Zolang we geen idee hebben van de sociale kosten en milieukosten van de goederen en diensten die we gebruiken, blijft een duurzame economie bij wensdenken. Duurzaam geproduceerde producten kunnen dan nooit concurreren op de markt. Op de korte termijn is allereerst transparantie over de echte prijzen noodzakelijk. Daarna pas zullen mensen wellicht bereid zijn meer te betalen voor duurzame producten en kan de overheid maatregelen invoeren zoals beprijzing van niet-duurzame productiemethoden.
De verduurzaming van onze economie komt maar moeizaam van de grond. Dat komt doordat duurzame producten en diensten vaak duurder zijn om te produceren dan minder duurzame alternatieven. En dat komt weer doordat bij niet-duurzame productie de prijs voor milieuvervuiling, klimaatverandering en onderbetaling van werknemers elders in de wereld niet hoeft te worden meegenomen.
Toch komen er steeds meer impactondernemingen die een duurzame economie als doel hebben - denk aan Fairphone, Seepje, Lightyear, Tony's Chocolonely. En er zijn ook steeds meer grote ondernemingen die hun bedrijfsmodel proberen aan te passen, zelfs als dit ten koste gaat van winst op korte termijn. Zo stapte ABP uit Shell, BP en Total Energies, terwijl deze bedrijven recordwinsten maakten. Maar het blijft bij veranderingen in de marge.
Een omslag naar een duurzame economie zal er alleen komen als consumenten de echte prijs van producten en diensten gaan betalen, inclusief de herstelkosten voor vervuiling en uitbuiting – zoals ernstige onderbetaling of gedwongen arbeid. Een spijkerbroek uit India of Bangladesh kost dan geen € 70 maar € 103. Een kilo bananen kost geen € 1,99 maar € 2,35. En een vliegticket naar Portugal geen € 115 maar € 246.
Transparantie over die ‘echte’ prijzen is een eerste stap op de weg naar een duurzame economie. In dit artikel pleiten we ervoor dat de overheid deze transparantie afdwingt. Dat is een noodzakelijke voorwaarde om te transformeren van een primair financieel gedreven economie naar een economie die leidt tot brede welvaart voor iedereen.
Vervuiling en uitbuiting als verdienmodel
Voor bedrijven is het momenteel voordeliger om te vervuilen en arbeidskrachten uit te buiten dan te investeren in fundamenteel duurzamere producten of diensten. De kosten van klimaatverandering, milieuvervuiling, onwaardige banen, mensenrechtenschendingen en gezondheidsschade worden nauwelijks meegerekend bij de productiekosten van een product of dienst. Geen prijssticker in de Action, de Gamma of op Bol.com laat de werkelijke prijs zien van een product.
Bedrijven die wel afrekenen voor deze kosten, prijzen zichzelf uit het schap. Het eerlijke verhaal is dat wereldwijd geen van de industrieën winstgevend zou zijn als ze zouden afrekenen voor alleen al de $ 7,3 biljoen aan klimaatschade, water- en landgebruik, luchtvervuiling en afval. Voor de voedingsindustrie is berekend dat de wereldwijde kosten aan natuur, samenleving en gezondheid 200% van de voedselomzet bedraagt.[1]
Nederland is een vlees-, gas- en olieland en de Nederlandse economie is verantwoordelijk voor bijna € 40 mrd aan alleen al schade aan de biodiversiteit. Dat komt overeenkomt met ongeveer 5% van ons bbp. Olie- en gasbedrijven behalen in deze tijd van energiearmoede en klimaatcrisis recordwinsten.
Maar niet alleen de prijs voor vervuiling die niet betaald hoeft te worden maakt dat vervuilend produceren financieel voordeliger is dan duurzaam produceren, industrieën die veel bijdragen aan klimaatverandering of milieuvervuiling ontvangen jaarlijks ook nog eens duizenden miljarden aan subsidies, belastingvoordelen en staatssteun. De Belastingdienst biedt in sommige jaren tot wel € 30 mrd voordeel voor de winning en het gebruik van kolen, gas en olie.[2] Bedrijven die investeren in duurzaamheid en deze voordelen niet ontvangen, betalen relatief meer belasting, waardoor ze hogere prijzen moeten rekenen en lagere rendementen bieden aan investeerders.
