‘Als je maar gezond bent.’ Zolang we gezond zijn, staan we daar niet zo bij stil, maar als ons lichaam ons in de steek laat realiseren we ons opeens hoe belangrijk het is om gezond te zijn. Om te kunnen gaan en staan waar we willen, om te kunnen werken, om mee te kunnen doen, om gelukkig te kunnen zijn. Mensen die gezond zijn hebben vaak duizend dingen te wensen. Maar als er iets goed mis is met je gezondheid heb je maar één wens. De coronacrisis doet dit je meer beseffen dan ooit.
Een verhaal over ‘het goede leven’ moet daarom niet alleen gaan over de manier waarop we werk, gezin en vrije tijd kunnen combineren, over onze leefomgeving en klimaat, over de hoogte en zekerheid van ons inkomen of over scholing en huisvesting. Het moet zeker ook gaan over onze gezondheid.
Natuurlijk is gezondheid subjectief: ieder mens beleeft zijn of haar gezondheid anders. Je kunt ook gewoon geluk hebben of pech. Maar veel verschillen in gezondheid hangen samen met sociaaleconomische status. Nederland kent de op één na grootste verschillen in gezondheid onder de bevolking in Europa. Dat staat los van pech of geluk hebben met het lichaam waarin je geboren bent. Mensen met een lage sociaaleconomische status leven gemiddeld zes jaar korter dan mensen met een hoge sociaaleconomische status. Het verschil in het aantal gezonde levensjaren is nog groter: mensen met een lage sociaaleconomische status beleven gemiddeld vijftien jaren meer ‘waarin men zich niet gezond voelt’ dan mensen met een hoge sociaaleconomische status (WRR Policy Brief 7, Van verschil naar potentieel, p.11).
Die ongelijkheid in gezondheid is het meest zichtbaar aan het einde van het leven, maar begint al voor de geboorte: in de buik. Wij zien het als een belangrijke taak van onze politici om de gezondheidsverschillen te verkleinen en zo goed mogelijk te zorgen voor de gezondheid van iedereen. Dat kan door gericht beleid te voeren in de verschillende fasen van het leven. En het kan door breder te kijken dan naar de medische zorg alleen.
De aanbevelingen die we hierna doen, geven slechts een tussenstand. De belangrijkste opbrengst uit ons actieonderzoek is tot nu toe dat we voor ‘gezondheid’ hebben geconcretiseerd hoe onze idealen luiden, hoe deze onder druk staan en wat ons te doen staat in de verschillende fasen van de levensloop. De opdracht is de cirkel te doorbreken die de gezondheidsverschillen groter maken, en dat kan met interventies in verschillende levensfasen. De opsomming van voorstellen die we doen is zeker niet compleet.
Per levensfase doen we een aantal concrete voorstellen (rijp en groen door elkaar). De levensfasen zijn:
- De kindertijd: uitbreiding van de taken en rol van het consultatiebureau, een ‘speelrecht’ vanaf tweejarige leeftijd en de herintroductie van de schooltandarts.
- Mensen in de kracht van hun leven, het werkende leven: investeren in hulpmiddelen die patiënten meer regie geven over de zorg die ze nodig hebben, zodat hun ziekte beter te combineren is met de rest van het leven. Voor complexere zorg en kwetsbare patiënten moet er juist meer begeleiding komen, door de introductie van casemanagers.
- Voor de drukke periode na pensionering (het feest van het leven): een programma dat mensen helpt om te gaan met eenzaamheid door ertoe te doen en je voor te bereiden op later.
- Voor de laatste jaren van het leven: ‘consultatiebureaus’ voor ouderen, die waarborgen dat de zorg in deze fase net zo liefdevol is als in de beginfase van het leven.
