Bestaanszekerheid kun je eng opvatten, in de zin van voldoende werk en inkomen voor iedereen. Maar neem je het streven naar bestaanszekerheid serieus, dan is dat te smal. We moeten de bestaansonzekerheid van mensen wegnemen, ook als die het gevolg is van overheidsbeleid.

Tim ’S Jongers
Directeur Wiardi Beckman Stichting

Nog voor de verkiezingen werd duidelijk dat bestaanszekerheid een belangrijk thema zou worden. Een gure en dure winter met stijgende energieprijzen en hoogoplopende inflatie legde de flinterdunne financiële positie van menig huishouden bloot. Het inmiddels demissionaire kabinet greep in met een prijsplafond voor energieprijzen en een zogenaamde historische koopkrachtreparatie van ruim zeventien miljard euro.[1] Het waren prijzige pleisters op al langer etterende wonden.

In retrospectief zagen we hier de politieke en publieke herontdekking van bestaanszekerheid als maatschappelijk thema. Het begrip wordt vaak ‘eng’ ingevuld, als het hebben van werk en voldoende inkomen. Om het thema bestaanszekerheid breder op te vatten, dienen we ons de vraag te stellen: wat maakt ons bestaan onzeker?

Grondrechten als basis

Om te zijn wie je wil zijn en te kunnen worden wie je wil worden, is er een basis nodig waarop je kunt bouwen. Daarvoor hebben we in onze democratische rechtsstaat grondrechten in het leven geroepen. Dit zijn de rechten die ons beschermen tegen de overheid en die het mogelijk maken in vrijheid te leven en deel te nemen aan de samenleving.

Er zijn klassieke grondrechten zoals artikel 1, dat discriminatie op welke grond dan ook verbiedt (zijn wie je wil zijn). Word je permanent gediscrimineerd of ben je slachtoffer van uitsluiting of institutioneel racisme, dan ligt het voor de hand dat je bestaansonzekerheid ervaart. Want hoe bouw je een zeker bestaan op als je op basis van je achternaam, huidskleur of gender geen opleiding, woning of werk kan vinden?

Ook zijn er sociale grondrechten: het recht op werk, huisvesting, bestaanszekerheid, gezondheidszorg en onderwijs. Zij vormen als het ware de grond waar we ons individuele leven op bouwen.

Bestaanszekerheid staat dus gewoon als een van onze sociale grondrechten in de Grondwet. In artikel 20: Bestaanszekerheid; welvaart; sociale zekerheid, staat het volgende te lezen:

  1. De bestaanszekerheid der bevolking en spreiding van welvaart zijn voorwerp van zorg der overheid.
  2. De wet stelt regels omtrent de aanspraken op sociale zekerheid.
  3. Nederlanders hier te lande, die niet in het bestaan kunnen voorzien, hebben een bij de wet te regelen recht op bijstand van overheidswege.

De spreiding van welvaart staat bij deze bepaling over bestaanszekerheid dus voorop. Dan is het handig om even te kijken naar wat met welvaart wordt bedoeld, en hoe we dat meten. Volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek is welvaart, kort gezegd, het genereren van inkomen door bedrijven en gezinnen.[2] Het bruto binnenlands product (bbp) wordt veelal gebruikt om deze welvaart te meten. Groeit de economie en dus het bbp, dan groeit de welvaart.[3]

Het is vervolgens aan de overheid om de welvaart te herverdelen (via belastingen en toeslagen). Dat gebeurt veelal aan de hand van koopkrachtplaatjes. Zij geven weer hoeveel huishoudens volgend jaar meer of minder te besteden hebben als economie en beleid zich volgens plan ontwikkelen én er verder niets verandert.[4]

Dat maakt van de koppeling tussen bestaanszekerheid en werk en inkomen een relatief logisch gegeven. Al is het maar een onderdeel van een groter verhaal. Want de grondwettelijke bestaanszekerheid is slechts een van de sociale grondrechten, en dat maakt van werk en inkomen slechts één van de pijlers die ons leven onzeker kunnen maken.