Duurzaamheidsbeleid is contraproductief
Wat ook niet helpt, is dat het beleid om onze landbouw en industrie te verduurzamen over het algemeen als uitgangspunt heeft om de concurrentiepositie van de bestaande industrieën niet te ondermijnen. Met betrekking tot het klimaat- en energieakkoord concludeerde TNO in een recent rapport dat de gevestigde bedrijfsbelangen centraal staan. Voor het (geplande) landbouwakkoord dreigt nu hetzelfde te gebeuren. Ingezet wordt op investeringen van tientallen miljarden voor relatief kleine aanpassingen op deelgebieden: de reductie van CO2-uitstoot van fabrieken of de stikstofreductie van veehouderij.
Maar is klimaatneutraal staal duurzaam als bij de productie daarvan biodiversiteit wordt vernietigd? Of zijn elektrische SUV's die de toch al schaarse grondstoffen exorbitant uitputten en zorgen voor biodiversiteitsverlies duurzaam? En wat te denken van ‘één ster beter leven’ varkensvlees dat het grootschalige lijden van miljoenen dieren en de daarbij behorende natuur- en gezondheidsschade in stand houdt? Is iets doen beter dan niets doen?
Het wrange is dat grotere stappen richting verduurzaming geblokkeerd kunnen worden, omdat bedrijven met vervuilende en uitbuitende producten zeggen al te werken aan verduurzaming. Veelal staan de positieve claims in geen verhouding tot de negatieve impact en is er sprake van greenwashing. Ook wrang: bedrijven die wel verder willen gaan dan het minimale beleid kunnen zich minder makkelijk onderscheiden, omdat alle bedrijven kunnen claimen dat ze verduurzamen en het lastiger is om echte voorlopers te onderscheiden.
Echte prijzen als oplossing
De echte prijs van een product is de winkelprijs inclusief de onbetaalde sociale kosten en milieukosten. De methodologie die gebruikt wordt om echte prijzen te berekenen is nog niet perfect of gestandaardiseerd, maar organisaties zijn al jaren bezig met praktische toepassingen. True Price werkt met partners aan de mondiale open source, de True Price Standaard.[3] Voor voedsel doet ze dit onder andere samen met Wageningen Universiteit, Rabobank en ABN AMRO.
Het berekenen van een echte prijs wordt gedaan door de complete waardeketen van een product uit te tekenen, afwijkingen van mens-, klimaat-, en natuurrechten in kaart te brengen en kosten voor eventuele afwijkingen te remediëren of regenereren, in lijn met de Guiding Principles for Business and Human Rights. Zo wordt er voor bananen uit de Dominicaanse Republiek gekeken hoeveel een plantagemedewerker verdient en wat deze nodig heeft om een gezin te onderhouden. Eventuele onderbetaling wordt dan bij de kostprijs van de banaan opgeteld. En met watermetingen wordt vastgesteld of er gifstoffen in het oppervlaktewater komen vanuit de plantage. Er wordt vervolgens bekeken wat het kost om dit water te zuiveren.
In Nederland zijn er wel al boeren, producenten, verwerkers, groothandels, winkels, cafés, restaurants en supermarkten met echte prijzen bezig. Zo startte de supermarkt De Aanzet in Amsterdam met het aanbieden van producten met echte prijzen. Klanten betalen hier standaard de echte prijs voor de producten die ze kopen. De opbrengst wordt gebruikt als investering om de productieketens te verduurzamen. Er zijn al meer dan 100.000 transacties geweest. MVO Nederland werkt met meer dan dertig MKB bedrijven aan True Pricing in de koffieketen - denk aan bedrijven als Moyee en Wakuli - en schaalt dit op naar andere ketens.