De kindertijd
Ons ideaal: een kansrijke start voor alle kinderen
We wensen voor alle kinderen dat ze opgroeien in een liefdevolle omgeving waarin ze gezien worden, waar goed voor ze gezorgd wordt, met voldoende slaap, goede voeding, voldoende beweging en geen abnormale stress in de gezinssituaties. En natuurlijk goede zorg op maat als die toch nodig is.
Een goede gezondheid begint al heel vroeg, met het aanleren van gewoontes zoals water drinken in plaats van limonade uit een flesje, met een omgeving die veilig is en waarin een kind zich kan ontwikkelen. Als kinderen ouder worden is het belangrijk dat ze ook zelf verantwoordelijkheid leren nemen voor hun gezondheid, dat ze leren nadenken over drank- en drugsgebruik, over voldoende bewegen en over voeding.
Wat gaat er goed, wat kan er beter?
De kracht van de ouder- en kindzorg in Nederland is groot, de bevallings- en kraamzorg en daarna de jeugdgezondheidszorg in Nederland vormen een fijnmazig netwerk. Dat moeten we koesteren. Zo is het consultatiebureau bijvoorbeeld dé plek waar iedere ouder met zijn/ haar kind komt. Van waaruit actie ondernomen wordt als ouders niet komen opdagen met hun pasgeboren kind. Het is een prachtige plek van gelijkheid vanwaar we mooie interventies kunnen starten. Hier houden we niet alleen de gezondheid van kinderen in de gaten, maar leren we ze (en hun ouders) ook gezonde leefregels: water drinken, het belang van gezonde voeding, tandenpoetsen, taalontwikkeling, gehoor, zicht, inentingen et cetera. Hier worden achterstanden vroegtijdig gesignaleerd en bestaat de mogelijkheid om vroeg extra ondersteuning te bieden waar nodig.
De aandacht voor preventie in de jeugdgezondheidszorg en jeugdzorg verschilt per gemeente en regio. De GGD heeft een belangrijke regionale rol hierin. Maar de ene gemeente heeft een veel meer op preventie gericht beleid dan de andere gemeente. Er is een enorme gezondheidswinst voor kwetsbare kinderen te halen door op jongere leeftijd extra in deze kinderen (en hun ouders) te investeren. Dat gebeurt nu niet overal in Nederland even intensief, en het gevaar is dat als gemeenten moeten bezuinigen juist op de preventieve kant geknibbeld wordt.
Voor de wat oudere jeugd geldt dat niet alle kinderen de gelegenheid hebben om te sporten, dat lang niet alle kinderen gezonde voeding krijgen en dat het drank- en drugsgebruik onder de Nederlandse jeugd hoog is - en algemeen geaccepteerd lijkt.
Wat staat ons te doen?
Voor elk kind moeten we een omgeving creëren waarin het zich optimaal kan ontwikkelen, waarin het kan sporten, goede voeding krijgt en geen onnodige stress heeft. Dat is overigens niet alleen van belang voor de gezondheid van deze kinderen, maar ook voor hun kansen in het onderwijs en op de arbeidsmarkt later in hun leven en voor de sociale vaardigheden die kinderen opdoen om succesvol te kunnen samenleven.
Het is belangrijk steviger te investeren in een kansrijke start van het leven. Alle jonge kinderen (en hun ouders) die dat nodig hebben moeten voorlichting en begeleiding krijgen m.b.t. gezonde leefregels. Alle kinderen moeten voldoende mogelijkheden hebben zich mentaal en fysiek te ontwikkelen en hun ouders moeten hulp kunnen krijgen bij het realiseren van een veilige gezinssituatie. Concreet betekent dit:
- Uitbreiding van de rol en functie van de jeugdgezondheidszorg, met specifieke aandacht voor de consultatiebureaus. Uitbreiding van preventieve taken in die eerste vier jaar dat een kind op consultatiebureau komt, om zo extra te investeren in die situaties waar gezondheidskansen minder zijn. Het gaat expliciet om ouder en kind zorg, dus ook achter de voordeur komen in de situaties waar het nodig is.
