Vrijwel nergens heeft de geschiedenis een korter geheugen dan in de politiek. Dat de Europese samenwerking begon als vredesproject is in de publieke opinie vergeten. Robert Schuman, de Franse minister van Buitenlandse Zaken, riep in 1950 op tot samenwerking van staten die kort daarvoor elkaar nog getroffen hadden op het slagveld. Dat zijn vredesproject, waaruit de EU voortgekomen is, zich naderhand steeds meer ontwikkelde tot een interne markt, komt omdat hij noodgedwongen koos voor het pad van de economie om de vrede te bevorderen.
Het wordt nu de hoogste tijd dat de EU terugkeert naar de oorspronkelijke doelstelling en de nadruk weer legt op vrede. Niet langer via de economie, maar als bewust politiek beleid. Ten tijde van de Koude Oorlog waren de Oost-West relaties duidelijk: een gewapende vrede, waarbij de wereldmachten elkaar via wederzijdse afschrikking in bedwang hielden. Af en toe ging het fout, in Korea, Boedapest, Cuba en Praag, maar in feite veranderde er weinig. De blokken waren stabiel en hun gedrag was redelijk voorspelbaar.
Dat veranderde met de val van de Muur in 1989. Het Oostblok verkruimelde en in het Westen heerste de overtuiging dat het idee van democratie zoveel kracht van argument had dat het voormalige Oostblok in alle redelijkheid niet anders kon doen dan zich omvormen tot een verzameling democratieën. Waar dit natuurlijke proces op belemmeringen zou stuiten, moest ‘soft power’ een steuntje in de rug bieden. Dat bleek een naïeve gedachte. Met name het Rusland van na het democratische experiment van Boris Jeltsin koos een andere, autocratische, weg. Toch leidde dit niet tot onrust aan westelijke zijde. Rusland en de EU waren immers onderling afhankelijk, de één leverde energie en de ander valuta.
Dit was buiten de waard gerekend: Poetin. Maar het is niet alleen de druistige politiek van Moskou die voor een ongekend instabiele situatie heeft gezorgd. Het Amerikaanse presidentschap van Trump kenmerkte zich eveneens door grilligheid. Tel daarbij op de aspiraties van China en het is duidelijk dat we niet langer uitsluitend kunnen vertrouwen op redelijkheid en soft power. De recente couppoging in Rusland laat bovendien zien hoe chaotisch de binnenlandse Russische situatie is en daardoor ook hoe onvoorspelbaar de internationale relaties zijn.
Europa is op dit alles nauwelijks voorbereid. Weliswaar maken de EU- en NATO-leiders afspraken voor een versterking van de defensie, een gezamenlijke wapenproductie en het op termijn toelaten tot beide organisaties van buurland Oekraïne, maar over een versterkt gezamenlijk buitenlands beleid op lange termijn gaat het nauwelijks. Dat kan ook vrijwel niet: 27 ministers van Buitenlandse Zaken plus een Hoge Vertegenwoordiger moeten het eens worden. Dat betekent maanden van overleg en een uiteindelijk, doorgaans, waterig compromis.
De internationale instabiliteit waarin we nu leven, vraagt echter om betere informatie over onze mogelijke tegenstanders én om een daadkrachtiger optreden: het helder en snel formuleren van doelen, maar ook onmiddellijke beslissingsbevoegdheid in tijden van nood. Daarvoor is vooral een EU nodig die snel kan beslissen in kwesties van oorlog en vrede zonder lamgelegd te worden door veto's. Een vredesproject 2.0.