Door: A.L. Snijders
Mijn oudoom Jaspik Snijders is een liefhebber en kenner van de dichter Kavafis (1863 - 1933), die werd geboren in Alexandrië en daar ook stierf. Hij was een dichter die na z’n dood wereldberoemd werd en nog steeds is. Mijn oudoom is een man die me graag onverwacht een bezoek brengt. Gisteren, 4 april, stond hij voor m’n deur die ik aanvankelijk niet voor hem opende. Ik had hem drie jaar niet gezien en vroeg me af waarom hij me juist in deze moeilijke tijden bezocht. Als hij nu een maand geleden had aangebeld had ik het wel kunnen begrijpen, hij was altijd een vreemde man geweest die laat of niet reageerde op het dagelijkse nieuws. Deze keer wist hij wel dat een virus ons leven beheerste, maar hij dacht dat wij als familieleden geen gevaar liepen. Ik legde hem uit dat ik hem onder protest zou binnenlaten als we zeker anderhalve meter van elkaar verwijderd zouden blijven. Dit lukte, hij had een bundel onvoltooide gedichten van Kavafis bij zich, vertaald door Mario Molegraaf, die niet alleen vertaalde, maar ook moeilijke passages uitlegde.
Ik bladerde en bleef hangen bij het volgende gedicht.
Bisschop Pegasios
Zij betraden de prachtige tempel van Athena,
de christelijke bisschop Pegasios
de christelijke prins Julianos.
Ze bekeken met verlangen en liefde de beelden –
toch spraken ze aarzelend,
met toespelingen, met dubbelzinnige woorden,
met zinnen vol voorbehoud,
want de een was niet zeker van de ander,
en dus vreesden zij zich bloot te geven,
de valse christelijke bisschop Pegasios
de valse christelijke prins Julianos.
Over deze prins en bisschop wilde ik wel eens wat meer weten. In de uitleg stond: ‘Het speelt in 355 in de buurt van Ilion, waar een beroemde tempel van Athena was. Julianos, de latere keizer, had heimelijk het christendom al afgezworen. Ook bisschop Pegasios was in het geheim heiden.’
Ik vroeg of er ook gedichten waren opgenomen die geen uitleg behoefden. Jaspik koos er een uit.
Op de kade
Bedwelmende nacht, in het donker, op de kade.
En later in de kleine kamer van het hoeren-
hotel - waar we ons volkomen aan onze ziekelijke
hartstocht overgaven, uur na uur, aan ons soort liefde -
tot de ramen oplichtten bij de nieuwe dag.
Vanavond, net zo’n nacht, liet voor mij
die nacht van zo lang her herleven.
Geen maan, erg donker
(maar goed ook). De nacht van onze ontmoeting
op de kade; op grote afstand
van de cafés en de bars.
Op de achterflap stond: ‘In deze gedichten, onvoltooid of niet, zit de hele Kavafis. Poëzie om te lezen, maar vooral om mee te leven, vervuld van de verslavend-verschrikkelijke spanning van het verbodene. Als je geen homo bent, wil je het na het lezen van de gedichten van K.P. Kavafis onmiddellijk worden.’
Mijn oudoom Jaspik Snijders was toevallig homo, maar toen ik hem vroeg of dat ook de aantrekking van Kavafis was, moest hij lachen. ‘Nee, ik ken ook homoseksuele dichters die slechte gedichten schrijven.’