De steun onder de bevolking om de echte prijs in de producten en diensten terug te laten komen, is groot. Onderzoek laat zien dat het merendeel van de Nederlanders hier voor is, mits de boeren een eerlijke prijs krijgen voor hun producten en groenten en fruit goedkoper worden.[4]
Ook de overheid erkent de noodzaak voor echte prijzen. Met het investeringsprogramma Topsectoren van het ministerie van Economische Zaken wordt de mondiale True Price Standaard ondersteund en binnen het ministerie van Landbouw is ‘true pricing’ omarmd als instrument voor verduurzaming van het voedselsysteem, met onder andere een Experimenteel Programma. Hierin krijgen MKB-bedrijven en onderwijsinstellingen de mogelijkheid om echte prijzen in de praktijk te brengen. Ook toezichthouder ACM stelt dat het ‘voor gangbare producten belangrijk is dat de gevolgen van de productie op het milieu in de prijs worden verwerkt, zodat consumenten de “echte prijs” betalen.’[5]
De overheid en echte prijzen
Om in Nederland werk te maken van echte prijzen, is een overgangspad nodig. In één keer overstappen op een economie waarin de echte prijzen worden gerekend zal vanwege de transitiekosten niet gaan – in Nederland en zeker ook elders in de wereld zal de koopkracht voor miljarden mensen dan onaanvaardbaar sterk terugvallen. Er zijn drie fases waarin de overgang naar true pricing zich kan voltrekken: 1) transparantie over echte prijzen realiseren, 2) als marktspelers (vrijwillig) meer gaan betalen om de echte prijs af te rekenen en 3) door verrekening.
De eerste fase - informatie over echte prijzen - leidt tot meer inzicht bij consumenten over hoe duurzaam een product is. Aanbieders kunnen deze informatie gebruiken om producten en diensten te produceren tegen een zo laag mogelijke echte prijs. Dit betekent onder andere minder CO2-uitstoot, minder watervervuiling en minder arbeidsongevallen.
De tweede fase maakt het mogelijk om vrijwillige remediëringsmarkten te creëren. Een remediëringsmarkt bestaat uit vraag aan aanbod naar oplossingen om sociale kosten en milieukosten te herstellen, te compenseren, te voorkomen en/of te beboeten. Denk aan het zuiveren van water, herstellen van land, een monitorings- en remediesysteem voor vormen van arbeidsuitbuiting of compensatie voor onderbetaling.
In een remediëringsmarkt betalen marktspelers de waarde van de resterende externe kosten. Deze middelen kunnen gebruikt worden voor verduurzaming. In het geval van broeikasgasemissies kunnen deze maatregelen de vorm aannemen van herbebossing of directe opvang van CO2 op grote schaal.
De derde fase creëert een gelijk speelveld, via verrekening. Hier wordt de hele economie gestimuleerd om te transformeren naar een duurzamere economie, vooral door overheidsmaatregelen. Overheden kunnen de markt veranderen door (slimme, budget-neutrale) prikkels te introduceren zoals CO2-beprijzing, beprijzing van biodiversiteitafbraak en beprijzing van andere maatschappelijke kosten. De stimulansen worden hier voor alle marktpartijen toegepast, waardoor een gelijk speelveld voor duurzaamheid wordt gecreëerd. Hoeveel extra stimulansen van de overheid hierbij nodig zijn, hangt af van de kracht van de in fase 1 en 2 gecreëerde marktprikkels.
Zijn echte prijzen betaalbaar?
Critici claimen dat echte prijzen voedsel en andere basisproducten onaanvaardbaar veel duurder maken. In de eerste fase draagt true pricing bij aan transparantie en helpt consumenten op die manier om een duurzame keuze te kunnen maken. De prijzen zelf veranderen nog niet. Ook als alleen de echte prijs zichtbaar is, maar niet afgerekend hoeft te worden, is transparantie over de echte prijs een essentiële stap naar een duurzame economie.
Een grote groep winkelbezoekers wil en kan echter wel (vrijwillig) de echte prijs betalen. Uiteindelijk moet het bedrag dat zij meer betalen voor hun producten dan wel ook daadwerkelijk besteed worden aan bijvoorbeeld het weer schoon maken van vervuild water, of een beter inkomen van een boer. Hiervoor zijn openheid, traceerbaarheid en effectiviteit van belang. Op termijn kan hiervoor gebruikgemaakt worden van bestaande boekhoudcontroles.
