Er was het afgelopen jaar veel belangstelling voor rulings: langjarige op maat gemaakte belastingafspraken tussen de fiscus en veelal buitenlandse bedrijven. waarbij de belastingdruk voor deze bedrijven daalde tot 5% of hooguit 12,5%. Het ministerie van Financiën subsidieerde in de afgelopen vijf jaar elf studies naar fiscale faciliteiten (lees: belastingvoordelen) voor kansrijke projecten. Demissionair minister Kamp verdedigde dit op 1 juni jl. in een debat met de Tweede Kamer. Van de elf gesubsidieerde bedrijven hebben negen zich in Nederland gevestigd, investeer- den €151 miljoen en creëerden 850 banen. De boodschap was duidelijk: het kost wat, maar dan heb je ook wat.

In schril contrast met deze knipmessenhouding richting buitenlandse bedrijven staat de opstelling van dezelfde belastingdienst tegenover bijvoorbeeld modehuisketen Witteveen. De dienst vroeg de afgelopen zomer het faillissement van Witteveen aan. Het bedrijf had een belastingschuld van € 1,5 miljoen en de dienst vertrouwde er niet op dat deze zou worden betaald. Witteveen had 400 werknemers. Ik durf te wedden dat de belastingfaciliteiten voor de 850 banen van de nieuwe bedrijven een veelvoud zijn van de €1,5 miljoen die Witteveen de belasting schuldig was. Daar komt bij dat bij de modeketen geen doorsnee-banen op de tocht staan. In de winkels werken vooral vrouwen op wat oudere leeftijd. Zij moeten (kabinetsbeleid) langer doorwerken. En iedereen weet dat ouderen moeilijk weer aan de slag komen. Dat zou de overheid mee mogen wegen. En daarnaast heeft een faillissement ook maatschappelijke kosten.

De ontslagen werkneemsters krijgen een werk- loosheidsuitkering en als zij werkloos blijven heeft een deel van hen recht op bijstand. Het zou me niet verbazen als ook dat bedrag veel hoger uit zou vallen dan de € 1,5 miljoen belastingschuld. Witteveen is inmiddels overgenomen en er wordt gewerkt aan een stabiele toekomst. Maar kern van de zaak is de manier waarop de overheid onderscheid maakt.

In de kabinetsformatie ging veel aandacht uit naar de onvrede onder Nederlandse burgers. Sybrand Buma ging in zijn H.J. Schoo-lezing uitvoerig in op de ‘boze burger’. Hij hekelde het ‘valse vooruitgangsdenken dat de ‘gewone’ Nederlander verweesd heeft achtergelaten. Populistische partijen, aldus Buma, zien de pijn van de boze burger, maar geven geen fundamentele antwoorden. Nodig zijn meer herkenbare tradities en meer waarden en normen. Want de oorzaak voor die verwezing ligt in het gevoel dat de overheid niet echt geïnteresseerd is in de doorsnee burger. Het gaat om excellentie en (vermeende) vooruitgang. De verschillende benadering van buitenlandse bedrijven, die op alle ondersteuning kunnen rekenen, en een ‘oud’ bedrijf als Witteveen vormt daar een perfecte illustratie van. Want een keten als Starbucks is natuurlijk veel hipper dan een modehuis dat zich richt op de niet meer zo jonge vrouw.

Als Buma het ‘valse vooruitgangsdenken’ echt wil bestrijden moet hij dat op sociaaleconomisch terrein doen. Bijvoorbeeld door bedrijven fiscaal te beoordelen op basis van wat ze bijdragen aan de samenleving (de leef- baarheid in de binnenstad, banen voor mensen die een steuntje in de rug kunnen gebruiken). Maar het minste wat moet gebeuren is dat zij dezelfde faciliteiten krijgen als de nieuwkomers.

Nieuw is niet per definitie beter. 

Dossiers

Voor een thematisch overzicht van al onze artikelen en publicaties, zie onze dossiers

Steun de Wiardi Beckman Stichting

Veel van onze onderzoeksprojecten en publieke bijeenkomsten zijn mogelijk gemaakt door giften van donateurs. Ook S&D zouden wij niet kunnen maken zonder donaties.