- Speelrecht voor alle kinderen vanaf twee jaar door de voorschoolse educatie en de kinderopvang in elkaar te schuiven, en zo de voorschoolse educatie niet te beperken tot kinderen met achterstanden in (taal)ontwikkeling. Samen een start maken door samen te spelen. Spelenderwijs en samen!
- Tweemaal per jaar bezoek aan de schooltandarts/mondhygiënist voor alle kinderen tot en met 18 jaar. Problemen met het gebit hebben ook vaak te maken met eetdrinkgedrag en het leren om problemen te voorkomen door zelf goed je gebit te verzorgen. Laten we alle kinderen hier een gelijke kans geven en ouders zo informeren over het belang van een goed gebit.
Financiering vanuit de zorgverzekering. - Toegang tot brede scholen in het primair onderwijs voor alle kinderen, waar ze kunnen samenzijn van 8.00 tot 17.00 uur, en ze ook een gezonde maaltijd krijgen, waar ze kunnen sporten, huiswerkbegeleiding en culturele educatie kunnen krijgen (muziek, dans, theater, handvaardigheid et cetera).
Financiering: uit algemene middelen, eigen bijdrage voor ouders die financieel draagkrachtig zijn.
Verder zijn we o.a. voorstander van:
- Watertappunten op alle schoolpleinen, speeltuinen en bij sportclubs.
- De richtlijnen van ‘Rookvrije generatie’ zetten we komende jaren door.
- Meer aandacht voor gezondheidsopvoeding in het basisonderwijs en in het voortgezet onderwijs: kinderen moeten de regie leren nemen voor hun eigen gezondheid. In het voortgezet onderwijs moet daarbij ook veel aandacht komen voor de gevaren van synthetische drugs.
- Invoering van een suikertax in combinatie met afspraken over vetgehaltes in voeding en dit zichtbaar voor alle generaties op verpakkingen aangeven.
- Een strengere handhaving van het verbod op de verkoop van pillen en drank aan minderjarigen.
Het werkende leven: volle kracht vooruit
Ons ideaal: regie over het eigen leven, ook bij ziekte
Er moet voor iedereen goede zorg zijn als dat nodig is, maar minstens zo belangrijk is het dat mensen een aandoening of ziekte kunnen combineren met werk en met hun gezin en sociale leven: dat ze kunnen blijven meedoen in de samenleving. Het is belangrijk zeggenschap te hebben over de zorg die geboden wordt: waar, wanneer en hoe behandelingen plaatsvinden bijvoorbeeld. Maar ‘eigen verantwoordelijkheid’ mag nooit overgaan in: zoek het zelf maar uit. Bij complexe zorg en voor kwetsbare patiënten is juist extra begeleiding nodig door alle systemen en leeftijdsgroepen heen.
Wat gaat er goed, wat kan er beter?
Steeds meer ziekten waar mensen vroeger binnen korte tijd aan overleden, zijn tegenwoordig chronische aandoeningen. Dat is natuurlijk fantastisch, maar het vergt wel een andere manier van omgaan met ziekte. Daar waar vroeger wat simpel leek te gelden: “je bent ziek” of “je bent beter”, loopt het nu meer door elkaar. Vaak komen door een ziekte ook andere belangrijke dingen dan onze gezondheid onder druk te staan: werk, financiën (het kunnen betalen van huur of hypotheek), de zorg voor het gezin, het onderhouden van relaties. Zaken die essentieel zijn voor het welbevinden en die ook weer een grote invloed hebben op iemands gezondheid.
Heel veel mensen kunnen en willen in deze fase van hun leven zelf de regie en verantwoordelijkheid hebben voor hun eigen gezondheid. Ons gezondheidszorgsysteem is hier nog nauwelijks op ingericht. Ons stelsel wordt gekenmerkt door een focus op ziekte in plaats van welbevinden, een focus op ingrepen in plaats van voorkomen en een focus op wat er niet meer kan in plaats van wat iemands mogelijkheden wel zijn. We moeten dit systeem daarom bij de tijd maken, passend bij de leefwereld van nu en niet vasthangend op oude systeemgedachten.
