De Duitse buitenlandpolitiek gaat met een investering van € 100 mrd in de Bundeswehr een nieuw tijdperk in. Een blik op de Ostpolitik van de jaren tachtig laat zien waarom deze ommezwaai van bondskanselier Scholz historisch is te noemen.
Door: Christie Miedema
Historicus en research-fellow bij het Duitsland Instituut. Haar proefschrift (2015) gaat over Nederlandse en West-Duitse linkse organisaties en de Poolse oppositie in de jaren tachtig.[1]
Begin maart, enkele dagen na de inval in Oekraïne, maakte de Duitse politiek een spectaculaire ommezwaai. Wekenlang weigerde Duitsland, in tegenstelling tot andere NAVO-landen, wapens aan Oekraïne te leveren. De bondsrepubliek blokkeerde zelfs wapenleveranties door andere landen. Totdat de Duitse regering ineens besloot tot het sturen van wapens naar Oekraïne én bekendmaakte € 100 mrd extra te willen investeren in het Duitse leger.[2] Duitsland haalde jarenlang de NAVO-norm niet en nu investeert het ineens meer dan de genormeerde 2% van het bbp in defensie.
De oorlog in Oekraïne is een vuurproef voor de vorig jaar aangetreden Duitse regering. SPD en de Grünen bekleden de cruciale ministersposten met betrekking tot de oorlog. Dit artikel werpt een blik op deze twee partijen in het Duitsland van de jaren tachtig. Een tijd waarin eveneens een oorlogsdreiging en crisissituatie in het oosten van Europa de gemoederen bezighield. Een duik in het verleden van deze partijen helpt te begrijpen waar de reactie van de SPD en de Grünen op de Russische inval vandaan komt.
De kwestie Polen 1980-1989
In 1980 leidden stakingen op de scheepswerf in het Poolse Gdańsk tot een arbeidersbeweging die zich uiteindelijk zou uitstrekken over het hele land. De officiële erkenning van deze arbeidersbeweging maakte van Solidarność (Solidariteit) de eerste officieel erkende en onafhankelijke vakbond van Oost-Europa. De Poolse vakbond verwierf in de maanden na de stakingen tien miljoen leden. Het land stond op zijn kop. In West-Europa heerste ondertussen grote angst dat deze beweging aanleiding zou zijn voor een Sovjetinvasie, zoals eerder in Hongarije en Tsjechoslowakije. Tegen de achtergrond van de eveneens oplopende nucleaire wapenwedloop tussen Oost en West joeg dit veel mensen de stuipen op het lijf.
Toen de Poolse regering in december 1981 zelf een staat van beleg afkondigde en Solidarność verbood, leidde dit tot sterke publieke afwijzing vanuit West-Europa, maar ook tot soms weinig verhulde opluchting. De bevolking van West-Europese landen reageerden met hulpacties en demonstraties. De politiek was terughoudender. Polen kende na 1980 een tijd van sterke repressie van maatschappelijke bewegingen, totdat in de late jaren tachtig grootschalige demonstraties gevolgd door gedeeltelijk vrije verkiezingen ervoor zorgden dat de communistische partij een pijnlijke nederlaag leed. Andere Oost-Europese landen zouden later volgen.
De SPD: tussen bewapening en pacfisme
De recente Duitse ommezwaai over wapenleveranties is voor de SPD niet de eerste grote koerswijziging op het gebied van defensie. In haar lange bestaansgeschiedenis wisselde de SPD meermaals tussen pacifisme en ondersteuning van bewapening. In de naoorlogse geschiedenis van Duitsland luidde de SPD in 1959 met het Godesberger Programm de eerste grote koerswending in. De SPD wisselde van pacifisme en de wens neutraal te zijn tussen Oost en West naar instemming met integratie met het Westen en toetreding tot de NAVO. In de jaren tachtig kwam de vanzelfsprekendheid van die keuze echter weer ter discussie te staan.
Je zou kunnen argumenteren dat de jaren tachtig begonnen met het NAVO-dubbelbesluit van december 1979: de beslissing nieuwe kernwapens in West-Europa te plaatsen in reactie op recent geplaatste Sovjetkernwapens in Oost-Europa en tegelijkertijd met Moskou over wapenbeperkingen te praten. Dit besluit werd ondersteund en verdedigd door SPD-kanselier Helmut Schmidt. Deze beslissing zou de aanleiding vormen voor een nieuwe opleving van de vredesbeweging met massademonstraties in Bonn, Amsterdam en Den Haag. Op deze demonstraties moest vooral de NAVO het ontgelden en bleef de Sovjet-Unie relatief buiten schot.
