De Wiardi Beckman Stichting vroeg deskundigen vanuit verschillende disciplines hun licht te laten schijnen op de ontwikkeling van ‘globalisering’ – een fenomeen dat makkelijk wordt gezien als onomkeerbaar en onbestuurbaar. Het resultaat is een reeks analyses en aanbevelingen.

Het doel van twee S&D-nummers over globalisering is niet alleen om kennis te vergaren waarmee we de grote ontwikkelingen in de wereld kunnen begrijpen en duiden. We vroegen de auteurs die we benaderden voor dit onderwerp ook om een stapje verder te gaan: ‘Stel je voor dat iemand die ergens aan de knoppen zit met jouw kennis aan de slag zou moeten gaan, wat zou diegene dan moeten doen?’ En omdat de WBS dit vraagt, zal dat iemand aan de linkerkant van het politieke spectrum zijn. Kun je dan die fenomenaal grote, en daardoor ook wel ontmoedigende discussie over globalisering in meer behapbare stukken hakken, om vervolgens tot een samenhangende agenda te komen? 

Wat moeten we doen aan de macht van het internationale bedrijfsleven? Hoe maken we financiële markten rechtvaardiger? Wat kunnen we doen aan de ellendige arbeidsvoorwaarden binnen de productieketen? Hoe zorgen we voor een eerlijke verdeling tussen de winnaars en verliezers van globalisering? De artikelen bieden een keur aan antwoorden waar sociaal-democraten op allerlei plekken mee aan de slag kunnen. Drie algemene lessen zijn eruit te destilleren.

Les één: het is politiek dus maak het politiek

Een eerste cruciale les is dat de huidige vorm van globalisering geen van God gegeven noodzakelijkheid is waar je geen invloed op zou kunnen uitoefenen. De wereldwijde economische verhoudingen zijn het resultaat van politieke keuzes en juridische constructies. Dat lijkt evident, maar is het gek genoeg niet. Te lang hebben linkse politici zich neergelegd bij het idee dat de huidige inrichting van de mondiale economie de enig mogelijke is. Alsof er geen alternatief zou zijn.

Die boodschap kwam in meerdere bijdragen naar voren, maar wellicht het sterkst in die van Robert Went1 en Ingo Venzke2 . Went bestrijdt het fatalisme en laat zien dat globalisering geen natuurfenomeen is. Ingo Venzke stelt dat verandering pas mogelijk is als we inzien dat de huidige vorm van globalisering het resultaat is van politieke keuzes. Venzke laat zien hoe de structuur van het internationaal economisch recht depolitisering in de hand werkt: besluitvormingsprocessen zijn op afstand geplaatst van de politiek en belangrijke keuzes worden gemaakt door rechters. 

Bart Stellinga3 signaleert in de financiële sector eenzelfde probleem: veel beleid wordt overgelaten aan experts en het bedrijfsleven zelf heeft een dikke vinger in de pap bij hoe dat beleid eruitziet. Christiaan Vos4 legt bloot hoe het juridische DNA van de EU en de rechtspraak van het Hof van Justitie het lidstaten bijna onmogelijk maken om belastingontwijking effectief aan te pakken. En Marija Bartl5 schetst hoe Europese ‘supra regionale’ handelsovereenkomsten als TTIP (met de Verenigde Staten), CETA (met Canada) of JEFTA (met Japan) belangrijke politieke kwesties buiten de beslissingsmacht van democratische instituties zetten.

Een eerste stap in het veranderen van de mondiale economische verhoudingen is te beseffen en te erkennen dat die verhoudingen het resultaat zijn van politieke keuzes. Er zijn alternatieven. Wie nalaat die politieke dimensie te erkennen, geeft populisten vrij spel en geeft de hoop op een sociaal rechtvaardigere wereld op. Een volgende stap is om bij het vormgeven van internationale instituties ruimte te scheppen voor politiek conflict en de vertegenwoordiging van verschillende belangen.

Les twee: tem het kapitaal, versterk de factor arbeid

Een belangrijke les uit deze reeks artikelen over globalisering is dat de factor arbeid een sterkere positie moet krijgen als tegenwicht tegen de dominante factor kapitaal. De factor kapitaal is de grote winnaar van globalisering, met een grotere ongelijkheid tussen kapitaalbezitters en werkenden tot gevolg (Went). Verandering is mogelijk door bijvoorbeeld de positie van vakbonden in handelsverdragen te versterken en internationale arbeidsnormen afdwingbaar te maken. Een pleidooi dat we ook vinden bij Ruben Zandvliet6 , die ingaat op de juridisch-technische mogelijkheden die daarvoor bestaan en verder toegepast kunnen worden. Zo zouden er veel betere mechanismen moeten komen om arbeidsnormen te handhaven. De stem van werkenden in arbeidsorganisaties moet gehoord worden.