Zo zou er veel meer gebruikgemaakt kunnen worden van technische hulpmiddelen waarmee patiënten zelf hun gezondheid kunnen managen. Voor een deel gebeurt dat nu al bijvoorbeeld voor chronische darmzieken of bijvoorbeeld bij diabetes, maar dit zou op veel grotere schaal kunnen plaatsvinden. Dan zijn minder ziekenhuisbezoeken nodig, en kan het gewone leven makkelijker doorgaan. Ook kunnen patiënten veel meer inspraak krijgen in het moment dat een ziekenhuisopname of afspraak plaatsvindt. Nu al is het bij sommige huisartsen en tandartsen mogelijk zelf online een afspraak te plannen, maar waarom kan dat bijvoorbeeld niet voor een staaroperatie?
Natuurlijk is er altijd een flinke groep mensen die deze eigen verantwoordelijkheid niet kan dragen, of die hulp nodig heeft om deze verantwoordelijkheid zelf te nemen. Een groep waar meerdere problemen samenkomen en waardoor mensen vaak in een wirwar van regels belanden.
Wat staat ons te doen?
- Geef patiënten meer regie over de zorg die ze nodig hebben. Dat kan o.a. door:
- te investeren in programma’s voor ‘gezond leven met een aandoening’, bijvoorbeeld rond diabetes, hart- en vaatziekten en kanker. Tijdens behandelingen is er aandacht voor de persoon en niet alleen het ziekteproces. Zodat krachtig vooruit ook dan van toepassing is in deze levensfase. De ziekte is er, maar de mens ook en die moet altijd voorop staan.
- het stimuleren van online behandeling en technische ondersteuning bij de behandeling van (chronische) ziekten, zodat mensen bijvoorbeeld thuis hun bloedsuikers of bloeddruk kunnen meten of vanuit huis per app het intakegesprek kunnen voeren voorafgaand aan een ingreep.
- Voor planbare zorg moeten we mensen zoveel mogelijk zelf laten bepalen wanneer een ingreep of afspraak plaatsvindt, bijvoorbeeld door software te gebruiken waarmee online afspraken gemaakt kunnen worden (die software wordt nu al door kappers en sommige huisartsen gebruikt). Als je zelf een ingreep kan plannen en er is voorafgaand goed contact over hoe je zo sterk mogelijk een behandeling of ingreep kan ondergaan, dan levert dat gezondheidswinst op in het natraject. Mensen zijn zich dan bewust van hun eigen invloed op herstel maar worden ook in de gelegenheid gesteld om behandelingen te laten passen in hun leven.
- Vergroot de mogelijkheden om ’s avonds een afspraak te boeken of in het weekend, ook daarbij kan gebruik gemaakt worden van technische en digitale mogelijkheden.
- Voor de complexere en kwetsbare patiënten is juist meer ‘warme’ begeleiding nodig. Mensen met complexe ziektes of mensen in een kwetsbare positie moeten gebruik kunnen maken van een casemanager. Een casemanager is een soort levensmanager. Dat hoeft niet iemand te zijn die er altijd is, maar wel iemand die ervoor zorgt dat patiënten niet zelf door alle verschillende systemen (Zvw, Wmo, Wlz) hun weg moeten vinden. De rol van casemanager zou bijvoorbeeld opgepakt kunnen worden door de praktijkondersteuner in een huisartsenpraktijk of in de wijkteams. De vraag begint dan altijd met een medisch probleem (op indicatie), maar de casemanager moet ook kunnen kijken naar nietmedische oplossingen.
