WBS-fellow Jacky Bax schrijft een blogserie over de uitdagingen van ons voedselsysteem.
Sinds de voedsel- en de energieprijzen stijgen, berichten de media dat steeds vaker mensen onvoldoende geld hebben om eten te kopen. De overheid neemt maatregelen om te zorgen dat mensen over meer inkomen beschikken. In kwetsbare wijken worden schoolmaaltijden ingezet. Supermarkten geven in hun magazines recepten voor goedkope gezonde maaltijden. Maar kun je wel elke dag gezond eten als je haast geen geld hebt. Wat kost het dat in onze samenleving meer dan de helft van de volwassenen overgewicht heeft, dus te veel en vermoedelijk ook niet gezond eet? Dit soort basisvragen komt minder vaak voorbij en de vraag wie welke verantwoordelijkheid draagt nog minder.
De prijs van gezonde voeding
“Gezonde voeding zou voor iedereen een makkelijke en betaalbare keuze moeten zijn,” schrijft het Voedingscentrum op zijn website. Want “goede voeding is de basis voor een gezond leven”. Dus dat je fit bent, de juiste voedingsstoffen binnenkrijgt, geen overgewicht ontwikkelt of chronische aandoeningen die daarmee samenhangen. Maar hoeveel kost gezond eten minimaal?
Om gezond te eten, dat wil zeggen binnen de Schijf van Vijf van het Voedingscentrum, betaalt een gezin met twee jonge kinderen minimaal circa €16,04 per dag, zo’n €112 per week en €486 per maand (prijspeil juli 2022). Dat hebben het Voedingscentrum en Nibud samen uitgerekend.[1] “En dat heeft niet iedereen te besteden,” schrijft het Voedingscentrum.
Bij de Voedselbank kan een gezin met twee kinderen terecht als het €630,-- of minder per maand overhoudt voor voedsel, kleding en andere variabele kosten. In november haalden al 125.000 mensen eten bij de Voedselbank, dertig procent meer dan in januari 2022, volgens voorzitter Wijnbelt.[2]
Voedselbanken Nederland is een vrijwilligersorganisatie (circa 13.000 vrijwilligers), die door anderen gedoneerd voedsel verdeelt over hun “klanten”. Een reeks voedselproducenten, supermarkten, stichtingen, bedrijven, fondsen en overheid levert voedsel en geld. Inzet van Voedselbanken Nederland is dat het uitgedeelde voedsel binnen de Schijf van Vijf past.
Afgelopen jaar mocht ik de voedseluitgiftes meemaken van twee Amsterdamse locaties van Voedselbank, eentje in Zuidoost en eentje in Zuid.
Op de Zuidoost locatie stond er al een rij trolleys en mensen te wachten toen de vrachtwagen kwam uitladen wat er die dag te verdelen viel. Anderen zaten geduldig op een bloembakrand, een radio met swingende muziek erbij. Ik mocht brood (veel bruin) en chocolaatjes uitdelen. Deze keer weinig vlees als eiwitbron, maar wel heel veel eieren en ook wat vegetarisch; haast geen melk maar wel veel yoghurt, waaronder de magere van Arla. Zeker ook groente en fruit, maar dat kon meer.
Uitgiftepunt Zuid in de Amsterdamse Pijp is een nieuw prototype van de Voedselbank. Het voedsel staat keurig geordend in een soort supermarktje. De ongeveer 180 klanten kunnen zelf de producten kiezen, die verschillende punten kosten. Hoeveel punten iemand krijgt hangt af van diens gezinsgrootte. Ieder krijgt één keer per week een tijdsslot om voor twee dagen eten te halen. Het voedsel komt deels van het distributiecentrum in de Amsterdamse Houthavens, een ander deel halen de vrijwilligers op bij ondernemers in de buurt. Bovendien stemmen ze het aanbod zoveel mogelijk af op wat klanten graag kiezen, zoals voor het ontbijt: pindakaas, jam en hagelslag. Ik zag er veel vegetarische producten, melk, yoghurt, brood, blikken van allerlei A-en andere merken, en veel groente en fruit. Vrijwilligers begeleiden de klanten bij hun keuze. Vrijwilliger Johan Smit: “We forceren niets, maar wijzen mensen soms wel op gezondere keuzes.” Naast voedsel biedt de “Sociale Kruidenier” in een ruimte ernaast drogisterijspullen: deodorant, maandverband, wc-papier, douchegel, maar ook schoonmaakmiddelen.