Casper Gelderblom en Agnes Jongerius7 laten zien dat de Europese ondernemingsraad potentieel de werknemersbelangen nog veel beter kan behartigen. De bevoegdheden van de Europese ondernemingsraad zouden daarvoor moeten worden uitgebreid en de rol van vakbonden zou bij wet gegarandeerd moeten worden. Deze vorm van medezeggenschap zou ook moeten leiden tot een Europees wettelijk raamwerk van grensoverschrijdende collectieve arbeidsovereenkomsten. Dat kan alleen als ook onze politici hun nationale focus deels laten varen en hun blikveld verbreden naar de potentie van dit soort transnationale strategieën.

Volgens Bart Stellinga moeten we ook anders gaan kijken naar het vrij verkeer van kapitaal. Grensoverschrijdende financiële stromen speelden een belangrijke rol bij het veroorzaken en verergeren van de crises. Het waarborgen van financiële stabiliteit en het beter verankeren van de financiële sector in de economie vereist een herbezinning op die bewegingsvrijheid van kapitaal. Erik Hormes en Paul Tang8 stellen dan ook dat financiële markten stevig moeten worden gereguleerd op Europees niveau. Samen met Christiaan Vos bepleiten zij daarnaast dat de winstbelastingtarieven binnen de EU verder geharmoniseerd moeten worden om een race to the bottom tegen te gaan.

Tegelijkertijd biedt het nationale recht veel mogelijkheden om de positie van arbeid te verbeteren. Door flexibilisering van arbeid worden arbeidsorganisaties steeds meer netwerken van ondernemingen. Ook die ontwikkeling staat niet los van globalisering. Overal worden bedrijven gesplitst, waardoor werkgeversverantwoordelijkheden zoekraken. Een extreem voorbeeld van onthechting vormt een platform als Uber. Toch is ook hier arbeidsbescherming mogelijk: zorg ervoor dat de leidende onderneming verantwoordelijk wordt voor de arbeidsvoorwaarden in de hele keten en pas de wetgeving daarop aan, stelt Klara Boonstra9 . Om te bewijzen dat dit kan, analyseert ze gerechtelijke uitspraken uit – verrassend – het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten.

Sowieso moet de moraal een centrale plek krijgen in deze discussie. Bart Stellinga stelt dat financiële instellingen zelf in woord maar vooral in daad moeten uitdragen dat zij onderdeel zijn van de samenleving. Ook al zijn veel banken formeel private instellingen, zij hebben wel een publieke taak. Daar past maatschappelijk verantwoord gedrag bij: een veel grotere focus op de bijdrage aan houdbare economische ontwikkeling en minder op kortetermijnwinst. Dat vereist verdere aanpassingen van sociaaleconomisch beleid; het beleid bij uitstek waar de nationale politiek invloed op heeft. 

Christiaan Vos laat zien dat een nieuwe belastingmoraliteit nodig is, niet alleen bij bedrijven, maar ook bij overheden, onder academici, in de media en bij fiscalisten. We moeten af van het idee dat ‘regelconcurrentie’ goede concurrentie is: ‘Met onze belastingen bepalen we wat voor land we willen zijn.’ Voor individuele werknemers bepleit hij om in het arbeidsrecht het recht op een integere werkgever op te nemen. Daarmee maak je werknemers duidelijk dat het goed is als zij hun morele kompas gebruiken tijdens het werk en dat ze het recht hebben een moreel oordeel te vellen.

Les drie: ga niet mee in rechtse oplossingen, maar ontwikkel linkse alternatieven

Tot slot: het is niet de taak van linkse politiek om de scherpe randjes van rechts beleid af te halen. Links zou zich moeten inzetten voor progressieve internationale initiatieven om zo een rechtvaardigere wereld mogelijk te maken. Nu wordt de globaliseringsagenda gedomineerd door rechtse ideeën. Het artikel van Ingo Venzke biedt inspiratie voor die andere agenda: wie kijkt naar het verleden leert dat de wereld er heel anders uit had kunnen zien. 