- Maak begeleiding door de huisarts aantrekkelijker met de medisch specialist als adviseur, pas het financieringssysteem hierop aan.
Verder willen we:
- Een minister van gezondheid. Een van de hoofdtaken van deze minister is het opschalen van succesvolle experimenten in de zorg. Nu wordt er wel veel geëxperimenteerd, maar ontbreekt een mechanisme om goede voorbeelden navolging te laten krijgen omdat hier niemand verantwoordelijk voor is.
- Medisch specialisten in dienst bij ziekenhuizen, in plaats van werken via een maatschap. Perverse financiële prikkels uit het systeem halen zodat investeren in preventie en voorkomen ook loont!
- Experimenteer met de mogelijkheid mensen ’s avonds of in het weekend een arts te laten bezoeken, en evalueer onder welke voorwaarden dit ook werkbaar is voor dokters en verpleegkundigen.
- Voor mensen met forse psychische problemen die zelfstandig wonen is het van groot belang een backup te hebben als het misgaat, niet direct weer intramurale opname maar bijvoorbeeld in de vorm van een logeerhuis. Daar zijn goede ervaringen mee in het hele land, maar door de ingewikkelde financiering staat het onder druk. Gemeenten financieren nu dit soort laagdrempelige voorzieningen. Daarmee worden kosten voor langdurige opnames voorkomen, dus de zorgverzekering heeft er baat bij. Succesvolle formules verdienen structurele financiering, ook vanuit zorgverzekeraars.
- Organiseer standaard psychosociale nazorg voor mensen die een ernstige ziekte hebben gekregen.
- Meerjarige contracten voor zorgaanbieders, waarbij ze gestimuleerd wordt om samen te werken en expertise te verdelen.
- Meer transparantie over de verschillen in zorg tussen de ziekenhuizen. De ziekenhuizen die voor een bepaalde behandeling niet goed uit de bus komen, moeten stoppen met het verlenen van die zorg.
- Steun voor experimenten die stimuleren dat vanuit de gezondheid en het welzijn van mensen gedacht wordt in plaats vanuit de ziekte en het zorgsysteem: bijvoorbeeld door van complexere zorg het budget uit de Wmo, Wlz en Zvw bij elkaar voegen, en professionals de bevoegdheid geven dat geld uit te geven op een manier die die mensen helpt.
- Preventieve mondzorg in het basispakket en vrijstellen van het eigen risico. Iedereen gaat dus in principe elk halfjaar op controle naar de mondhygiënist.
- Pilots om uit te zoeken welke geneesmiddelen worden voorgeschreven om te compenseren voor ongezond gedrag (maagzuurremmers bijvoorbeeld, in plaats van dat mensen gestimuleerd worden om af te vallen of te stoppen met drinken)
- Ondersteuning van de werkgever voor werknemers die door ziekte niet volledig kunnen werken: hoe draagt een werkgever bij aan herstel. Centraal zetten wat er wel kan, in plaats van hoe lang iets niet gaat. Daarbij ook de rol van bedrijfsartsen onder de loep nemen: een werknemer en werkgever heeft baat bij medische begeleiding die naar totale leefwereld kijkt.
De drukke jaren na pensionering
Ons ideaal: laat de herfst van het leven het feest van het leven zijn
Goede zorg als dat nodig is, maar (minstens zo belangrijk!) het kunnen combineren van een aandoening met meedoen in de samenleving, een geschikte woning, relaties. Maar ook: voorbereiden op ouder worden.
Mensen na hun pensionering staan midden in het leven. Zij zijn de spil waar de werkende samenleving op draait: als grootouders passen ze op de kleinkinderen, als vrijwilligers houden ze maatschappelijke organisaties draaiende en tot op hoge leeftijd verrichten ze betaald werk, vaak op projectbasis of in deeltijd. Veel verplichtingen zijn weggevallen, maar dat betekent niet dat er minder gebeurt.
