Zolang beleggen in olie, luchtvaart en de vervuilende industrie meer rendement oplevert, blijven duurzaamheidsinitiatieven een niche. De Europese Unie wil daar verandering in brengen, maar dat blijkt gemakkelijker gezegd dan gedaan.

Om de planeet te redden riepen de Verenigde Naties in 2004 het motto Environmental, Social and (corporate) Governance in het leven, afgekort tot ESG. Investeringen zouden vanaf dat moment moeten voldoen aan meetbare eisen op het gebied van milieu en klimaat, arbeidsomstandigheden en behoorlijk bestuur door ondernemingen. Helaas ontbrak een bruikbare handleiding voor investeerders en bedrijven om de daad bij het woord te voegen.

In dat gat sprong de Europese Unie de afgelopen jaren met een pakket aan regelgeving – een pakket dat beleggers, banken en vermogensbeheerders evenwel naar adem doet happen. Want die Europese regelgeving om vergroening van de financiële sector te stimuleren, blijkt zeer zwaar verteerbaar.

De klachten zijn niet van de lucht, blijkt uit een rondgang langs betrokkenen. De toezichthouders geven vernietigende rapportcijfers: de EU maakt groen beleggen moeilijker in plaats van makkelijker. En dat terwijl bij impact investeren - beleggen met het doel een groene omslag te bewerkstelligen - al zoveel komt kijken (zie kader).

Kees Vendrik, tot eind 2022 hoofdeconoom bij Triodos, zegt het zo: ‘De regelmakers in Brussel gaan oplossingen reguleren, maar het probleem niet aanpakken. Met als gevolg dat je duurzame financiering alleen maar duurder maakt, maar de grootschalige landbouw of de fossiele industrie ongemoeid laat.’[1]

Hoe zit het precies zit met die Europese regelgeving? Ik concentreer me op drie hoofdzaken: de Taxonomieverordening van de Europese Commissie (van kracht sinds 1 januari 2022), de Sustainability Related Financial Disclosure Regulation van de Europese Unie (SFDR, van kracht sinds 10 maart 2021) en de pogingen van de Europese Centrale Bank om banken te dwingen te rapporteren over de impact van hun investeringen. Ik maak daarbij gebruik van achtergrondinformatie door insiders (‘de Taxonomie is een gedrocht’; ‘de SFDR lijkt mislukt’) en rapportages van betrokken instellingen zelf, inclusief die van de Autoriteit Financiële Markten (AFM).

Taxonomie Europese Unie

De Taxonomie van de Europese Unie is een gereedschapskist vol technische screeningcriteria om tot in detail te bepalen of een activiteit bijdraagt aan een of meer van de zes milieudoelstellingen:

  • beheersen van klimaatverandering;
  • aanpassen aan klimaatverandering;
  • duurzaam gebruik en bescherming van water en mariene hulpbronnen;
  • overgang naar een circulaire economie;
  • voorkomen en beheersen van verontreiniging;
  • beschermen en herstellen van biodiversiteit en ecosystemen.[2]

Brussel verplicht hiermee financiële instellingen die een milieudoelstelling hebben te rapporteren hoe en in welke mate de onderliggende beleggingen activiteiten financieren die de Taxonomie als ecologisch duurzaam kwalificeert.

De Autoriteit Financiële Markten heeft eind 2022 onderzoek gedaan naar de toepassing van de Taxonomie. Slechts één van de onderzochte fondsen belegt in lijn met de criteria van de Taxonomie. Verreweg de meeste duurzame fondsen moesten rapporteren dat nul procent van hun beleggingen voldeed aan de eisen van de Taxonomie. Voornaamste oorzaak was het gebrek aan betrouwbare informatie van de ondernemingen waarin werd geïnvesteerd.[3]

Dit schamele resultaat is opvallend als we in aanmerking nemen dat de Taxonomie is voorgekookt in het Platform Sustainable Finance, de lobbyclub van de gevestigde bankiers in Brussel. Een insider die onder de radar wil blijven vertelde dat het de banken waren die niet duurzaam belegden die het Platform hebben overspoeld met details die zogenaamd ‘science based’ zijn, maar die in werkelijkheid de Taxonomie onwerkbaar maken. De Brusselse autoriteiten lieten het gebeuren, met als gevolg dat de grijze banken de groene banken de wet voorschrijven. Met dit soort lobbycratie, onder het motto: ‘if you cannot beat them, confuse them’, laat de EU zich van haar lelijkste kant zien.

