Onder het containerbegrip ‘zorg’ worden verschillende vormen van zorg geschaard. Als we ons beperken tot de ‘cure’ (zeg maar: het beter maken, en niet de ‘care’ zoals die in verpleeg- en verzorgingstehuizen wordt geboden) kunnen we een aantal soorten zorg onderscheiden:
De spoedeisende hulp (SEH), diagnostiek (vaststellen wat iemand mankeert), behandeling (van het verstrekken van medicatie tot het uitvoeren van complexe operaties) en de zorg voor chronisch zieken. Elk type zorg heeft zijn eigen specifieke kenmerken.
De SEH is niet planbaar, moet binnen een (politiek) vastgestelde tijdsspanne bereikbaar zijn en vraagt een 24/7 bezetting. En hoewel ziekenhuizen natuurlijk instellingen zijn die volcontinu in bedrijf zijn, vindt het merendeel van de diagnostiek en behandeling als regel in kantoortijd plaats. Hetzelfde geldt voor de zorg aan chronisch zieken.
En er zijn meer verschillen, zowel tussen als binnen de typen zorg. Op de SEH is de relatie van de patiënt met de zorgverlener meestal van korte duur, terwijl chronisch zieken vaak een jarenlange band met hun behandelaars hebben. Vertrouwen en een ‘bekend gezicht’ zijn in het laatste geval belangrijker dan op de SEH. Ook de ene behandeling is de andere niet. Voor een routine-ingreep, zoals een staaroperatie, kan het lonen om verschillende zorgaanbieders te vergelijken, maar ‘shoppen’ tussen huisartsen ligt een stuk minder voor de hand.
Toch moeten alle vormen van zorg in de ‘mal’ van de marktwerking passen. Dat is een beetje mal. Bij de SEH past geen marktwerking. Naar zijn aard is de SEH vergelijkbaar met de brandweer. Een verzekering voor de schade na een brand kun je individueel afsluiten, de brandweer zelf kan alleen maar collectief gefinancierd worden. Dat zou ook voor de SEH moeten gelden: stel vast hoeveel SEH-posten er in de verschillende regio’s nodig zijn en breng de financiering van deze posten onder in een aparte categorie.
Routine-ingrepen kunnen heel goed in Zelfstandige Behandel Centra (ZBC) worden uitgevoerd. Meestal geldt: hoe meer ervaring de zorgverlener met een ingreep heeft, hoe beter hij of zij daar in wordt. De ZBC’s worden dan ook wel aangegrepen als hét voorbeeld voor de effectiviteit van marktwerking in de zorg: goedkoper en beter. Maar aan deze marktwerking zit ook een nadeel. Reguliere ziekenhuizen draaien op voor complicaties buiten kantoortijd, terwijl ze niet meedelen in het ‘verdienmodel’ van de ZBC’s¹. Een oplossing zou zijn om de erkenning van ZBC’s afhankelijk te maken van het criterium of ze zijn aangesloten bij een ziekenhuis. Als patiënten ook buiten kantoortijd moeten kunnen vertrouwen op goede zorg, dan zouden de ZBC’s daar hun steentje aan moeten bijdragen.
Vorige week schreef ik over de ketenzorg (zorg aan met name chronisch zieken, die door verschillende zorgverleners gezamenlijk geboden wordt) en over het feit dat ketenzorg zich eigenlijk niet goed leent voor concurrentie. Dat geldt ook voor andere typen zorg: patiënten én de zorg als geheel zijn gebaat bij goede samenwerking tussen zorgverleners.
Hoewel we formeel nog vasthouden aan gereguleerde marktwerking in de zorg, blijkt het gezonde verstand het in de praktijk van de zorg te winnen van de ideologie. Er ontstaan steeds meer initiatieven die draaien om samenwerking en het delen van ‘best practices’. Medisch Contact van 9 februari jl. wijdt een artikel aan de opkomst en groei van meerjarencontracten tussen zorgverzekeraars en ziekenhuizen. Onder meer VGZ heeft met een aantal ziekenhuizen afgesproken dat zij hun omzet terugbrengen en in ruil daarvoor een deel van het budget mogen inzetten voor innovaties. Hoe zij tot minder behandelingen komen is aan de ziekenhuizen zelf. Maar, stelt VGZ-bestuurder Klink: “We vragen wel dat ziekenhuizen hun leermomenten delen binnen hun netwerk. Dat gebeurt inmiddels al. Artsen van het Rivas zijn in gesprek gegaan met artsen van het Westfriesgasthuis. Dat was een paar jaar geleden ondenkbaar.”
Dit beeld wordt bevestigd door zorgverleners. Specialist Schuijtemaker in hetzelfde Medisch Contact: “Nu worden de mooie voorbeelden van het ene ziekenhuis aan het andere voorgelegd. Een arts kan de zorg voor zijn patiënten op deze manier optimaliseren.”
De meeste zorgverleners worden niet gedreven door de prikkel om meer te verdienen, maar door de ambitie om de best mogelijke zorg te verlenen (en de best mogelijke zorg is niet altijd zoveel mogelijke zorg). De verzekeraars lijken dit inmiddels begrepen te hebben en proberen dat te faciliteren. Nu de politiek nog.
¹Zie de blog van 21 november 2016 ‘Lusten en lasten’
Lees hier alle onderzoek zorg blogs