Het vrijwilligersteam wil dat dit uitgiftepunt oogt als een plek waar mensen de moed vinden om weer uit hun financiële problemen te klimmen, vertelde Johan me. Van de klanten is slechts een deel structureel arm en heeft weinig tot geen mogelijkheden dat te veranderen, bijvoorbeeld omdat de samenleving te complex voor hen is en een baan onvindbaar. Andere klanten, soms ook met zeer goede financiële posities, vallen totaal onverwacht in armoede, omdat hun contract ophoudt, ze ineens in scheiding liggen, hun bedrijf failliet gaat, hun tijdelijke contract niet wordt verlengd, terwijl de hoge huren doortikken. Zo raken ze in de bijstand of de schuldhulpverlening. Uiteindelijk hebben ze de Voedselbank nodig. Een vernederende stap, zoals een klant me uitlegde die failliet was gegaan.
Dit uitgiftepunt werkt dan ook samen met maatschappelijk werk in het buurthuis en met de Hogeschool van Amsterdam, waarvan studenten social work sommige voedselbankklanten begeleiden, vertelde Johan. Hij benoemde het voedsel dat wordt vernietigd[3], terwijl het uitgiftepunt producten uitdeelt die net iets dichter bij de houdbaarheidsdatum liggen of die gewoon goed blijven. En wat er overschiet gaat naar een buurtorganisatie die er maaltijden van kookt.
Prijsprikkels
Ondersteuning van de Voedselbank is een van de instrumenten die het kabinet inzet om mensen met weinig geld überhaupt aan eten te helpen[4]. De hoop is dat er binnenkort extra geld voor beschikbaar komt uit het Europees Sociaal Fonds. Ook trekt het kabinet geld uit voor maaltijden op scholen in kwetsbare wijken[5].
Een ander instrument is het voornemen van dit kabinet om de btw op fruit en groente te verlagen naar 0%. Tegelijkertijd is het de bedoeling de verbruiksbelasting op suikerhoudende dranken te verhogen en daarna te kijken of en hoe meer suikerhoudende producten extra kunnen worden belast.[6] Dat moet bevorderen dat mensen kiezen voor minder suikers.
Zulke prijsprikkels liggen voor de hand als je als overheid mensen een zetje in de gezonde richting wilt geven zonder in te grijpen in de complexe marktmechanismen van voedsel. Net zoals de accijns op van sigaretten, shag en sigaren omhoog gaat om mensen ervan af te houden te roken. Het wrange is dat mensen dat als “betutteling” kunnen ervaren, en als je weinig geld hebt voel je dat ook scherper.
Voedingscentrum: weten is niet altijd doen
Om mensen ertoe te bewegen dat ze gezonder gaan eten, is er het Voedingscentrum, dat financiering krijgt van de ministeries van VWS en van LNV, en dat als missie heeft: individuen voedselvaardiger maken, en bevorderen dat de “voedselomgeving” gezonder en duurzamer betaalbaar voedsel aanbiedt.
Het Voedingscentrum geeft op zijn site, die jaarlijks door 40 miljoen mensen wordt bezocht, tips hoe je goedkoper gezond, duurzaam en veilig kunt eten. Via organisaties als Pharos en Meetellen probeert het Voedingscentrum zicht te krijgen op welke voedselkeuzes mensen met heel weinig geld daadwerkelijk maken. Dat is niet makkelijk, leggen Margret Ploum en Liesbeth Velema van het Voedingscentrum uit, want echt arme mensen zitten vaak niet in onderzoekspopulaties. Het liefst zouden ze de wijk in gaan, naar buurthuizen en wijkteams. Het Voedingscentrum heeft een bescheiden financiering gekregen om te verkennen hoe het mensen uit lage welstandgroepen kan bereiken.
