Rotterdam is een stad in bloei, maar is ook nog steeds een verdeelde stad. Een belangrijke opgave voor beleidsmakers is om de eenheid onder de Rotterdammers te bewaren. Daarvoor is het nodig naar economisch, cultureel én sociaal kapitaal van de inwoners te kijken. Dat biedt namelijk aanknopingspunten om de ongelijkheid in de stad te verminderen.

Door: Gijs Custers en Iris Glas
PhD kandidaten Sociologie, Erasmus Universiteit Rotterdam

De aantrekkingskracht van steden is onverminderd sterk. Recente CBS-cijfers tonen dat inwonersaantallen vooral stijgen in de Randstad en in het bijzonder in de grote steden.[1] Dit geldt ook voor Rotterdam, een stad die de afgelopen jaren flink in de lift zit. De stad voert, in tegenstelling tot vroeger, niet langer allerlei ‘verkeerde lijstjes’ aan en lijkt zich daarmee te ontworstelen aan zijn voorheen negatieve imago. Desondanks behoort Rotterdam nog steeds tot de steden met een hoog percentage lage inkomens en een hoog percentage mensen met een bijstandsuitkering.

Net als de meeste andere grote steden is Rotterdam een verdeelde stad met scheidslijnen tussen verschillende sociale groepen. De hedendaagse scheidslijnen zijn complexer dan vroeger. Tegelijkertijd is de grote stad ook een plaats waar juist scheidslijnen doorbroken en overbrugd kunnen worden. Op basis van verschillende onderzoeken die zijn gebundeld in de recent verschenen publicatie Maasstad aan de monitor: de andere lijstjes van Rotterdam, schetsen we in dit artikel verschillende perspectieven op hedendaagse stedelijke thema’s rondom verschil, verscheidenheid, ongelijkheid en manieren om daarmee om te gaan en deze te overbruggen.[2] We laten daarbij zien hoe de inzichten die we hebben opgedaan in Rotterdam, relevant kunnen zijn voor grootstedelijke beleidsvorming. We sluiten deze bijdrage af met vier concrete lessen voor beleid.

Verscheidenheid

Rotterdam is, net als veel andere West-Europese steden, uitgegroeid tot een klassieke immigratiestad. Meer dan de helft van de inwoners heeft inmiddels een migratieachtergrond. Rotterdammers zijn afkomstig uit meer dan tweehonderd landen. Naast de toenemende verscheidenheid naar herkomst verandert ook dat de aard van immigratie in de havenstad. Zo heeft Rotterdam een steeds grotere aantrekkingskracht op hoogopgeleide migranten en hebben zich de laatste acht jaar in Rotterdam voornamelijk kenniswerkers, arbeidsmigranten uit andere EU-landen en asielmigranten gevestigd. 

Door de instroom van deze nieuwe groepen zijn klassieke indelingen om de Rotterdamse verscheidenheid te duiden niet langer toereikend. Een tweedeling tussen mensen met en zonder migratieachtergrond of een groepsindeling naar Turkse, Marokkaanse, Surinaamse en Antilliaanse komaf volstaat niet meer. Daarom pleiten wij voor een indeling volgens het diversiteitsperspectief. Deze indeling werd eerder geïntroduceerd door de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (zie ook S&D 2018/4).[3]

Het diversiteitsperspectief onderscheidt achttien herkomstgroepen.[4] De indeling is informatiever en doet meer recht aan de diversiteit in de Rotterdamse samenleving dan andere veelgebruikte indelingen. Uiteindelijk kan dit diversiteitsperspectief zorgen voor een beter begrip van de stad. Diversiteit die anders verborgen zou blijven, wordt bij deze indeling juist blootgelegd omdat het onderscheid tussen de verschillende groepen preciezer is. Bestaande indelingen, waarbij mensen bijvoorbeeld gecategoriseerd worden naar hun ‘westerse’ of ‘niet-westerse’ achtergrond, schieten daarvoor te kort.

