeringen en dividenden, en veel minder in loon. Daar komt bovenop dat de voorbije decennia de laagste lonen het minste stegen. Kortgeschoolde arbeid brengt weinig op. Bovendien is die kortgeschoolde arbeid het meest geflexibiliseerd en geprecariseerd. Interimarbeid, nachtwerk … alle zekerheid valt weg. Mensen worden er letterlijk ziek van.
Of neem wonen. Voor de onderste 30% is het kopen van een huis eenvoudigweg niet mogelijk. Ook al is het bezit van een huis cruciaal, zeker als ze later een laag pensioen krijgen. Maar ook huren wordt steeds duurder. En ondanks decennialange pleidooien voor meer sociale woningen, zijn de wachtlijsten in de sociale huur absurd lang. Voor gezinnen met meerdere kinderen lopen ze op tot tien jaar.
Voor veel van deze beleidskeuzes is er een rationele, economische uitleg. Het zal allemaal wel. Maar als je de nadelen van je beleid steeds bij dezelfde groep legt, moet je niet schrikken dat die mensen boos worden en zich van het politieke systeem afkeren.
Een woede die zichzelf niet begrijpt
Maar als mensen boos zijn omdat er aan hun sociale rechten gemorreld wordt, waarom stemmen ze dan niet op partijen die deze rechten verdedigen? Kiezers stemmen in deze gevallen niet meer op links, integendeel, ze stemmen vaker op rechts en zelfs extreemrechts. Hun boosheid is ongericht. Dominique Willaert heeft het in dit verband over een woede die zichzelf niet begrijpt.[7]
Ook dit is wetenschappelijk aangetoond. In Geographies of discontent nemen een internationale groep politicologen het Italië van Giorgia Meloni als case.[8] Ze tonen aan wat er gebeurt als lokale overheden besparen op publieke dienstverlening, zoals de vuilnisophaal, loketten van stadsdiensten en bibliotheken. Het gevolg is dat kiezers naar extreem-rechtse partijen opschuiven. Zelfs wanneer het die partijen zijn die tot de besparingen in kwestie zijn overgegaan.
Het gaat hier over een causaal effect: afbraakbeleid op de publieke diensten speelt extreemrechts in de hand. Dat geeft te denken over het Vlaanderen waar het openbaar vervoer welbewust kapotgemaakt wordt. Of waar kleinere gemeenten moeten fuseren en dus minder bereikbare dienstverlening aanbieden. Partijen die werkelijk om de democratie bekommerd zijn, maken andere keuzes.
Concurrentie aan de onderkant
Hoe komt het dat extreemrechts hiervan profiteert en deze stemmen niet naar links gaan? De reden is het verhaal dat extreemrechts brengt. Veel vaker dan tien jaar geleden hanteren ze een sociaal discours. Ze zeggen dat ze de publieke voorzieningen wel recht willen houden. Alleen beweren ze dat dit jammer genoeg niet mogelijk is omdat het te veel kost. En waarom kost het te veel? Omdat er te veel buitenlanders zijn die er teveel beroep op doen. En dat gaat natuurlijk ten koste van de autochtone burgers. Zij zijn het slachtoffer van die buitenlanders. Als we dus iets aan die buitenlanders doen, komt het straks wel goed met jullie publieke dienstverlening.
In De achterblijvers fulmineert Sofie die op interimbasis in een callcenter werkt, geregeld op nieuwkomers en overweegt even vaak om bij de volgende verkiezingen op Vlaams Belang te stemmen. ‘Er worden heel wat huizen opzij gehouden voor de vreemden die hier op de een of andere manier binnen zijn geraakt. Voor onze eigen mensen, voor onze kinderen is er godverdomme niets, zelfs geen noodopvang.’ Sofies uitspraak illustreert hoe groot de concurrentie aan de onderkant is.