Binnen de SPD zelf brokkelde de steun voor het plaatsen van kruisluchtwapens met kernkoppen op Europees grondgebied snel af. Oud-bondskanselier en SPD-partijvoorzitter Willy Brandt en veel andere SPD-leden zochten aansluiting bij de vredesbeweging en werden steeds kritischer op het dubbelbesluit. In 1982 kostte de afnemende steun de sociaal-democraten zelfs de regeringsdeelname. Regeringspartij FDP en oppositiepartij CDU dienden een motie van wantrouwen in tegen de SPD. In 1983 stemde het SPD-partijcongres in overgrote meerderheid tegen het dubbelbesluit: slechts 14 van de 400 gedelegeerden stemden voor, waaronder oud-kanselier Helmut Schmidt.
Als late bekeerling in de vredesbeweging waren veel SPD’ers in het midden van de jaren tachtig geneigd zich op dramatische toon te uiten over de noodzaak tot vrede. ‘Frieden ist nicht alles, aber ohne den Frieden ist alles nichts’ werd een motto van Brandt, waarmee gemakkelijk alles ondergeschikt werd gemaakt aan het behoud van de vrede, inclusief mensenrechten. In het atoomtijdperk stond het behoud van de vrede gelijk aan het voortbestaan van de mensheid, zo luidde het argument. Het was tot in de late jaren tachtig binnen de SPD vrijwel onmogelijk om een oor te vinden voor de opvatting dat vrede en het opkomen voor mensenrechten elkaar niet noodzakelijkerwijs uitsluiten.
De vastgelopen Ostpolitik van de SPD
De dramatisering van het vredesstandpunt van de sociaal-democraten had vergaande gevolgen voor de buitenlandse politiek van de SPD. Het Oost-Europabeleid van de SPD de zogenaamde Neue Ostpolitik - waarin de voorlopige erkenning van en gesprekken met Oost-Europese regimes de confrontatiepolitiek van voorheen afloste - had al geschiedenis gemaakt. Na de bouw van de muur in 1961 hadden toenmalig burgemeester van West-Berlijn Willy Brandt en zijn adviseur Egon Bahr een nieuw beleid ontwikkeld. Dit beleid ging ervan uit dat de confrontatiepolitiek van voorheen geen vooruitgang bracht en dat men meer zou kunnen bereiken voor de inwoners in het Oosten en het Westen met de acceptatie van een in de Bondsrepubliek (west) en de DDR (oost) opgedeeld Duitsland. Brandt en Bahr introduceerden de ‘dialectiek van de ontspanningspolitiek’: het idee dat je de status quo moet erkennen om hem te kunnen veranderen.
Toen Brandt in 1969 bondskanselier werd, sloot de West-Duitse regering in korte tijd verdragen met regeringen van een groot aantal Oost-Europese landen. Diplomatie in plaats van confrontatie werd het devies. Die diplomatie was in eerste instantie bedoeld om mensen in Oost- en West-Europa meer met elkaar in contact te brengen en zo met kleine stapjes veranderingen in Oost-Europa teweeg te brengen. Daarnaast speelde het idee van verzoening en boetedoening een grote rol tegenover deze landen die sterk geleden hadden onder de Tweede Wereldoorlog.
Met het verloop van de tijd werden diplomatie en gesprek echter steeds meer een vanzelfsprekendheid en minder gericht op maatschappelijke verandering. In de jaren tachtig kwamen deze gesprekken meer en meer in dienst te staan van behoud van de vrede in het atoomtijdperk. Een deel van de partijtop van de SPD, inclusief Brandt en Bahr, zag het bereiken van ‘gezamenlijke veiligheid’ met Oost-Europese machthebbers inmiddels als belangrijker dan steun voor maatschappelijke bewegingen in Oost-Europa of trouw aan beslissingen van de NAVO.