Een betere duiding van diversiteit is noodzakelijk om meer inzicht te verschaffen in wat deze diversiteit betekent voor het samenleven in stadsbuurten. Veel Rotterdamse buurten worden namelijk gekenmerkt door een grote verscheidenheid naar herkomst. Dit ‘samenlevingsvraagstuk’ is van belang omdat uit eerder sociaalwetenschappelijk onderzoek blijkt dat diversiteit in de buurt ten koste kan gaan van sociale verhoudingen. Bovendien is er in buurten waar veel verschillende groepen samenwonen vaak minder contact met buurtgenoten en minder sociale cohesie.[5]

Ook onze eigen analyses laten zien dat Rotterdammers woonachtig in diverse buurten (iets) minder contact met elkaar hebben.[6] Tegelijkertijd onderstrepen de uitkomsten van ons onderzoek het belang van buurtcontact. Rotterdammers die vaker contact hebben met hun buren, zijn namelijk positiever over hoe verschillende bevolkingsgroepen in de buurt met elkaar samenleven. Ons onderzoek toont dus aan dat buurtcontacten positief verband houden met een ontspannen gevoel van samenleven in de eigen buurt. Dat maakt deze bevindingen belangrijk voor diverse stadsbuurten: in zulke buurten hebben inwoners gemiddeld minder contact met elkaar, terwijl het juist op deze plekken belangrijk is dat verschillende bevolkingsgroepen goed met elkaar om kunnen gaan.[7]

Meervoudige verschillen

Naast het diversiteitsperspectief op basis van migratieachtergrond kent Rotterdam een grote sociaaleconomische verscheidenheid, die op meerdere manieren is terug te zien in de stad. Traditioneel staat Rotterdam bekend als de stad met het hoogste armoedecijfer van Nederland. Mede daarom werd in 2011 het Nationaal Programma Rotterdam Zuid gestart – een programma dat dient om de woon- werk- en schoolsituatie van de bewoners van Rotterdam-Zuid te verbeteren. Het programma tekent de ambitie van de gemeente en de landelijke overheid om Rotterdam naar een hoger sociaaleconomisch niveau te tillen.

Dat de stad tegenwoordig populair is bij de middenklasse is onder andere te merken aan de snel stijgende huizenprijzen in en rondom het centrum. Ook wordt er flink gebouwd voor de hogere middenklasse in verschillende delen van de stad, met als letterlijk hoogtepunt de Zalmhaventoren. In deze 215 meter hoge toren, die aan de voet van de Erasmusbrug zal verrijzen, komen hoofdzakelijk luxeappartementen. Elders in Rotterdam bevinden zich ook meer traditionele ‘chique’ buurten zoals Kralingen-Oost en Hillegersberg, waar de hogere middenklasse van oudsher sterk is vertegenwoordigd.

Typologie op basis van drie soorten kapitaal

Om de sociaaleconomische gelaagdheid van Rotterdam in kaart te brengen, ontwikkelden we een typologie met acht verschillende sociale groepen. In deze typologie kijken we niet alleen naar economisch kapitaal (inkomen en vermogen) van bewoners, maar ook naar sociaal kapitaal (contact met familie en vrienden en ontvangen steun uit sociale netwerken) en cultureel kapitaal (kennis, opleiding en cultuurparticipatie).[8] Hierdoor krijgen we een gedetailleerder beeld van de sociaaleconomische samenstelling van de stad dan wanneer enkel naar één indicator zoals inkomen of opleiding wordt gekeken.

Aan de hand van het Wijkprofiel, een grootschalige enquête van de gemeente Rotterdam, onderscheiden we acht sociale groepen. Deze groepen staan weergeven in tabel 1, gerangschikt naar economisch kapitaal. Dankzij onze typologie zien we dat er niet slechts één boven-, midden- of lagere groep bestaat, maar dat we op basis van sociaal en cultureel kapitaal meerdere groepen kunnen onderscheiden.

Ten eerste zien we een gevestigde bovenlaag die duidelijk (heel) veel economisch, sociaal en cultureel kapitaal bezit. Dit is de meest welvarende groep in de stad. Verder is er een opkomende middengroep met een kleine hoeveelheid economisch kapitaal. Deze groep heeft wel veel sociaal en cultureel kapitaal. De opkomende middengroep is relatief jong en bestaat vooral uit studenten en starters op de arbeidsmarkt. Het is aannemelijk dat een groot deel van deze groep op latere leeftijd zal doorstromen naar de hogere middengroep of de gevestigde bovenlaag.

Onze analyse toont ook een verbonden lagere groep. Hoewel deze groep weinig economisch en cultureel kapitaal bezit, beschikt ze over veel sociaal kapitaal. Deze groep heeft veel contact met familie en vrienden en men kan op voldoende steun uit het sociale netwerk rekenen. Het is dus niet vanzelfsprekend dat iemand met meer economisch kapitaal ook betere sociale relaties heeft. Dat zien we bijvoorbeeld terug bij de contactarme middengroep. Tot slot bestaat er het ‘precariaat’. Dit is een kwetsbare groep met weinig kapitaal in het algemeen, dus weinig economisch, sociaal en cultureel kapitaal. Het precariaat is daarom een belangrijke doelgroep voor sociaal beleid.

