De Amerikaanse verkiezingen zijn achter de rug en het resultaat was ontstellend: niks nek-aan-nekrace, maar een afgetekende overwinning voor veelpleger Donald Trump. Driftig wensdenkend als altijd werd in de aanloop naar de verkiezingen gender als bepalende factor geponeerd, met natuurlijk het voordeel voor Kamala Harris. Dat Harris weliswaar een goedlachse, kordate tante is, maar politiek gezien nauwelijks iets te melden heeft, werd maar even wijselijk genegeerd.
De successen van Trump, van de AfD, Wilders, Nigel Farage, Meloni en zo nog wat anderen stellen de prangende vraag wat er in vredesnaam in het vrije, rijke Westen aan de hand is. Voor de ondermijning van de democratie in de Duitse Weimarrepubliek destijds zijn verklaringen heel wat makkelijker gevonden: massale werkloosheid, een verloren oorlog, weinig ervaring met democratie en een leger aan gezworen vijanden. Maar wat is, zo’n honderd jaar later, eigenlijk ons excuus?
Natuurlijk zijn er onder de Trump- en Wilders-stemmers mensen die het materieel slecht hebben, maar voor het merendeel geldt dat niet. Wat hen wel bindt is de overtuiging dat de politiek van de hoge heren, die da oben, niet meer over hen gaat. De partijen van het democratische midden doen al zo’n veertig jaar nauwelijks moeite meer een model van constructief samenleven voor te houden. Bij gebrek daaraan klampen de burgers zich vast aan het primitieve wij-gevoel van het nativisme. Hoezeer een buitenstaander zich ook aanpast en zich nuttig maakt voor de maatschappij, nooit zal het genoeg zijn, want hij is immers geen ‘echte’ landgenoot. Dat is het wat Trump en Wilders en al die andere populisten uitbaten.
Dat ze hun sociaaleconomische beloften nauwelijks waarmaken, wordt ze nauwelijks kwalijk genomen. Met name centrumlinks kan zich dat aantrekken: veel te weinig hebben zij er in de afgelopen periode van blijkgegeven hier wél serieus over te zijn, bezeten als ze waren van de neoliberale hosanna van de jaren negentig.
Makkelijke oplossingen bestaan er hier niet. Maar een oplossing komt er zeker niet als we niet eerst het beest eens goed in de bek kijken. Met name het linkse politieke smaldeel waar ik zelf nog steeds de meeste verwantschap mee voel, beseft onvoldoende hoe impopulair ze inmiddels is. Dat vertroebelt de blik. Nog veel te vaak wordt door progressieve politici inzake klimaat, migratie en de economie gerefereerd aan een denkbeeldige consensus die gewoonweg niet (meer) bestaat.
In zekere zin zijn we terug bij af, bij de idealen van de Franse Revolutie: iedereen, ongeacht afkomst, sekse, huidskleur, religie of wat dan ook kan een deugdzame staatsburger zijn. Niemand heeft het recht je te beknotten als mens zolang je tenminste ook de rechten van anderen respecteert. Wat de één toegestaan is, mag de ander niet verboden worden. Maar ga je over de schreef, zoals op jodenjacht gaan in Amsterdam omdat je iets voor de Palestijnen wilt doen, dan dient de reactie van justitie onverbiddelijk te zijn. Andersom gaat het niet aan een hele groep verantwoordelijk te maken voor de acties van enkelingen. Is dat nu zo moeilijk? Getuige de politieke reacties, met name die van Wilders, op de recente ongeregeldheden in Amsterdam blijkbaar wel. Werk aan de winkel.
Peter Kerkhof
IT trainer te Haren