Overal crisis

Om als samenleving inzicht te krijgen in de omvang van het armoedeprobleem, werken we met zogenaamde armoedegrenzen. Leef je onder bepaalde inkomensgrenzen die door beleidsmakers, wetenschappers en andersoortige ‘experts’ als voldoende worden gezien om rond te komen, dan leef je officieel in armoede.[5]

Het zijn die grenzen die op dit moment de bestaanszekerheidsaandacht genieten. Het garanderen van bestaanszekerheid wordt dan een relatief simpel verhaal: inkomen omhoog (minimumloon of bijstand verhogen), kosten omlaag (prijsplafond voor energie) en klaar is Kees.

Dat voor honderdduizenden huishoudens dit welkome ingrepen zijn, ga ik ten tijde van stijgende prijzen en inflatie niet tegenspreken. Toch lijkt de impliciete boodschap te zijn: hoe zorgen we ervoor dat de bestaanszekeren niet bestaansonzeker worden.

En laat dat nu net zijn wat ook gebeurd is met de recente koopkrachtreparatie: velen van ons gaan erop vooruit, maar de allerlaagste inkomens, zoals alleenstaande minima, gaan erop achteruit.[6] Dat inkomen en werk vaak de centrale thema’s zijn bij berichtgeving omtrent bestaanszekerheid[7], is dan te begrijpen. Want als je veel geld hebt, kan je zelf zekerheid inkopen. Maar dat we met enkele tientjes meer de bestaansonzekerheid oplossen van honderdduizenden huishoudens, durf ik te betwisten.

Het cynische van onze sociale grondrechten is dat ze dateren uit 1983. De periode waarin ze in het leven werden geroepen, is daarmee óók de periode waarin de verschraling ervan, of vermarkting zo je wilt, werd ingezet. En wat dat betreft zijn we nu op een pijnlijke climax aangekomen, want er is met onze sociale grondrechten iets heel aparts aan de hand. Ze verkeren namelijk allemaal in crisis: we hebben een wooncrisis, zorgcrisis, onderwijscrisis, arbeidsmarktcrisis, bestaanszekerheidscrisis en leefomgevingscrisis. Ook de middenklasse wordt nu geraakt, en dan kan er ineens veel; miljardencompensaties als pleisters op al langer etterende wonden.

Punt is: kijk je naar een achterstandswijk of een achtergesteld plattelandsgebied, dan zie je dat het daar al jaren crisis is op zowat alle sociale grondrechten. En als je daarop inzoomt, dan zie je dat ongelijkheid op onze sociale grondrechten onherroepelijk leidt tot ongelijkheid in gezondheid en participatie én tot politiek wantrouwen.

Ik wil maar zeggen: koopkrachtplaatjes kennen hun beperkingen voor het maken van beleid en dus ook voor het garanderen van bestaanszekerheid. We kunnen onszelf wel op de borst kloppen dat we middels Prinsjesdagingrepen de middenklassekoopkracht op peil houden of zelfs verbeteren, maar dat reflecteert geenszins de onzekerheid van het bestaan.

Wat heb je er bijvoorbeeld aan dat je koopkracht nagenoeg hetzelfde is gebleven, maar je minder snel toegang krijgt tot zorg, er een lerarentekort op de school van je kind is, je huurcontract tijdelijk is, je niet langer van nine to five maar in wisselende diensten met onzekere contracten werkt en je buurt alleen maar onveiliger wordt?

Oftewel, wat heb je aan een gelijkblijvende koopkracht terwijl je toegang tot grondrechten afneemt, daardoor je bestaansonzekerheid toeneemt?

Grip gaat over perspectief

Eind 2023 publiceerde de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid het rapport Grip. Het maatschappelijk belang van persoonlijke controle. De WRR stelt daarin dat veel burgers onzekerheid én een gebrek aan controle op hun eigen leven ervaren. Onschuldig is dat niet.