De oorspronkelijke doelen van de ontspanningspolitiek – verandering door toenadering – waren steeds verder uit beeld geraakt en behoud van de ontspanning was een doel op zich geworden. De vrede van de wereld hing ervan af. Zo brak de SPD, in tegenstelling tot vele andere partijen in West-Europa, de contacten met de communistische partij in Polen niet af na de afkondiging van de staat van beleg naar aanleiding van de massale arbeidersstakingen. Veel SPD’ers hadden een zeker begrip voor president Jaruzelski’s ingreep als het ‘mindere kwaad’. Het grotere kwaad was een Sovjetinvasie geweest. Daarbij vervielen veel SPD-politici in een soort defaitisme waarin een Sovjetinvasie werd voorgesteld als een onvermijdelijke reactie op een te sterke uitdaging vanuit Oost-Europese samenlevingen. Het sturen van tanks is echter natuurlijk altijd een actieve beslissing van een groep politici die ook anders kunnen beslissen. Door te suggereren dat Moskou niet anders kon reageren, werd een invasie een daad die eigenlijk nauwelijks af te keuren viel.
Onder invloed van de afkeer van het dubbelbesluit nam het wantrouwen ten opzichte van de NAVO in delen van de SPD toe en groeide het begrip voor de veiligheidsbelangen van de Sovjet-Unie. Steeds meer SPD’ers zagen het ideologische conflict tussen Oost en West als een simpele machtsstrijd en uitten zich openlijk kritisch over de wijze waarop Solidarność het communistische bestel in Polen uitdaagde en ondermijnde. In sommige Duitse debatten over de invasie in Oekraïne horen we de echo van Bahrs toenmalige verwijten dat de Poolse stakers de vrede in Europa op het spel zetten: de oorlog zou snel voorbij zijn als de Oekraïners eens zouden ophouden met vechten en het verdedigen van hun land.
In de vroege jaren tachtig was de blik van de SPD na vijftien jaar regeringsverantwoordelijkheid ferm gericht op contacten op regeringsniveau, ook toen de SPD in 1982 haar positie als regeringspartij verloor. Het heersende idee was dat veranderingspogingen van onderaf alleen maar tot repressie zouden leiden. Verandering moest plaatsvinden aan de top, door communistische partijen geleidelijk te overtuigen van de sociaal-democratische zienswijze. Om dat voor elkaar te krijgen opereerde de partij zo omzichtig mogelijk.
In 2012 sprak ik oud-SPD-parlementariër Jürgen Schmude die zich herinnerde: ‘Bij alles ... hebben wij ons steeds afgevraagd: schaden we daarmee onze gesprekken? ... Wanneer verliezen ze hun gezicht, wanneer verliezen ze hun geduld, wanneer breken ze het gesprek af?’ Pas in de jaren negentig erkenden verschillende SPD’ers dat de partij zich vanuit de oppositie te veel als regeringspartij had gedragen en na het einde van de regeringsperiode niet de vrijheid had genomen om meer met de oppositie in Oost-Europa te spreken.
Het complexe pacifisme van de Grünen
De jaren tachtig waren ook het decennium waarin de Grünen probeerden een plaats in het Duitse politieke bestel te veroveren. De partij, die in 1983 een plek in de Bondsdag verwierf, beschouwde zich als parlementaire vertegenwoordiging van de vredesbeweging. Haar standpunten over het NAVO-dubbelbesluit stonden buiten kijf: de tegenstand daartegen was een van de grondbeginselen van de Grünen. Over Oost-Europese wapens liet de partij zich vrijwel niet uit.
Maar het pacifisme van de Grünen had meer dan één smaak. Terwijl een deel van de partij zich vooral wilde bezighouden met kritiek op de NAVO, hield een ander deel van de partij er een bredere opvatting van vrede op na. Zij zagen de wapenwedloop niet als een losstaand probleem, maar als de uitingsvorm van de ideologische spanning tussen de twee machtsblokken in de wereld. Daarbij koos deze stroming binnen de Grünen niet voor het één of het andere blok. Zij zagen beide machtsblokken als even schuldig. Deze positie stond ook wel bekend als ‘equidistantie’. Wel was duidelijk dat de sympathie lag bij iedereen die zich tegen het blokdenken verzette zoals de vredesbeweging, maar ook maatschappelijke groepen in Oost-Europa zoals Solidarność. Van vrede kon volgens deze opvatting geen sprake zijn zolang mensen in onderdrukking leven. Pacifisme ging hier dus om meer dan wapens alleen.