Sustainability Related Financial Disclosure Regulation

Met de Sustainability Related Financial Disclosure Regulation verplicht de Europese Unie financiële instellingen aan eindbeleggers inzicht te geven in de duurzaamheidskenmerken van hun beleid en de door hen aangeboden financiële producten. Beleggers zouden met behulp van de SFDR financiële instellingen en hun beleggingsfondsen op hun duurzaamheid moeten kunnen toetsen. Maar in tegenstelling tot de supergedetailleerde Taxonomie heeft de SFDR juist veel te weinig concrete drempels.

Dat werkt ‘greenwashing’ in de hand; beleggingsfondsen noemden zich maar al te graag lichtgroen (dat wil zeggen: als fonds dat duurzame kenmerken promoot) of donkergroen (fonds met een duurzame doelstelling). Volgens onderzoek van Follow the Money en Investico belegt bijna de helft van de Europese beleggingsfondsen die zichzelf donkergroen noemen ook in de luchtvaart of in de fossiele industrie.[4]

Ook de Autoriteit Financiële Markten is ontevreden over de kwaliteit van de informatieverstrekking aan eindbeleggers. Uit AFM-onderzoek onder duurzame beleggers komt naar voren dat zij lang niet altijd te weten komen wat er met hun inleg gebeurt. Ze baseren zich voornamelijk op de websites van de fondsen, die over het algemeen onvoldoende concrete informatie verschaffen. Het wachten is op een internationale standaard voor rapportage over duurzaamheid. Een lichtpuntje is dat 30% van de fondsen die zich in 2021 nog overmoedig donkergroen noemde, zichzelf heeft gecorrigeerd tot lichtgroen.[5]

De ESG-experts van PricewaterhouseCoopers constateren dat de nieuwe EU-regels voor duurzaam financieren door banken in Nederland, Frankrijk en Duitsland heel verschillend worden geïnterpreteerd en toegepast. Zij typeren de Taxonomie en de SFDR als ‘te snel geschreven’. PwC dringt aan op eenduidige regelgeving en meer duiding vanuit Brussel over hoe de banken de regels moeten toepassen. Maar ook de banken zelf moeten wat betreft PwC werken aan onderling vergelijkbare rapportages, bijvoorbeeld in clubs als de European Banking Federation.

Een probleem hierbij is dat banken voornamelijk werken met historische data. De effecten van klimaatverandering zitten daar niet bij. PwC vroeg asset managers wat de droogte in Zuid-Frankrijk betekent voor boeren en producenten. Met als vervolgvraag: is dat dan ‘ingeprijsd’? Nee. Want om klimaatrisico’s te kunnen ‘inprijzen’, heb je data nodig over productielocaties, transportroutes, de stand van het water in de Rijn en aannames over wat er over tien jaar met het klimaat gebeurt.[6]

Controle Europese Centrale Bank op milieubeleid

Tot slot probeert de Europese Centrale Bank in zijn rol van toezichthouder sinds enkele jaren de banken te bewegen een effectief milieubeleid te voeren. Banken zitten bijna allemaal in de grijze delen van de economie, waar vroeg of laat de groene transitie zal moeten plaatsvinden. Willen de banken op de langere termijn overleven, dan zullen ze vervuilende beleggingen moeten afstoten en klimaatrisico’s moeten integreren in hun beleid, redeneert de ECB.

Uit een recent onderzoek onder 186 banken, uitgevoerd door de ECB en 21 bevoegde instanties op nationaal niveau, blijkt dat minder dan 10% van de banken adequate informatie gebruikt voor het adresseren van de klimaat- en milieurisico’s. Financiële instellingen komen niet veel verder dan het opnemen van het risico op overstromingen in hun hypothekenportefeuille.

De ECB stuurde de belangrijke banken feedback op gemiddeld 25 tekortkomingen in het risicomanagement ten aanzien van klimaat en milieu. Ruim dertig banken werden door de ECB gedwongen tot het repareren van ernstige gebreken. Terwijl de ECB eist dat eind 2024 alles in orde moet zijn, heeft nog geen enkele bank een samenhangende aanpak van alle ecologische risico’s in de praktijk weten te realiseren.[7]

Hoe verder?

De stelling van Vendrik dat de Brusselse regelgeving averechts werkt, klopt. Impact beleggen wordt onnodig duur gemaakt door de Taxonomie en de SFDR werkt greenwashing in de hand. De financiële wereld blijkt nog te conservatief om werk te maken van de noodzakelijke cultuuromslag. Op zijn best worden financiële instellingen zich door de eisen van de ECB wat meer bewust van de risico’s die ze met grijze beleggingen op termijn lopen.