Het is zaak beleid te maken dat die concurrentie verkleint. Zorgwekkend zijn daarom de adviezen van de Werkgroep Begrotingsruimte[9] in Nederland en het begrotingstraject dat de Europese Unie[10] aan België oplegt. Respectievelijk gaat het om een ‘koerscorrectie’ van € 17 md en van € 23 mrd. Beide technocratische instanties – beide ook een bastion van goedbetaalde hoogopgeleiden – laten open hoe deze oefening gemaakt dient te worden, maar hun bewoordingen insinueren dat onze politici in de overheidsuitgaven dienen te snijden.
Blijkbaar hebben we helemaal nets geleerd van het destructieve besparingsbeleid een decennium gelden. Nochtans zien we daar vandaag de democratische terugslag van. Dit beleid dreigt het bedje van radicaal rechts voor de komende jaren te spreiden omdat deze politieke keuze meer dan waarschijnlijk ten koste zal gaan van het sociale beleid en de publieke dienstverlening. Soms lijkt het erop alsof de goedbetaalde, hoogopgeleide elite onze democratie moedwillig richting de afgrond manoeuvreert.
Zeker omdat er alternatieven zijn. Een recente Oxfam-studie berekende dat EU-landen jaarlijks maar liefst € 286,5 mrd aan belastinginkomsten mislopen[11] - dat is zo’n € 33 mln per uur - omdat ze er niet in slagen het vermogen van de rijksten in Europa zwaarder te belasten. Laten we dus serieus blijven. Ofwel je beweert dat je bekommerd bent over de woede in onze samenleving en het effect op onze democratie. Dan zoek je andere methodes om de bovengenoemde put van € 30 mrd te vullen dan via besparingen die ten koste gaan van onder andere de lagere middenklasse. Ofwel, je bespaart die € 30 mrd wel op sociale zekerheid en publieke dienstverlening - zoals sommige partijen al gretig voorstellen. Maar dan verlies je het recht om ooit nog te zaniken over de opkomst van extreemrechts in ons land. Want dan ben jij hun handlanger.
Een arm om de schouder
Voor wie echt bekommerd is over de democratie zijn zaken als een vermogensbelasting en andere vormen van herverdeling een evidentie, net als striktere sociale en arbeidswetgeving. Als we de belangen van de ‘achterblijvers’ niet werkelijk gaan verdedigen, zijn alle initiatieven om ons democratisch bestel te redden voor de tribune.
Maar het is onvoldoende. Mensen hebben ook een verlangen om door politici gehoord te worden, om een arm om de schouder te krijgen. Niet toevallig kennen veel mensen in De achterblijvers minstens één van hun (lokale) beleidsmakers en doen bij hen graag hun verhaal. Bij Eliza, de kleuterjuf, is dat haar burgemeester: ‘Ik ken hem nog van vroeger. Begin dit jaar deed hij een oproep op Facebook. Hij zou komen koken bij acht Maasmechelenaars. Het enige wat je moest doen, was hem een goede reden sturen waarom hij precies bij jou langs moest komen. Mijn goede reden was dat ik wou laten zien hoe snel een welvarend iemand met een paar tegenslagen dik in de miserie kan geraken.’
Een andere bril opzetten
Naar mensen luisteren is cruciaal, maar onvoldoende. Het zal erom gaan mensen een nieuwe bril op te zetten om naar de samenleving te kijken. De voorbije decennia is ons aangeleerd om de wereld volgens twee leidende ideeën te begrijpen. Ten eerste geloven we dat iedereen autonoom aan het stuur van het eigen leven zit. Dat het onze individuele keuzes zijn die maken of we succes hebben of niet. We zijn compleet verleerd om in maatschappelijke structuren te denken. Het gevolg is dat we elkaar wijsmaken dat wie bij de achterblijvers hoort, daar zelf individueel schuldig voor is.
Toch blijkt er één collectief te zijn waar we volgens ons wereldbeeld nog toe behoren, namelijk de eigen etnisch-religieuze groep. En zoals Jeroen Olyslaegers het schreef: ‘Wij dat is toch vooral gij niet.’[12] Als je een andere kleur hebt, een andere taal spreekt, of een andere religie aanhangt, dan moet je wel helemaal anders zijn dan wij. Het gevolg van deze twee verhalen is dat mensen aan de onderkant, mensen met dezelfde belangen, in verspreide slagorde optreden.