In algemene zin is er al veel bekend: dat in wijken met een lager sociaal-economisch profiel het voedingsaanbod van mindere kwaliteit is. Dat stress in je leven maakt dat je eerder geneigd bent te kiezen voor gemaksvoedsel. Dat de meeste mensen hun voedsel kopen bij de supermarkt, waarvan 80% van dat aanbod buiten de Schijf van Vijf valt, ook die van bonusproducten. Dat jongeren erg gevoelig zijn voor groepsdruk, bijvoorbeeld om bij McDonalds met de gratis wifi te gaan eten.
“Mensen weten wel dat een mandarijn beter is dan een Mars,” zegt Liesbeth Velema, “maar ze worden beïnvloed door wat hun wordt aangeboden. Weten is niet hetzelfde als doen, is de eerste les in de gezondheidswetenschappen. Hoe we kiezen wordt meebepaald door onze sociaal-culturele groep en door wat ons wordt aangeboden in de winkels.”
“We roeien tegen de stroom in,” zegt haar collega Margriet Ploum. “Ga maar na: de vijf grootste supermarkten besteedden in 2021 € 327 miljoen aan tv-spotjes en ons budget daarvoor was maar € 2 miljoen.”
Ploum heeft bij het Ministerie van VWS eerder gewerkt aan tabaksontmoedigingsbeleid. “Ooit rookte nagenoeg iedereen in onze samenleving. Toen ik eraan ging werken was het zo’n 30% van de mensen en ons doel was 20%. Dat is nu bijna bereikt. We trokken allerlei maatregelen uit de kast die toen bizar werden gevonden, zoals rookvrije publieke ruimtes. Dat is nu normaal. Dus het is een kwestie van stug volhouden.”
Als voorbeeld van een verrassende aanpak noemen Ploum en Velema de campagne “Er is meer dan vlees” uit 2018. Die was speciaal gericht op mannen, omdat die vlees eten zien als deel van hun identiteit, met hun vleesconsumptie flink boven de aanbevolen hoeveelheid zitten, en te veel rood en bewerkt vlees kiezen. Ook heeft het Voedingscentrum samengewerkt met een Turkse en een Surinaamse kok om gezonde recepten te ontwikkelen.
In zijn boekje “Beledigende broccoli”[7] beschrijft Tim ’s Jongers, directeur van de Wiardi Beckman Stichting, hoe navrant de aanmaning tot gezond eten kan zijn als je amper je hoofd boven water kan houden. Dat is dan echt niet je grootste zorg. En, beschrijft hij, iemand met genoeg geld grijpt bij stress net zo gemakkelijk naar troostvoedsel. Hij bepleit daarom dat de overheid in haar denken en beleid een plek inruimt voor mensen met ervaringskennis van diepe armoede, zodat bijvoorbeeld preventie uitgaat van hun echte leefwereld en niet die van de abstracte mens.
Keuzevrijheid in een obesogene omgeving
We bespreken de voortgang van het Preventieakkoord. “Wel ambitieus qua doelen, maar de acties zijn niet smart en ook niet genoeg om de doelen te halen,” vinden Ploum en Velema. Vertragende factor is de voedingsindustrie, die de keuzevrijheid van het individu naar voren schuift. Velema: “Keuzevrijheid beperken is betutteling, wordt dan gezegd, maar we kunnen ons slecht verweren tegen de ‘obesogene’ omgeving. Dus we zijn niet echt vrij. Je kunt ook stellen dat de marketing van de voedingsmiddelenindustrie betuttelt. Voedselkeuzegedrag is niet rationeel en weloverwogen, maar wordt grotendeels bepaald door het aanbod en de marketing, die we als norm ervaren.”