Ook in deze fase van het leven is het belangrijk om naast een ziekte mee te kunnen blijven doen. Maar men zal zich ook al moeten gaan voorbereiden op de fase die hierna komt.
Hoe staat dat onder druk?
Mutatis mutandis geldt voor deze groep hetzelfde als voor mensen in de kracht van hun leven: regie over het eigen leven en dus ook over de zorg die men ontvangt is zeer belangrijk. De ongelijkheid onder deze groep is wel groot en schijnend: de één is kerngezond tot zijn 85ste, de ander heeft op 55-jarige leeftijd al een versleten lichaam of is ernstig ziek.
Eenzaamheid begint in deze fase al een groter probleem te worden, net als chronische ziekten. Nadenken en voorbereidende maatregelen nemen voor de kwetsbare fase die komen gaat, gebeurt (te) weinig. Ertoe doen is belangrijk, net als blijven bewegen en actief zijn. Onder deze groep zijn best veel mensen die een kleine koopwoning hebben en graag zouden willen verhuizen naar een geschiktere woning, maar voor wie het financieel onaantrekkelijk is dat te doen.
Veel van de mensen die bij de huisarts komt, komt niet met een medisch probleem maar met eenzaamheid, depressieve klachten etc. Die is beter geholpen met een maatschappelijk werker – met begeleiding - dan met medicijnen. Mensen een andere ‘waarde’ geven in hun leven, bijvoorbeeld door vrijwilligerswerk op te pakken of taalcoach te worden, geeft kleur aan het leven. Soms moet je even geholpen worden om dat te ontdekken, want er is zoveel wat je met een brok aan levenservaring kan betekenen voor een ander.
Wat staat ons te doen?
- Investeren in programma’s waarmee mensen in deze levensfase leren omgaan met eenzaamheid. Eenzaamheid is geen ziekte, maar we moeten mensen wel helpen ermee te leren omgaan. Mensen kunnen heel lang bijdragen aan de maatschappij, maar sommigen hebben daarbij wel wat professionele ondersteuning nodig, en moeten hiertoe worden uitgenodigd. Vrijwilligerswerk draait niet over goedkope arbeidskrachten, maar gaat over een samenleving waarin iedereen mee kan doen. Dat betekent dat er begeleiding nodig is en waardering. .
- Investeer in veel meer respijtzorg, zodat familieleden en partners die zorgtaken hebben toch even op vakantie kunnen en/of even op adem kunnen komen. Zorg dat de financiering hiervan niet alleen vanuit de gemeenten moet komen.
Verder willen we:
- Richt onze woonwijken zo in dat er plekken zijn voor ontmoeting met zorg op maat in de buurt
- Verbind het maatschappelijk werk met plekken waar mensen graag komen: het restaurant van de Hema, bibliotheken, de Vodafone winkel, de koffiehoek van Albert Heijn, slijterijen. Dat zijn de plekken waar mensen zich vaak met vragen melden die ze eigenlijk bij maatschappelijk werk zouden moeten stellen.
- Richt per gemeente een taskforce ouderenhuisvesting op, die inventariseert waar de knelpunten zitten, en waar mensen terecht kunnen met vragen en waar ze hulp kunnen krijgen. Nodig als gemeente ook een keer alle 65plussers uit om na te denken over hoe ze wonen.
- De demografische cijfers laten de komende jaren zien dat ons land vergrijst. Laat deze vergrijzing niet vergrauwend worden, maar zorg ervoor dat mensen daadwerkelijk in de fase van het feest van het leven terecht kunnen komen. Landelijk vraagt dit om de juiste investeringen op de juiste plek.
De laatste jaren van het leven
Ons ideaal: liefdevolle ondersteuning en een waardige oude dag
Natuurlijk moet er goede zorg zijn als dat nodig is. Maar misschien wel net zo belangrijk is het om er als mens toe te blijven doen en op een waardige manier afscheid te kunnen nemen van het leven. De liefdevolle zorg zoals we die hebben georganiseerd rond baby’s en jeugd, wensen we ook voor onze ouderen. Laagdrempelig, dicht bij huis en voor alle ouderen toegankelijk. Voor kleine en grote levensvragen.