Het onderscheiden van meerdere typen kapitaal levert niet alleen een gedetailleerder beeld van de stad op, het geeft tevens inzicht in hoe kwetsbaar of zeker de positie van bepaalde groepen is. Neem een triviaal voorbeeld als verhuizen, een activiteit waar men doorgaans hulp bij nodig heeft. Deze hulp kan zowel met economische middelen worden verkregen (verhuizers inhuren) als met sociaal kapitaal (vrienden of familie inschakelen). Voor zowel de verbonden lagere groep als het precariaat is het inzetten van economisch kapitaal een onwaarschijnlijke optie, maar de verbonden lagere groep beschikt in tegenstelling tot het precariaat wel over een netwerk om de klus te kunnen klaren. Deze vergelijking laat zien dat het precariaat kwetsbaarder is dan de verbonden lagere groep. Het illustreert ook waarom het belangrijk is om naar meerdere soorten kapitaal te kijken wanneer we groepen met elkaar vergelijken

tabel 1 en 2

De acht sociale groepen concentreren zich in verschillende buurten in de stad. Zo woont de gevestigde bovenlaag hoofdzakelijk ten noorden van de Maas in buurten zoals Kralingen-Oost en het Molenlaankwartier. De opkomende middengroep woont meer verspreid over stad. Het grootse deel van deze groep woont in en rondom het centrum, dichtbij de verschillende uitgaansvoorzieningen. De verbonden lagere groep huist voornamelijk in het zuiden en westen van de stad, in klassieke volksbuurten zoals Bloemhof of Spangen. Het precariaat woont en leeft vooral ten zuiden van de Maas, maar ook in enkele buurten in het noorden en westen.

Er bestaat een relatie tussen de sociale groepen en de verscheidenheid naar migratieachtergrond. Zoals in tabel 1 te zien is, varieert het percentage mensen met een migratie-achtergrond per sociale groep. Met name de gevestigde bovenlaag is een homogene groep die voor zo’n driekwart uit autochtonen bestaat. De opkomende middengroep is daarentegen veel diverser. In deze groep zitten zowel veel tweede en derde generatie migrantenkinderen als internationale studenten. Het hoogste percentage mensen met een migratieachtergrond (67%) zien we terug bij de verbonden lagere groep. Een substantieel deel hiervan zijn mensen uit de ‘klassieke’ migrantengroepen Surinamers, Turken, Antillianen en Marokkanen, maar ook Kaapverdianen. Deze sociale groep lijkt uit vele hechte gemeenschappen te bestaan.

Het precariaat kent ook een oververtegenwoordiging van mensen met een migratieachtergrond. Een aanzienlijk deel van deze mensen zijn oudere migranten uit eerdergenoemde ‘klassieke’ migrantengroepen.

Lessen voor beleid

Op basis van deze inzichten over het verschil en de verscheidenheid in Rotterdam, doen wij vier suggesties ten aanzien van beleid. Deze aanbevelingen zijn erop gericht het samenleven in Rotterdam beter te (blijven) faciliteren en zo scheidslijnen te overbruggen en ongelijkheid in de stad te verminderen.

1. Investeer in een aantrekkelijke buitenruimte en ontmoetingsplekken

In buurten waar buurtcontacten minder vanzelfsprekend tot stand komen, kan de gemeente inzetten op het stimuleren van contact door te investeren in de sociale infrastructuur, zodat er vanzelfsprekende ontmoetingsplekken ontstaan.[9] Concreet kan de gemeente denken aan een aantrekkelijke, goed onderhouden buitenruimte waar inwoners zich thuis voelen en graag verblijven.

Een goed onderhouden buitenruimte kan leiden tot meer publieke familiariteit, hiermee wordt bedoeld dat bewoners elkaar herkennen op straat zonder dat ze elkaar noodzakelijk persoonlijk kennen. Publieke familiariteit kan bijdragen aan een groter veiligheidsgevoel van bewoners. Daarnaast kan de gemeente in deze buurten investeren in voorzieningen die ook dienen als ontmoetingsplek, zoals bibliotheken en buurtcentra. Zulke voorzieningen bevorderen intensiever contact tussen buurtbewoners.