Als in deze tweede fase producten voor het eerste levensonderhoud voor nog meer mensen te duur worden, is beleid nodig om deze lagere inkomensgroepen te ontzien en te compenseren. Voeding, woningen, energie, zorg, onderwijs en mobiliteit moet betaalbaarder worden gemaakt, door beleid. Tegelijkertijd zullen door ‘true pricing’ meer mensen een leefbaar loon krijgen wat betekent dat meer mensen een voldoende inkomen zullen hebben voor onderdak, voedsel en andere primaire behoeften voor het huishouden.
Een inschatting van de Sociaal Economische Raad laat zien dat er nu ten minste zo’n 220.000 werkende armen in Nederland zijn. Dit is een conservatieve schatting en van voor de gestegen energieprijzen en inflatie. Hier komt nog een derde van de boeren bij, die minder dan het minimumloon verdienen.[6]
Daarnaast zijn er honderdduizenden migratiemedewerkers, waarvan een deel blootgesteld is aan fysieke belasting, gevaarlijk werk, gevaarlijke stoffen en psychosociale arbeidsbelasting.[7] Met een leefbaar loon en leefbaar inkomen zijn deze personen minder afhankelijk van kunstmatig laaggeprijsde producten, waar nog armere mensen hier en elders de rekening voor betalen.
Het is trouwens een misverstand dat een duurzamer winkelmandje per se duurder moet zijn. Bijvoorbeeld plantaardige alternatieven voor vlees zijn gemiddeld genomen al minder duur dan dierlijk vlees.[8] En consumenten worden met true pricing niet per definitie gestimuleerd om meer uit te geven, maar om andere keuzes te maken. Dan dus maar geen sperzieboontjes in de winter, maar winterpeen en pompoen.
True pricing is simpelweg het eerlijkste: de belastingbetaler, de allerarmsten ter wereld en toekomstige generaties betalen nu het grootste deel van de rekening van de huidige vervuiling en uitbuiting, terwijl deze groepen een relatief kleinere voetprint hebben. Met andere woorden: de echte prijs wordt al betaald, alleen dan door meest kwetsbaren. Als de echte prijs betaald wordt voor de grotere auto’s, huizen, luxe spullen, verdere vakanties – komt de rekening daar te liggen waar deze thuishoort.
Tot slot is het voorkomen van schade goedkoper dan het achteraf herstellen hiervan. Elke dag dat we wachten met het betalen van de externe kosten, groeit de totale rekening. Intussen kunnen we al wel zelf actie ondernemen. Kom eens langs bij supermarkt De Aanzet in Amsterdam en koop een brood met een echte prijs. Zonder echte prijzen geen duurzame economie!
Noten
[1] UNFSS (2021). The True Cost and True Price of Food.
[2] Metten, A. (2023). Belastingvoordelen voor fossiele brandstoffen nóg veel groter. Mejudice 23 maart 2023.
[3] Zie trueprice.org voor de True Price Standaard.
[4] TAPPC (2019). Meerderheid Nederlanders kiest voor eerlijke vleesprijs met opbrengst voor boeren en voor goedkopere groenten en fruit; AD (2019). Meer betalen voor vlees? Prima, als groenten dan goedkoper worden, 3 november 2019.
[5] ACM (2022). Brief aan minister van LNV over Agro-Nutri Monitor 2022.
[6] Rekenkamer 2019. https://www.nieuweoogst.nl/nieuws/2019/05/15/een-op-drie-boeren-heeft-minder-dan-minimumloon
[7] Arbeidsinspectie 2021 https://www.nlarbeidsinspectie.nl/binaries/nlarbeidsinspectie/documenten/rapporten/2021/01/14/rapporten-over-werken-tijdens-de-coronapandemie/Rapport+arbeidsmigranten.pdf ; en ‘Inspectie SZW. (2019, 7 oktober). Staat van eerlijk werk 2019. ‘risico’s aan de onderkant van de arbeidsmarkt’.’
[8] Proveg (2022). Vleesvervangers nu goedkoper dan vlees, dankzij inflatie.