Volksverheffing
Mensen die andere bril aanreiken is – toegegeven – moeilijker dan de buikgevoelens van mensen achterna te hollen. Die laatste strategie werkt trouwens niet voor de middenpartijen. Politicologen zijn het er steeds meer over eens dat wanneer zij welvaartschauvinisme gaan bepleiten – bijvoorbeeld door te stellen dat de toegang van migranten tot de verzorgingsstaat beperkt of afgesloten moet worden - ze daarmee extreemrechts in de kaart spelen.[13]
Wat ze daarmee eigenlijk doen is erkennen dat Vlaams Belang of PVV gelijk heeft met de vooroordelen die zij al decennialang verkondigen. Mensen kiezen in dat geval, begrijpelijkerwijs, voor het origineel. Een pleidooi, zoals het socialistische Vooruit dat houdt, om nieuwkomers van het leefloon uit te sluiten en hen in een nieuw systeem van ‘integratiesteun’ te zetten, heeft dus een desastreuze impact. Om van de christendemocraten van CD&V die – godbetert – gewoon de term ‘zeventigpuntenplan’ overneemt maar te zwijgen. (Het zeventigpuntenplan van het Vlaams Blok – de voorganger van Vlaams Belang - uit 1992 was een verzameling maatregelen om de immigratie te beperken en striktere integratievoorwaarden op te leggen. Het plan kreeg veel kritiek vanwege de xenofobe en discriminerende inslag.)
Op middellange termijn zal een ambitieuze, vormende aanpak zo veel meer opleveren. Mensen opnieuw uitleggen hoe de wereld in elkaar zit. Je zou het met wat goede wil ouderwetse volksverheffing kunnen noemen. Hier en daar zal dat het verwijt paternalisme opleveren. Maar dat is niets meer dan een retorische truc. De wereld van vandaag is razend complex. De idee dat mensen helemaal uit zichzelf alles zo maar begrijpen, deugt niet.
Gelijkheid
Het doel bestaat er dus in mensen opnieuw uit te leggen dat sociaaleconomische structuren het leven collectief vormgeven, en dat het geen pas geeft om mensen op basis van etnisch-religieuze criteria op te delen. Het is een project dat zich niet enkel op de lagere middenklasse en mensen in armoede moet richten. Ook in de hogere middenklasse wint het autoritaire gedachtegoed terrein.
Zo blijkt het rijke Schilde de meest rechtse gemeente van Vlaanderen te zijn. In 2019 scoorden N-VA en Vlaams Belang hier samen 64%.[14] De Nederlandse Roxanne Van Iperen wees in haar essay Eigen welzijn een paar jaren geleden al op dit fenomeen.[15] Van Iperen ziet een verklaring in de term ‘valangst’. Deze groep heeft schrik dat hun kinderen het beduidend minder zullen hebben dan zij. De 1% kan hun kroost beschermen door hen gigantische sommen geld te doen erven. De hogere middenklasse geeft geen financieel maar cultureel kapitaal door. Zij laten hun kinderen studeren. Alleen kan je diploma’s niet in een kluis bewaren. Door allerhande maatschappelijke veranderingen kunnen die aan waarde inboeten. Om hun maatschappelijke positie te vrijwaren schoppen hogere middenklassers volgens Van Iperen naar beneden eerder dan de vinger naar de 1% te wijzen.
Dylan Van Rijsbergen deelt deze analyse in De net niet-elite.[16] Hij gaat daarbij verder en pleit ervoor om ook hogere middenklassers, hoofdwerkers zoals hij ze noemt, een correcter klassenbewustzijn mee te geven. Zij leven in de gedachte dat ze de elite zijn, maar voelen steeds vaker dezelfde onzekerheden als mensen aan de onderkant. Van Rijsbergen laat zien hoe ook zij daarom baat hebben bij een meer gelijke samenleving. Het huidige EU-begrotingsbeleid dat zeker bij deze groepen op de nodige goedkeuring kan rekenen, bewijst dat hiervoor flink wat politiserend werk zal moeten gebeuren.