2. Weer terughoudend met de herstructurering van buurten

Het vervangen van oude woningen door nieuwbouw heeft vaak ingrijpende gevolgen voor de sociale cohesie in een buurt. In de Tweebosbuurt in Rotterdam-Zuid is nu bijvoorbeeld veel ophef over de geplande sloop van sociale huurwoningen. Veel bewoners kunnen waarschijnlijk niet terugkeren en zo verdwijnen bestaande netwerken. Om dit te voorkomen moet bij herstructureringsopgaven voldoende rekeningen worden gehouden met de sociale gevolgen voor de buurt.

De verbonden lagere groep uit ons onderzoek woont vaak in buurten die op de nominatie staan voor herstructurering. De vraag is dus of deze groep op deze wijze niet langzaam uit Rotterdam zal verdwijnen, omdat ze vaak uit hun buurt moet verhuizen als gevolg van sloopplannen.

3. Versterk sociale stijging en zorg voor de kwetsbaren

Mensen met een migratieachtergrond zijn oververtegenwoordigd in de opkomende middenklasse. Dit is gedeeltelijk het gevolg van sociale stijging bij tweede en derde generatie migranten. Bij de opkomende middengroep is werkloosheid vaak geen groot probleem. Hoogwaardig onderwijsbeleid kan sociale stijging onder tweede en derde generatie migranten verder versterken.

Behalve in de opkomende middengroep zijn mensen met een migratieachtergrond ook oververtegenwoordigd bij het precariaat. In het precariaat gaat het vooral om oudere eerste generatie migranten.[10] Voor deze groep is een adequaat lokaal armoede- en participatiebeleid nodig dat niet gericht is op deelname aan de arbeidsmarkt maar eerder op participatie in het sociaal domein. Dit kan bijvoorbeeld middels deelname aan activiteiten bij welzijnsorganisaties of buurthuizen.

De afstand tot de arbeidsmarkt is voor de mensen in deze groep vaak te groot om nog te overbruggen voordat zij de pensioengerechtigde leeftijd bereiken. In plaats van te investeren in arbeidsmarktparticipatie zou deze groep gebaat zijn bij een betere toegang tot de Aanvullende Inkomensvoorziening Ouderen, door bijvoorbeeld de communicatie over deze voorziening beter op de doelgroep af te stemmen. Daarnaast is gezondheid en dus zorg een belangrijk beleidsaandachtspunt voor deze groep, omdat ongeveer de helft van het precariaat aangeeft lichte of zware gezondheidsbeperkingen te ervaren.

4. Faciliteer samenleven en voorkom permanente bijstandsafhankelijkheid

De komst van hoogopgeleide migranten naar Rotterdam vraagt om herziening van de doembeelden die bestaan over internationale migratie. Deze zeer divers samengestelde groep hoogopgeleide migranten versterkt de stedelijke economie. Een nieuwe beleidsagenda over migratie zal ook ruim aandacht moeten besteden aan deze groep. Deze agenda moet gericht zijn op het faciliteren van het samenleven tussen deze groep, andere migrantengroepen en mensen met een Nederlandse achtergrond.

Daarnaast blijft de noodzaak bestaan van een klassieke beleidsagenda gericht op het versterken van de arbeidsdeelname van vooral asielmigranten die in een kwetsbare positie verkeren. Voorkomen moet worden dat zij structureel afhankelijk raken van de bijstand.