Wanneer mensen onvoldoende grip op hun leven ervaren, kan dat leiden tot meer gezondheidsproblemen, eerder overlijden, meer maatschappelijk onbehagen, en zelfs complotdenken.[8] De optelsom van veel persoonlijke onzekerheid leidt zo tot maatschappelijk chagrijn.

Het meest interessante aan het rapport is volgens mij dat de WRR zegt dat voor het bieden van grip op het leven, de huidige focus op bestaanszekerheid – waarbij werk en inkomen de boventoon voeren – onvoldoende is. De overheid moet, aldus de WRR, bij het maken en uitvoeren van beleid meer inzetten op het vergroten van de grip van burgers. Daarmee bedoelt de WRR: burgers moeten zoveel mogelijk kunnen beschikken over de middelen, mogelijkheden én rechten om hun levensdoelen te kunnen realiseren.[9]

Net dat maakt de vraag naar wat ons bestaan onzeker maakt zo relevant. Want in wezen gaat het dan over wat nodig is om ervoor te zorgen dat je kan zijn wie je wil zijn en kan worden wat je wil worden. Pijnlijke is echter dat het regelmatig de overheid zelf is die de grip uit handen van burgers neemt.

Kijk naar het toeslagenschandaal: duizenden gezinnen werden onterecht beschuldigd van fraude, veelal op basis van hun tweede nationaliteit of achternaam. Zij waren bestaanszeker, tot de overheid haar eigen klassieke grondrechten met voeten trad. Velen verloren hun huis, hun baan en bleven achter met een gebroken gezin. Hetzelfde geldt voor Groningen, waar een afwezige overheid en een incorrecte afhandeling van de bevingsschade, voor onzekerheid en stress zorgen.

Maar ook sociale grondrechten, nog los van het feit dat ze allen in crisis verkeren, zijn niet altijd gevrijwaard van overheidsfalen, hoe goed de intenties ook zijn. Dat bijvoorbeeld kortgeschoolden meer te maken hebben met bestaansonzekerheid, mag geen verrassing heten. Zij zijn de eersten die het slachtoffer zijn van flexcontracten en lange wachtlijsten voor sociale woningbouw. Ze lopen het meeste risico op armoede, en zullen eerder ziek worden en sterven dan mensen bovenaan de maatschappelijke ladder.

Voor hen is de verzorgingsstaat (sociale zekerheid) vaak de laatste reddingsboei. Maar wat blijkt is dat ook deze eerder tegenwerkt dan meewerkt. Of zoals Monique Kremer, bijzonder hoogleraar Actief Burgerschap, het stelt: ‘er is sprake van een wirwarverzorgingsstaat die een extra stressfactor vormt in het leven van mensen die in bestaansonzekerheid leven.’[10]

Wil je in die wirwar je weg vinden, dan beschik je maar beter over instantiekapitaal. Daarmee bedoel ik: weten hoe de overheid werkt, waar je moet zijn en welke houding je moet aannemen. Dat instantiekapitaal is nodig, boven op de bureaucratische vaardigheden die we van mensen eisen: de skills die je nodig hebt om formulieren in te vullen, de overheidslogica te begrijpen en alles netjes op tijd in te leveren (bijvoorbeeld je belastingformulieren). 

Ik wil maar zeggen: die instituties die in het leven zijn geroepen om mensen te helpen bij bestaansonzekerheid, zorgen vaak voor nóg meer bestaansonzekerheid.

Richting overzicht

In het recente advies Van overleven naar bloeien pleit de Raad voor Volksgezondheid en Samenleving (RVS) ervoor om bloei als centraal thema bij de vormgeving van hulp en ondersteuning te nemen.[11] Daarmee bedoelt de RVS dat hulp gericht moet zijn op autonomie, competentie en verbondenheid.