Hoe staat dat onder druk?
De ondersteuning die mensen krijgen als ze ouder zijn is zeer ongelijk verdeeld. Sommigen kopen zelf goede woonruimte en ondersteuning in (of hun kinderen regelen dat voor ze), anderen zijn afhankelijk van de publieke voorzieningen. Het vangnet dat we geregeld hebben voor deze laatste groep is niet op orde. Kwetsbare (dementerende) ouderen wonen vaak nog heel lang zelfstandig thuis. Dat gaat vaak goed, tot er iets misgaat, en dan gaat het helaas vaak ook goed mis. Er is dan meestal niet meteen een alternatieve plek om te wonen en te leven, of de plek in het verzorgingshuis die wordt aangeboden is ver weg van familie en vrienden. Waar rust en liefdevolle ondersteuning zou moeten zijn, is er dan crisis en onzekerheid.
Belangrijk is om er als mens toe te mogen doen. Ook in deze fase van het leven geldt dat eigenwaarde sterk is gerelateerd aan zelf beslissingen kunnen nemen, hoe klein soms ook, en juist dat staat soms onder druk. Naarmate mensen minder mobiel zijn, wordt eenzaamheid een groter probleem.
Wat staat ons te doen?
- Richt ‘consultatiebureaus voor ouderen’ op, waar mensen terecht kunnen met al hun vragen, van financiën, tot zorgvragen, van huisvesting tot de aanschaf van hulpmiddelen en het vinden van de weg in ons ingewikkelde zorgsysteem. Als mensen zelf niet meer de deur uit kunnen, is telefonisch contact mogelijk, of worden thuisbezoeken geregeld. Bij dit consultatiebureau moet veel nadruk liggen op de kwaliteit van leven, en hoe die zo goed mogelijk te houden. Biedt ook ondersteuning bij moeilijke levensvragen. Zo’n bureau kan bijvoorbeeld een plek krijgen in de bibliotheek. Er kan ook een beroep gedaan worden op vrijwilligers die kunnen helpen met bepaalde taken (medicijnen halen, halen/brengen, ziekenhuisbezoek etc).
- Bouw veel meer aanleunwoningen waar mensen zelfstandig kunnen wonen, maar wel gebruik kunnen maken van gedeelde faciliteiten (bijvoorbeeld bij een verzorgingshuis), zoals een eetgelegenheid, gemeenschappelijke ruimtes e.d.
- Zorg voor meer (voldoende!) herstelcentra voor na een ziekenhuisopname. Ook mensen waar het niet goed mee gaat thuis, zouden hier ter observatie terechtkunnen. Nu belanden deze mensen te vaak op de spoedeisende hulp waarbij het vervolg vaak ongewis is. Laat deze mensen, op instigatie van de huisarts, voor maximaal twee weken opnemen voor beeldvorming en triage. Vaak is er iets mis met de medicijnen die ze nemen, of gaat eten niet goed. Er kan ook iets medisch aan de hand zijn, of iemand is dement. In het centrum kan rustig de diagnose gesteld worden, waarna een plan op maat gemaakt kan worden. Dit soort voor veel meer rust en duidelijkheid, dan opname in een crisisbed.
- Voer een maatschappelijk debat over het plaatsvervangend mogen beslissen bij euthanasie, en mogelijkheden dit vooraf vast te leggen (voordat mensen dement worden).
Verder lezen?
> naar de inleiding van het actieonderzoek 'Als je maar gezond bent'
> naar de opzet van het actieonderzoek 'Als je maar gezond bent'
> naar het overzicht van actieonderzoeken in het 'Toekomstlab'