Die steun voor maatschappelijke bewegingen paste bij de radicaal andere habitus van de Grünen. Terwijl de SPD in de jaren tachtig een partij was geworden van bestuurders in pakken, waren de Grünen activisten. Ze waren voor 1983 alleen buitenparlementair actief en hadden ruime ervaring met directe solidariteit, bijvoorbeeld in de vorm van geldinzamelingen of solidariteitsdemonstraties voor activisten in andere landen. Vanuit groepen binnen de partij werd in het geheim drukinkt geleverd aan de Poolse oppositie en later zouden Grünen-afgevaardigden kopieermachines de DDR binnensmokkelen. De Grünen trokken ook de aandacht door in andere Oost-Europese landen – en in ideologisch met het Westen verbonden dictaturen – openlijk te demonstreren.
Deze stroming was de dominante in de partij gedurende de roerige vroege jaren tachtig. In het midden van het decennium, rond de tijd dat de partij haar intrede deed in de Bondsdag, gedroegen veel verkozen politici van de Grünen zich meer als de ontspanningspolitici van de SPD. Een deel van deze Grünen-politici had wortels in communistische basisgroepen uit de jaren zeventig en had een uitgesproken sympathie voor de regeringspartijen in Oost-Europa. Uiteindelijk verloor deze positie in de late jaren tachtig weer aan kracht. Dat was rond de tijd dat de burgerbewegingen in Oost-Europa opnieuw aanzwelden. Uiteindelijk groeide zo de solidariteit met maatschappelijke bewegingen in Oost-Europa.
De weg naar het heden
Tussen de jaren tachtig en nu ligt een periode van dertig jaar waarin de ontwikkeling van de SPD en de Grünen niet stilstond. Zij deelden samen regeringsverantwoordelijkheid van 1998 tot 2005 onder kanselier Gerhard Schröder, die inmiddels omstreden is vanwege zijn banden met Poetin. De regering-Schröder kreeg te maken met de oorlog in Kosovo. Beide partijen maakten in 1999 de voor Duitsland ongekende stap om voor het eerst in het bestaan van de Bondsrepubliek Duitse soldaten in te zetten in oorlogsgebied in het buitenland.
Wat voor zin heeft het om te kijken naar een zo specifieke en korte periode in de geschiedenis van deze partijen? Elke greep in het verleden is immers min of meer willekeurig en lessen kunnen vaak naar believen worden geschreven. Toch valt goed te beargumenteren dat in de jaren tachtig keerpunten liggen die nog steeds invloed hebben. Voor de Grünen ligt dit voor de hand: zij ontstonden in de jaren tachtig en ontwikkelden in dat decennium hun buitenlandse politiek. Maar ook voor de SPD valt te zeggen dat dit het tijdperk was waarin een revolutionaire kijk op Oost-Europa omsloeg in een vastgelopen politiek. Die politiek heeft de partij nog steeds niet helemaal afgeschud.
De lange geschiedenis van de SPD om boven alles in te zetten op gesprekken, het behouden van dialoog en samenwerking, is nog steeds zeer herkenbaar in het beleid van de partij en een groot deel van de Duitse politiek in het algemeen. Geen bruggen verbranden, de andere zijde niet te veel gezicht laten verliezen, en een sterke nadruk op ontspanning, het zijn reflexen die jarenlang de politieke houding van Duitsland ten opzichte van Rusland hebben getekend. De stap richting een meer confrontatieve politiek is niet gemakkelijk voor een deel van de partij.[3] De stap naar sterke investeringen in bewapening was dat ook niet, en misschien dat daarom ook de omslag voor een groot deel van de partij als een verrassing kwam.[4] Vergelijkingen met Schmidt, die zich ook door omstandigheden gedwongen voelde om een bewapeningsstandpunt te steunen, zijn al in de pers te horen. In tegenstelling tot Schmidt in 1982 geniet Scholz, in ieder geval nu nog, de publieke steun van de meerderheid van zijn partij.
De Grünen onderscheiden zich in deze regering door meer voortvarendheid dan hun SPD-collega’s, inclusief toespelingen op wapenleveranties nog voor het begin van de oorlog.[5] Dit valt beter te begrijpen als we de Grünen niet slechts beschouwen als een uitvloeisel van de vredesbeweging, maar als een vertegenwoordiging van de meer complexe activistische kringen die in de jaren tachtig in haar opgingen. Voor een groot deel van die activisten was vrede meer dan alleen de afwezigheid van oorlog en was solidariteit met onderdrukten vanzelfsprekend. Van de etatistische dialoogpolitiek van de SPD moest dit deel van de partij niks hebben.