Wat moet er gebeuren om impact investeren te stimuleren en grijs beleggingen te vergroenen? Impact beleggen kan wel degelijk financieel rendement opleveren, bewijzen instellingen als Pymwymic (zie kader). Maar dan moet je de impact belangrijker vinden dan je portemonnee.[8] Banken, pensioenfondsen en vermogensbeheerders stellen nog steeds te hoge eisen aan het rendement en willen daarom hun vingers niet branden aan groene avonturen. Vandaar dat startups die zich nog moeten bewijzen veelal afhankelijk zijn van crowdfunding.[9] De vraag is dan ook: wie pakt de eerste verliezen? Dat zijn tot nu toe vooral kapitaalkrachtige, idealistische particulieren.

Het zou helpen als overheden, inclusief de Staat der Nederlanden, kleur bekennen. Bijvoorbeeld door zich garant te stellen voor veelbelovende impact investeringen – en daarbij meer geduld te hebben dan de beperkte horizon die de wereld van het grijze geld hanteert.[10]

Wat betreft het repareren van de Europese regelgeving ligt de oplossing in versimpeling en standaardisering op basis van een handvol aandachtspunten die gemakkelijk te meten zijn. Denk aan:

  • het gebruik van energie en water;
  • de vervuiling van water;
  • het gebruik van kunstmest en pesticiden;
  • het management van mineralen voor landbouwgrond;
  • de uitstoot van broeikasgassen.

In de Brusselse wandelgangen worden banken als Santander, Parisbas, Deutsche Bank en ING genoemd als notoire dwarsliggers op de weg naar sustainable finance (jargon voor duurzaam financieren). De ECB, de AFM en De Nederlandsche Bank schrikken vooralsnog terug voor naming and shaming.[11] Toch moet de druk worden opgevoerd. Toezichthouders zullen hun schroom om instellingen openlijk in gebreke te stellen van zich af moeten werpen. Wellicht kunnen onderzoeksjournalisten de consument helpen bij het kritisch doorlichten van financiële instellingen op hun groene beloftes.

Die consument zelf ontbreekt het nogal te vaak aan groen financieel bewustzijn. In plaats van blind te vertrouwen op de goede bedoelingen die instellingen op hun websites ten toon spreiden, kan deze zijn bank, pensioenfonds of vermogensbeheerder aanspreken op het groene gehalte van de portefeuille – en eventueel stemmen met de voeten. Fatsoen moet je doen, zei oud-premier Balkenende ooit. Hetzelfde geld voor je persoonlijke financiën: groen moet je doen.[12]

Impact investeren: Fairphone en Pymwymic

Hij ligt wat zwaar in de hand, maar gaat twee keer zo lang mee als een gewone smartphone. De Fairphone was de trotse winnaar van de Coolest Dutch Brand Award. In 4000 winkels in 16 landen werden er in 2021 87.936 exemplaren van verkocht. Het geheim van deze Nederlandse groene telefoon is dat je hem uit elkaar kunt halen en zo onderdelen kan vervangen.

Bovendien sloot de fabrikant overeenkomsten als de Fair Cobalt Alliance en de Responsible Lithium Partnership om te garanderen dat de veiligheid van de mijnwerkers die de grondstoffen moesten delven in orde is. En door maximale recycling is de elektronische vervuiling (een onderschat milieuprobleem) beperkt.

De Fairphone is een schoolvoorbeeld van een belegging die tot doel heeft een groene omslag te bewerkstellingen, een impact investering. Om te gelden als ‘impact investering’ moeten dit soort investeringen voldoen aan een aantal voorwaarden. In de eerste plaats moet de investeerder expliciet streven naar positieve sociale en ecologische effecten. De investeerder verplicht zich te rapporteren over de voortgang van de onderliggende investeringen op zowel de impact als het rendement.[13]

Impact investeren is niet zomaar geld steken in een groen project. Het moet een voortrekkersrol vervullen voor de hele branche[14]. In navolging van de Fairphone lijmt Apple de iPhones niet langer dicht, zodat je onderdelen kunt vervangen.

De Fairphone is het paradepaardje van de Nederlandse pionier in duurzaam financieren, de investeringsmaatschappij Pymwymic. Dat staat voor Put Your Money Where Your Meaning Is Community.[15]

Behalve in Fairphone heeft Pymwymic geïnvesteerd in het tegengaan van voedselverspilling door gekoelde opslagfaciliteiten voor kleine Afrikaanse boeren, in het beperken van giftige chemicaliën bij het produceren van voedsel en in robots die onkruid wieden zonder tussenkomst van bestrijdingsmiddelen.[16]

Het verschil met niet duurzame, ‘grijze’ investeringen zit allereerst in de langere adem. De fondsen van Pymwymic hebben een looptijd van tien jaar en het investeren begint net voorbij de startupfase (het project moet al een minimale omzet hebben van 1 miljoen euro).

Pymwymic hoopt dit voorjaar zo’n € 70 miljoen aan kapitaal aan te trekken, uit particulier vermogen, maar ook met deelname van institutionele beleggers als ASR en Van Lanschot.