Noten

  1. Zie: https://www.cbs.nl/nl-nl/dossier/dossier-verstedelijking/hoofdcategorieen/wat-is-verstedelijking-
  2. Engbersen, G., Custers, G., Glas, I., en Snel, E. (2019), Maasstad aan de monitor: de andere lijstjes van Rotterdam, Rotterdam: Kenniswerkplaats Leefbare Wijken / Erasmus Universiteit Rotterdam.
  3. Zie ook de WRR-publicatie: Jennissen, R., Engbersen, G., Bokhorst, M., en Bovens, M. (2018), De nieuwe verscheidenheid. Toenemende diversiteit naar herkomst in Nederland, Den Haag: Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid.
  4. Er is een onderscheid tussen personen afkomstig uit Angelsaksische landen; Duitstalige landen; Scandinavische landen; Mediterraan Europa; Midden- en Oost-Europa; Arabische landen; Sub-Sahara-Afrika; Latijns-Amerika; Zuid-Azië; Centraal-Azië; Oost-Azië; Zuidoost-Azië en de Pacific; Recente koloniën; België; Indonesië/voormalig Nederlands-Indië; Marokko; Nederland en Turkije.
  5. Zie voor een overzicht van deze literatuur het artikel van Van der Meer, T., en Tolsma, J. (2014), ‘Ethnic Diversity and its Effects on Social Cohesion’, in: Annual Review of Sociology, 40, pp. 459-478.
  6. Zie het hoofdstuk ‘De kracht van buurtcontact: ontspannen samenleven in de Rotterdamse verscheidenheid’, in: Maasstad aan de monitor, pp. 32-41. 
  7. Het verband tussen buurtcontact en hoe inwoners de buurtverhoudingen beoordelen berust op correlaties (en niet op daadwerkelijke causaliteit). Dit is een terugkerende beperking in soortgelijk onderzoek, zie Pettigrew, T. F., en Tropp, L. R. (2006), ‘A Meta-Analytic Test of Intergroup Contact Theory’, in: Journal of Personality and Social Psychology, 90(5), pp. 751-783.
  8. Wat verschillende soorten kapitaal (of hulpbronnen) opleveren, is afhankelijk van de context. Cultureel kapitaal kan worden ingezet om een hogere status te verwerven. Zo wordt een hogere opleiding over het algemeen geassocieerd met meer prestige of ‘competentie’. Sociaal kapitaal kan bijvoorbeeld gebruikt worden om iemands emotioneel welzijn te verhogen, door middel van sociale steun.
  9. Blokland, T.V. (2009), ‘Het belang van publieke familiariteit in de openbare ruimte’, in: Tijdschrift voor beleid, politiek en maatschappij, 36(3), pp. 183-191.
  10. Zie ook https://www.socialevraagstukken.nl/migranten-van-het-eerste-uur-krijgen-eindelijk-juiste-aandacht/.

Dossiers

Voor een thematisch overzicht van al onze artikelen en publicaties, zie onze dossiers

Steun de Wiardi Beckman Stichting

Veel van onze onderzoeksprojecten en publieke bijeenkomsten zijn mogelijk gemaakt door giften van donateurs. Ook S&D zouden wij niet kunnen maken zonder donaties.

S&D bestaat sinds 1939 en verschijnt zes keer per jaar. Oude nummer kunt u doorzoeken via het register (1939-2023) of op thema. De redactie bestaat uit: Paul de Beer, Arthur Berkhout, Nik de Boer, Meike Bokhorst, Wimar Bolhuis, Josette Daemen, Patricia Dinkela [eindredactie], Janneke Holman [eindredactie], Tim 'S Jongers, Ruud Koole, Annemarieke Nierop [hoofdredactie], Arjan Reurink, Vera Vrijmoeth en Bram van Welie.

S&D wordt uitgegeven door Van Gennep. Een los nummer kost € 17,50, en jaarabonnementen (vol tarief) € 84,50 (te bestellen via: info@vangennep-boeken.nl).

Een online abonnement kost € 2 per maand. U kunt zelf een account hiervoor aanmaken onder mijn S&D, of stuur een e-mail naar send@wbs.nl.

Oude nummers kunt u downloaden vanaf de website van het Documentatiecentrum Nederlandse Politieke Partijen. Voor een overzicht van auteurs per nummer, raadpleegt u het register van S&D (1939-2023)

Inzenden kopij

De redactie van S&D verwelkomt kopij. Artikelen kunnen worden gemaild naar send@wbs.nl. Artikelen aanleveren in Word, bronvermelding in eindnoten (apa). Richtlijn aantal woorden: 2000-2500. Idealiter vormen artikelen in S&D een mix van wetenschap, politiek en essay. De redactie van S&D beslist over plaatsing van binnengekomen kopij. Ze beoordeelt daarbij op basis van de volgende criteria:
- een heldere opbouw en schrijfstijl (geen jargon) en duidelijke vraagstelling
- een goede onderbouwing van standpunten met argumenten, weging van de tegenargumenten en bronvermelding
- vernieuwing van de gedachtevorming binnen de sociaal-democratie
- toegevoegde waarde t.o.v. bestaande inzichten/onderzoeken
- politieke relevantie

Redactie

Redactieadres: Wiardi Beckman Stichting
Emmapark 12, 2595 ET Den Haag
Telefoon [070] 262 97 20
send@wbs.nl

Uitgever: Uitgeverij Van Gennep
Nieuwpoortkade 2a
1055 RX Amsterdam
info@vangennep-boeken.nl

Documenten