Wat duidelijk anders is dan in de jaren tachtig, is dat de partij niet alleen kiest voor de onderdrukten, maar zich ook duidelijk tot één van beide kampen rekent – dat van de toen zo verguisde NAVO. Dit betekent overigens niet dat er geen Grünen zijn die moeite hebben met de wapenleveranties, maar de partijtop verkondigt duidelijk dat het bijstaan van een aangevallen partij ook vredespolitiek is.[6]
Politieke partijen zijn meer dan hun verleden en ontwikkelen zich continu. Toch beïnvloeden ontwikkelingen uit het verleden van de partij, vaak niet eens bijzonder bewust, de cultuur waarin de politici van die partij in het heden opereren. Dat geldt overigens ook voor het oordeel van buitenstaanders. De oordelen van de Oekraïense ambassadeur over Duitslands in zijn ogen te aarzelende en in het verleden hangende politiek, zijn inmiddels berucht in Berlijn.[7] Daarbij betrof overigens zijn sterkste kritiek een minister van FDP-huize: partijleider Christian Lindner zou op de dag van de invasie gezegd hebben dat Kiev nog maar enkele uren had en dat Duitsland daarom geen hulp zou bieden of sterke sancties zou afkondigen.[8] Ook het oordeel van hem en anderen over de regeringen Merkel en hun conflict vermijdende beleid tegenover Rusland en Oekraïne in het afgelopen decennium, inclusief de Duitse weerstand tegen Oekraïense toetreding tot de NAVO, was niet mals. De schaduw van de Ostpolitik, die zo succesvol was dat die zelfs haar aanvankelijke grootste tegenstanders wist te bekeren, reikt ver voorbij de SPD.
De vraag is nu: hoe verder na de ommekeer op het gebied van bewapening? Zal ook de tweede pijler van het Duitse buitenlands beleid, toenadering boven confrontatie, uiteindelijk sneuvelen? In de publieke opinie blijft het beeld van de Duitse regering voorlopig nog in de schaduw van de Ostpolitik: Scholz zou te terughoudend zijn met echt zware sancties, zoals het stoppen van olie- en gasimport uit Rusland en zou terugschrikken voor echte solidariteitsacties, zoals het bezoeken van Kiev in oorlogstijd.[9] Het is logisch dat het afschudden van een beleid dat zo lang de boventoon heeft gevoerd niet gemakkelijk is. Maar misschien zijn het de stemmen van de Oekraïners van nu en de Polen van toen die samen de nuance kunnen aanbrengen: het tot elke prijs blijven praten voorkomt geen onderdrukking, noch oorlog. En in sommige gevallen doet het meer kwaad dan goed.
Noten
- Miedema, C. (2015). Vrede of Vrijheid? Dilemma’s, dialoog en misverstanden tussen Nederlandse en West-Duitse linkse organisaties en de Poolse oppositie in de jaren tachtig (proefschrift). Amsterdam: University Press.
- Duitsland investeert 100 miljard extra in Bundeswehr. (2022, 27 februari). Duitsland Instituut.
- Wehner, M. (2022, 22 maart) Enspannung um jeden Preis. Frankfurter Allgemeine
- Schwarte, G. (2022, 3 maart). Krieg gegen die Ukraine: Der Kanzler, die SPD und ein Problem. tagesschau.de.
- Frenger, J.L. (2021, 25 mei). Grünen-Chef Robert Habeck: Forderungen der Ukraine nach Waffen gerechtfertigt. Frankfurter Rundschau.
- Nouripour: Grüne sollten Haltung bei Waffenlieferungen überdenken. (2022, 4 maart). Presse Augsburg.
- Gerster, V.L (2022, 28 maart) Sie wollen seine Worte nicht hören. Frankfurter Allgemeine.
- Stör, C. (2022, 29 maart). Ukraine-Krieg: Kritik an 'Putins nützlichen Idioten aus Deutschland. Frankfurter Rundschau.
- Ten tijde van de afronding van dit artikel hadden de politiek leiders van meerdere centraal- en oost-Europese landen, de EU en het Verenigd Koninkrijk Kyiv bezocht, maar Scholz nog niet.