Van nieuwe handelsverdragen als TTIP en CETA wordt de wereld niet beter. Marija Bartl toont aan dat de economische voordelen van zulke verdragen hoogst onzeker en beperkt zijn, terwijl ze de ongelijkheid vergroten en belangrijke politieke kwesties buiten de democratische politiek plaatsen. Tal van redenen voor linkse politici om zich tegen de totstandkoming van zulke verdragen te verzetten, zou je zeggen. Toch was het Donald Trump die het einde van TTIP inluidde, niet de Europese sociaal-democraten.

Tekenend is de ideeënarmoede op links voor een rechtvaardigere wereld. Links zou ambitieuze nieuwe voorstellen kunnen ontwikkelen die bijdragen aan het oplossen van prangende sociale problemen, in plaats van te proberen rechtse vrijhandelsinitiatieven socialer te maken. Bartl stelt terecht dat een internationale agenda op tal van onderwerpen hoognodig is: op het gebied van klimaat, migratie en belastingen. Werk aan de winkel dus.

  • 1Robert Went, ‘Bijsturen kan en gebeurt ook’, S&D 2018 / 1.
  • 2Ingo Venzke, ‘Juridische keuzes bepalen de verdeling van macht en welvaart wereldwijd’, S&D 2018 / 2.
  • 3Bart Stellinga, ‘De financiële sector: van dominant naar dienstbaar’, S&D 2018 / 1.
  • 4Christiaan Vos, ‘Belastingvlucht, dat zijn wij’, S&D 2018 / 1.
  • 5Marija Bartl, ‘Voor internationale samenwerking, tegen handelsakkoorden’, S&D 2018 / 2.
  • 6Ruben Zandvliet, ‘Het draait om de regels, en die kun je wijzigen’, S&D 2018 / 2.
  • 7Casper Gelderblom & Agnes Jongerius, ‘Een vuist maken over de grenzen heen’, S&D 2018 / 2.
  • 8Erik Hormes & Paul Tang, ‘De markt mag niet groter zijn dan de democratie’, S&D 2018 / 2.
  • 9Klara Boonstra, ‘De wonderbaarlijke vermenigvuldiging van het werkgeverschap’, S&D 2018 / 2.

Auteur(s)

Dossiers

Voor een thematisch overzicht van al onze artikelen en publicaties, zie onze dossiers

Steun de Wiardi Beckman Stichting

Veel van onze onderzoeksprojecten en publieke bijeenkomsten zijn mogelijk gemaakt door giften van donateurs. Ook S&D zouden wij niet kunnen maken zonder donaties.

S&D bestaat sinds 1939 en verschijnt zes keer per jaar. Oude nummer kunt u doorzoeken via het register (1939-2023) of op thema. De redactie bestaat uit: Paul de Beer, Meike Bokhorst, Josette Daemen, Patricia Dinkela [eindredactie], Janneke Holman [eindredactie], Tim 'S Jongers, Ruud Koole, Marijke Linthorst, Annemarieke Nierop [hoofdredactie], Arjan Reurink, Vera Vrijmoeth en Bram van Welie.

S&D wordt uitgegeven door Van Gennep. Een los nummer kost € 17,50, en jaarabonnementen (vol tarief) € 84,50 (te bestellen via: info@vangennep-boeken.nl).

Een online abonnement kost € 2 per maand. U kunt zelf een account hiervoor aanmaken onder mijn S&D, of stuur een e-mail naar send@wbs.nl.

Oude nummers kunt u downloaden vanaf de website van het Documentatiecentrum Nederlandse Politieke Partijen. Voor een overzicht van auteurs per nummer, raadpleegt u het register van S&D (1939-2023)

Inzenden kopij

De redactie van S&D verwelkomt kopij. Artikelen kunnen worden gemaild naar send@wbs.nl. Artikelen aanleveren in Word, bronvermelding in eindnoten (apa). Richtlijn aantal woorden: 2000-2500. Idealiter vormen artikelen in S&D een mix van wetenschap, politiek en essay. De redactie van S&D beslist over plaatsing van binnengekomen kopij. Ze beoordeelt daarbij op basis van de volgende criteria:
- een heldere opbouw en schrijfstijl (geen jargon) en duidelijke vraagstelling
- een goede onderbouwing van standpunten met argumenten, weging van de tegenargumenten en bronvermelding
- vernieuwing van de gedachtevorming binnen de sociaal-democratie
- toegevoegde waarde t.o.v. bestaande inzichten/onderzoeken
- politieke relevantie

Redactie

Redactieadres: Wiardi Beckman Stichting
Theresiastraat 13
2593 AA Den Haag
send@wbs.nl

Uitgever: Uitgeverij Van Gennep
Nieuwpoortkade 2a
1055 RX Amsterdam
info@vangennep-boeken.nl

Documenten