Bij mensen aan de onderkant hangt het fruit veel lager. In de gesprekken in De achterblijvers valt het woord ‘gelijkheid’ regelmatig. ‘Als je gestudeerd hebt en met de computer kunt werken, ben je blijkbaar belangrijker’, fulmineert hulpdrukker Kurt op een keer. ‘Sorry, dat ik me dul moak, maar weet je wat mijn gedacht is? ’t è voor iedereen geliek, of ‘t è nie’.
Vandaag is het dominante verhaal dat we onze rijkdom te danken hebben aan slimme bankiers, innovatieve ondernemers en risiconemende aandeelhouders. Lagere middenklassers en mensen in armoede voelen haarfijn aan dat dit een mythe is. Alleen hebben ze niet de woorden om dat gevoel uit te drukken. Dat leidt tot boosheid en een gevoel van minderwaardigheid. Politiek vertaald ligt er hier een boulevard aan kansen voor links. In plaats van rechts achterna te hollen in flinks beleid, ligt er een enorme winst te boeken door deze groep te bevestigen in hun frustratie en hun tegelijk de taal te leren om samen een correcter en rechtvaardiger verhaal over onze economie en samenleving te vertellen.
Noten
[1] Abts K., Meeusen e.a. (2023). De breuklijnen voorbij? Politieke, culturele en economische scheidslijnen in de publieke opinie. KULeuven/Scribis, p. 55.
[2] Josse de Voogd J., Cuperus R. (2021). Atlas van Afgehaakt Nederland. Over buitenstaanders en gevestigden, p. 38-39
[3] Walgrave S., Lefevere J. (2023). De Stemming 2023. Onderzoek in opdracht van VRT NWS en DS. Brussel: Universiteit Antwerpen/VUB, p. 33.
[4] Voor wie niet per se tijd heeft om zich door politicologische boeken en papers te worstelen, is de podcast Stuk Rood Vlees een mooi alternatief.
[5] Schakel, W., Burgoon, B., & Hakhverdian, A. (2020). Real but Unequal Representation. In Welfare State Reform. Politics & Society, 48(1), 131-163.
[6] Schakel W., Van Der Pas D. (2021) ‘Degrees of influence: Educational inequality in policy representation’ in European Journal of Political Research, 60 (2): 418-437
[7] Willaert D. (2022) ‘Dansen op een ziedende vulkaan’, Berchem: Epo, 300 p.
[8] Cremaschi, S., Rettl, P., Cappelluti, M., De Vries, C.E. (2023). Geographies of Discontent: Public ServiceDeprivation and the Rise of the Far Right in Italy. Working Paper 24-024. Bosten, Harvard Business School, p. 42.
[9] Ministerie van Financiel, 17e Studiegroep Begrotingsruimte (2023). Bijsturen met het oog op de toekomst, p. 155.
[10] Arnoudt R. (2024). Europa legt ons land fors besparingstraject op: minstens 23 miljard euro op 4 of 7 jaar. VRT NWS 21 juni 2024.
[11] Oxfam International (2024). EU governments miss 33 million euros per hour in unpaid taxes from Europe’s super-rich.
[12] Olyslaegers J. (2009). ‘Wij’, Amsterdam: De Bezige Bij, p. 309.
[13] NRC, Derk Walters (2024). Geen uitkering voor migranten? Zo zet je de verzorgingsstaat op de tocht.
[14] Goethals K. (2024). Schilde, de meest rechtse gemeente van Vlaanderen: ‘Hier gaat het goed, maar in België gaat echt álles fout. De Standaard, 4 mei 2024.
[15] Van Iperen R. (2022). Eigen welzijn eerst. Hoe de middenklasse haar liberale waarden verloor. Amsterdam, Thomas Rap, p. 143.
[16] Van Rijsbergen D. (2024). De net-niet elite, Zutphen. Mazirel Pers, p. 216.