Een ander verschil met grijze beleggers is de betrokkenheid van de investeringsmaatschappij. De screening omvat veel meer dan het potentiële rendement: het gaat uiteindelijk om het tot stand brengen van een positieve verandering in de sector. Pymwymic schakelt hiervoor onder andere experts in van Wageningen University & Research.

Ten slotte moeten impact investeringen, om als zodanig erkend te worden door de EU en toezichthouders als de ECB en de AFM, voldoen aan zeer gedetailleerde eisen. Dit alles maakt groen beleggen veel duurder dan grijs beleggen. En zo komt het dat impact investeringen nog altijd niet meer dan 2% uitmaken van de kapitaalmarkt als geheel – en dat de vooruitzichten somber zijn.

Noten

[1] Gesprek met Kees Vendrik, 29 juni 2022. Vendrik is inmiddels voorzitter van het Platform voor maatschappelijke dialoog en reflectie klimaatbeleid.

[2] Europese Unie (2020). Taxonomy: Final Report of the Technical Expert Group on Sustainable Finance. De uitwerking van de Taxonomie is nog niet afgerond; tot nu beperkt de rapportageplicht zich tot de twee klimaatdoelstellingen.

[3] AFM (2020). SFDR in de praktijk: blijvende aandacht nodig. Hans Stegeman (Triodos, gesproken op 14 september 2022) wijst erop dat banken bij gebrek aan gegevens van de betrokken bedrijven gebruikmaken van proxydata: je koopt van een dataprovider gegevens over de gemiddelde uitstoot in een sector per land.

[4] Zie dossier Duurzaam Beleggen op ftm.nl. Follow the Money en Investico zijn organisaties van onderzoeksjournalisten.

[5] AFM (2022). SFDR in de praktijk. Zie ook: AFM (2022). Duurzame beleggers in kaart.

[6] Gesprek met Kees-Jan de Vries, partner PwC, lid ESG-team, 22 september 2022.

[7] ECB (2022). Walking the talk – Banks gearing up to manage risks from climate change.

[8] Zelf spaar en beleg ik bij ASN Bank.

[9] Een mooi voorbeeld is het Nederlandse bedrijf loop.a life dat circulaire garens en kleding maakt zonder te bleken, te verven of water te gebruiken. Zeer groen, maar ook zeer marginaal, vandaar crowdfunding om echt impact te maken in deze vervuilende sector. Zie loopalife.com

[10] Ook InvestNL stelt te strenge eisen aan groene investeringsplannen en wil te snel resultaat zien, is de ervaring van investeerder Tom van Waveren (gesproken op 3 augustus 2022). Hij vindt dat groene investeerders genoegen moeten nemen met een rendement van 0 tot 2%.

[11] Gesprekken met Irene Heemskerk (ECB), 28 juli 2022 en Cindy van Oorschot (DNB), 19 oktober 2022.

[12] Dit artikel is mede gebaseerd op achtergrondgesprekken met Maarten van Dam (Pymwymic), Irene Heemskerk (ECB), Cindy van Oorschot (DNB), Lisette Schuitemaker (Pymwymic), Hans Stegeman (Triodos), Kees Vendrik (GroenLinks), Kees-Jan de Vries (PwC) en investeerder Tom van Waveren. Dank ook aan Linda van Goor en Willem Schramade (EUR) en Danielle de Jong (AFM).

[13] Dirk Schoenmaker & Willem Schramade (2012). Principals of Sustainable Finance. Oxford University Press, Oxford, pp 23, e.v.

[14] Dit is een eis die de Autoriteit Financiële Markten expliciet stelt aan impact investeren.

[15] Pymwymic is in 1994 voortgekomen uit het Social Venture Network, een oorspronkelijk Amerikaans en later ook Europees netwerk van ondernemers die werk wilden maken van de drie P’s: People, Planet en Profit. Pymwymic wist zich als eerste Europees bedrijf te kwalificeren als B Corp (Benefit Corporation), een van oorsprong Amerikaans keurmerk voor ecologisch en sociaal verantwoord ondernemen. Om B Corp te worden moet een bedrijf het B Impact Assesment doorlopen. Voor certificering moet op een schaal van 0 tot 200 minimaal 80 punten worden behaald.

[16] Pymwymic Impact Report 2021.

Auteur(s)

Dossiers

Voor een thematisch overzicht van al onze artikelen en publicaties, zie onze dossiers

Steun de Wiardi Beckman Stichting

Veel van onze onderzoeksprojecten en publieke bijeenkomsten zijn mogelijk gemaakt door giften van donateurs. Ook S&D zouden wij niet kunnen maken zonder donaties.