De rol van de overheid
Half december was er weer een Kamerdebat over leefstijlpreventie[8] met Staatssecretaris Van Ooijen (VWS). Weer kwamen de overwegingen voorbij over wat vrije keuze is, wat de overheid vermag, hoe maatregelen te nemen die gezonde voeding stimuleren. De Staatssecretaris verwees voor nogal wat vragen naar het voorjaar. Dan moet een plan van aanpak klaar zijn. Uit zijn antwoorden bleek ook dat de supermarkten wel bewegen, maar langzaam, zodat hun omzet niet in het gedrang komt. SP-Kamerlid Hijink vond bijvoorbeeld dat belastingheffing op bijvoorbeeld suiker arme mensen juist in de knel brengt. In plaats daarvan moeten supermarkten hun voedselaanbod verbeteren, meende hij. De Staatssecretaris vertelde dat de supermarkten dat alleen stapje voor stapje willen doen, omdat bij echte veranderingen mensen andere producten zouden kiezen. Wetgeving houdt hij liever achter de hand, want wetgeving is complex. Het overleg ademde vooral ongeduld.
Voor een rondetafelgesprek over leefstijlpreventie met dezelfde VWS-Kamercommissie in maart 2022 schreef prof Jochen Mierau (RUG): “Gezondheid enkel overlaten aan het individu leidt tot grote en onaanvaardbare verschillen tussen mensen. Gezondheidsbeleid zou daarom niet moeten vertrouwen op profileringsstrategieën van partijen die belang hebben bij zichtbaarheid, marktaandeel of subsidie. Een overheid die enkel leunt op het aanpassingsvermogen van haar burgers miskent haar eigen rol in het beïnvloeden van de omgeving waaraan die burgers zich moeten aanpassen. We leven in een gemaakte omgeving en deze omgeving maakt ons nu ziek. Het is aan de overheid om de spelregels van de inrichting van de leefomgeving zo aan te passen dat gezondheid voorop staat. Pas als die randvoorwaardelijke gezonde omgeving gerealiseerd is, kan de overheid een eerlijk beroep doen op het aanpassingsvermogen van burgers. Maar zo ver zijn we nog lang niet.”
Ongezondheid is een verdienmodel
Mierau pleit wel voor wetgeving, en zeker ook voor verantwoordelijkheidsgevoel. “In deze slepende gezondheidscrisis waarin al jaren gezondheidsdoelen niet worden gehaald is geen minister of staatssecretaris naar de Tweede Kamer geroepen om te debatteren over maatregelen die nú genomen moeten worden om de doelen te halen. Kortom het gevoel van eigenaarschap voor volksgezondheid ontbreekt.”
Hij schrijft ook: “Ongezondheid is een verdienmodel (…) waarbij de kosten op de maatschappij worden afgewenteld. … In een tijd van arbeidsmarkttekorten in bijna alle sectoren kunnen we het ons simpelweg niet veroorloven dat mensen langs de kant staan vanwege vermijdbare aandoeningen.” Dat is de kant van het algemeen belang. Over die van het individuele belang schrijft hij dat de gezonde levensverwachting van mensen met een lage opleiding (20% van alle Nederlanders) veertien jaar en die van mensen met een middelbare opleiding (40%) zeven jaar korter is dan die van mensen met een hoge opleiding. “Wat is ons sociaal contract als mensen met de zwaarste beroepen het kortste kunnen genieten van de gezondheid in hun leven?”
Noten
[1] https://www.voedingscentrum.nl/nl/thema/budget.aspx ; https://www.nibud.nl/onderwerpen/uitgaven/huishoudelijke-uitgaven/
[2] https://www.rtlnieuws.nl/nieuws/artikel/5349680/energietoeslag-massaal-gedoneerd-aan-voedselbanken
[3] https://www.wur.nl/nl/onderzoek-resultaten/onderzoeksinstituten/food-biobased-research/show-fbr/nederlandse-supermarkten-maken-voedselverspilling-inzichtelijk-f00dwa5-1.htm
[4] Kamerstuk 24515-656 antwoorden Minister Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen, op vragen van Kamerlid Omtzigt over voedselhulp in Nederland, 29 november 2022.
[5] Idem.
[6] Kamerstuk 32793-647, brief Staatssecretaris van VWS over “Preventie aanpak leefstijl met focus op overgewicht en voeding”, 9 december 2022.
[7] “Beledigende broccoli”, door Tim sJongers, Van Gennep, 2021.
[8] Tweede Kamer stuk 32793 nr. 650.