In de liberale opvatting is de overheid log en bureaucratisch, terwijl de markt zorgt voor dynamiek en innovatie. Door concurrentie van aanbieders van producten ontstaat een optimale match tussen vraag en aanbod tegen de ‘juiste’ prijs. Op het terrein van de gezondheidszorg lijkt dit echter niet zo te werken. Twee voorbeelden.
Eerste voorbeeld. In de NRC van 28 december 2016 stond een uitgebreid interview met André Rouvoet, voorzitter van Zorgverzekeraars Nederland, de ‘koepel’ van de zorgverzekeraars. In het interview deed Rouvoet een paar opmerkelijke suggesties. Bijvoorbeeld om ziektekostenpolissen langer te laten lopen dan één jaar (“Een polis die langer dan een jaar loopt geeft meer rust”). Dat staat haaks op de prikkel die van het jaarlijkse wisselen van polissen uit zou moeten gaan: verzekerden stimuleren om het beste pakket in te kopen tegen de laagst mogelijke prijs, waardoor zorgverzekeraars scherp blijven op hun inkoop. Ook de suggestie die Rouvoet doet om verzekeraars de mogelijkheid te geven om vaker meerjarenafspraken met ziekenhuizen te maken, staat op gespannen voet met de gereguleerde marktwerking waar ons zorgstelsel op gebaseerd is. De jaarlijkse onderhandelingen tussen zorgverzekeraars en zorgaanbieders zouden er juist toe moeten leiden dat de beste zorg tegen de laagst mogelijke prijs wordt ingekocht.
Tweede voorbeeld. Recentelijk maakte de sector gezondheidszorg van de ING bekend dat zij verwacht dat de kosten voor de zorg in 2017 harder zullen stijgen dan het bruto binnenlands product. Of dat ook het geval zal zijn is de vraag. Maar interessant is welke oplossingen de ING ziet om dit scenario te voorkómen. De ING pleit voor “grotere stappen om de zorg efficiënter in te richten”. Die grotere efficiency ziet de ING in enerzijds sterk gespecialiseerde ziekenhuizen die de echt complexe zorg leveren en anderzijds meer eerstelijns medische centra die in toegankelijke basiszorg in de buurt voorzien. Ook die voorstellen verhouden zich slecht tot de uitgangspunten van ons zorgstelsel. Concurrentie vraagt om het geheim houden van bedrijfsgevoelige informatie. Zo is het geheim houden van ziekenhuistarieven vaak onder deze noemer verdedigd. Maar het overhevelen van zorg van de 2e naar de 1e lijn (van specialist naar huisarts) is juist gebaat bij openheid. Het overhevelen van zorg is alleen nuttig als ook duidelijk is wat je daar medisch en financieel mee opschiet. En waar concurrentie veronderstelt dat zorgaanbieders zich tegenover elkaar opstellen, vereisen eerstelijns medische centra samenwerking.
In de praktijk van de zorg houden veel zorgaanbieders en zorgverzekeraars zich niet aan de ideologische uitgangspunten en zoeken zij werkbare oplossingen: zij proberen aan de tucht van de markt te ontsnappen. Verschillende zorgverzekeraars sluiten ook nu al meerjarencontracten af met zorgaanbieders. En de ontwikkeling naar gespecialiseerde ziekenhuizen is eveneens gaande. Veel ziekenhuizen stellen zich de vraag waar zij in uitblinken en op welke terreinen zij tot de middelmaat behoren. De laatste categorie zou moeten worden overgeheveld naar zorgaanbieders die daar beter in zijn. En in de blog van 5 december jl. heb ik een aantal initiatieven beschreven waarin - door intensieve samenwerking tussen specialisten, huisartsen, zorgverzekeraars en paramedici (zoals fysiotherapeuten en diëtisten) - hoogwaardige zorg nabij de patiënt wordt gerealiseerd.
Het is dus mogelijk om de kwaliteit van de zorg te verbeteren waarbij ook nog de kosten verminderd worden. Maar niet als gevolg van de prikkels in ons stelsel.
Tijd voor een tussentijdse conclusie. Tot nu toe is minister Schippers erin geslaagd om de (stijging van de) kosten van de gezondheidszorg beheersbaar te maken. Maar dat dit gelukt is, is niet dankzij de prikkels die zij in het stelsel heeft aangebracht, maar ondanks deze prikkels. De enige maatregel waar vriend en vijand het over eens zijn dat die effect gesorteerd heeft, is het budgettair kader: de afspraak dat de zorgkosten met niet méér dan een bepaald percentage mogen stijgen. Dat kun je toch moeilijk marktwerking noemen. Daarnaast zijn er stappen gezet om de gezondheidszorg efficiënter in te richten. Ziekenhuizen specialiseren zich, niet-complexe zorg wordt overgeheveld naar goedkopere zorgverleners nabij de burger. Maar ook deze verbeteringen zijn niet aan marktwerking te danken, maar aan samenwerking. De concurrentie tussen zorgverzekeraars werkt evenmin als een prikkel om tot goedkopere en kwalitatief betere zorg te komen. Het feit dat de voorzitter van Zorgverzekeraars Nederland pleit voor langer lopende polissen is wat dit betreft veelzeggend.
Tegelijkertijd moet geconstateerd worden dat het stelsel zelf een belangrijke bijdrage levert aan de inefficiëntie. In Medisch Contact van 12 januari jl. rekent Robert Kreis, voormalig vaatchirurg, voor dat ieder procent bureaucratie de samenleving jaarlijks € 340 mln kost. Het tijdsbeslag van administratieve handelingen bedraagt voor zorgverleners tussen de 30% en 35%. De kostenbeheersing van de gezondheidszorg zou zonder het huidige stelsel dus vele malen groter kunnen zijn dan nu het geval is. En ook op dit punt zoeken zorgaanbieders naar manieren om aan de tucht van de markt te ontsnappen.
Afgelopen week sprak ik een zorgaanbieder, die mij liet weten dat hij dankbaar was dat de ‘vrije artsenkeuze’ behouden was gebleven. Niet zozeer vanwege de vrije artsenkeuze als zodanig, maar omdat hiermee ook niet-gecontracteerde zorg gedeeltelijk vergoed blijft. Dat wil zeggen dat zorgverzekeraars verplicht zijn om zorg die zij niet hebben ingekocht toch gedeeltelijk (meestal 70%) te vergoeden. Daar is de betrokken zorgaanbieder blij mee: hij krijgt weliswaar niet de kostprijs vergoed, maar hij is wel van de administratieve rompslomp af.
De gezondheidszorg verdient beter dan ‘second best’, lijkt me.
Lees hier alle onderzoek zorg blogs