Om die bloei te garanderen moet volgens de RVS ondersteuning anders vormkrijgen. Daar formuleert zij drie principes voor. Ten eerste moet beleid gericht zijn op het versterken van ontplooiingskansen. Dus niet langer eerst alles kapot maken en pas dan repareren (dure pleisters), maar investeren in het kunnen meedoen van mensen én voorkomen van schade op de lange termijn.

Ten tweede moet de overheid onderlinge hulp van mensen beter faciliteren, en daar waar mogelijk zelfs mobiliseren. Dat zou bijvoorbeeld betekenen dat je iemand in de bijstand kunt ondersteunen met boodschappen, zonder dat deze het risico loopt te worden weggezet als fraudeur.

Tot slot stelt de RVS voor dat de ondersteuning beter moet samenhangen. Dus geen zeventwintig brieven met zeven verschillende inkomensdefinities meer, geen ingewikkelde bijstandsprocedures en geen tig hulpverleners die elk redeneren vanuit hun eigen organisaties en financiering.

Dat betekent anders denken én anders doen.

Het onderzoeksteam van Monique Kremer en Aisa Amagir (UvA/HvA) komt in hun onderzoek Bestaanszekerheid begint bij een betrouwbare overheid tot een gelijksoortige conclusie. Volgens hen is bij ondersteuning aan kwetsbare burgers te veel uitgegaan van zelfredzaamheid en eigen verantwoordelijkheid. Terwijl het veel logischer zou zijn om gedeelde verantwoordelijkheid te bewerkstelligen.

Dat wil zeggen: zet een simpeler en voorspelbaarder systeem op poten, verminder de noodzaak aan instantiekapitaal en werk aan het herwinnen van vertrouwen in de overheid.

Oftewel, het borgen van bestaanszekerheid vraagt om een overheid die haar grondwettelijke taken (klassieke grondrechten) borgt, terwijl het bestrijden van bestaansonzekerheid vraagt om een overheid die haar grondwettelijke inspanningsverplichting (sociale grondrechten) serieus neemt.

Willen we het maatschappelijke chagrijn indammen en burgers in staat stellen zelf hun leven in te richten, dan gaat het vooral om zeker zijn van je grondrechten. Simpelweg omdat deze ervoor zorgen dat je kunt zijn wie je wil zijn en kunt worden wie je wilt worden. Juist daarom moeten we het dus wat meer over bestaansonzekerheid hebben: wat maakt het bestaan onzeker?

Het antwoord op die vraag begint niet bij een gesprek alleen over bestaanszekerheid, maar bij een gesprek over het waarborgen van al onze grondrechten. Want in die waarborg zit de échte bestaanszekerheid. Dat maakt dat bestaanszekerheid begint bij een betrouwbare overheid.

Noten

[1] Rijksoverheid (2022). Prinsjesdag 2022: € 17 miljard voor koopkrachtreparatie.
[2] CBS. Materiële welvaart in Nederland 2022.
[3] Website Universiteit Utrecht (geraadpleegd 9 februari 2024). Brede welvaart.
[4] Beschouwing Centraal Economisch Plan 2018: Koopkrachtplaatjes: wat koop je ervoor?
[5] SCP. Armoede in kaart 2018.
[6] NOS (25 januari 2024). Koopkracht stijgt voor bijna iedereen, behalve bij de allerarmsten.
[7] NOS (28 oktober 2023). Steeds gaat het over bestaanszekerheid, hoe staat Nederland ervoor?
[8] WRR (2023). Grip. Het maatschappelijk belang van persoonlijke controle.
[9] Idem.
[10] UvA (2024). Wirwarverzorgingsstaat zorgt voor extra stress bij bestaansonzekerheid.
[11] Verschijnt 15 februari 2024.

Auteur(s)

Dossiers

Voor een thematisch overzicht van al onze artikelen en publicaties, zie onze dossiers

Steun de Wiardi Beckman Stichting

Veel van onze onderzoeksprojecten en publieke bijeenkomsten zijn mogelijk gemaakt door giften van donateurs. Ook S&D zouden wij niet kunnen maken zonder donaties.