De linkse strijd moet terug een straatstrijd worden! Met die oproep neemt Tim ’S Jongers afscheid als directeur van de Wiardi Beckman Stichting. Betekent dat de samenwerking met GroenLinks geen goed idee is? Geenzins. Het betekent vooral erkenning van de strijd die lokale politici voeren voor hun bestaansonzekere inwoners. En het is een pleidooi ruim baan te geven aan een nieuwe generatie linkse politici.
Tim ’S Jongers
Directeur van de Wiardi Beckman Stichting
Het is tijd om afscheid te nemen. Na meer dan twee jaar werkzaam te zijn geweest bij de Wiardi Beckman Stichting, geef ik het stokje door. Dat ligt bij Annemarieke Nierop en de andere WBS-collega’s in goede handen. En het is op hun verzoek dat ik dit afscheidsessay schrijf.
In gesprek met mevrouw Schoon
Bij een afscheid kun je terugblikken of vooruitkijken. Ik ga een dappere poging ondernemen om beide te combineren. Mijn verhaal start op de ochtend van 4 september 2022. Door de Russische aanval in Oekraïne was er de terechte vrees dat voor veel Nederlanders een koude en gure winter stond te wachten. De energieprijzen schoten door het dak en van enig overheidsingrijpen was nog geen sprake. Dat veel mensen geldstress hadden en zouden krijgen, werd een langzaam doordrongen feit.
Om toelichting te geven, werd ik uitgenodigd bij het zondagochtendprogramma Buitenhof. Gedurende vijftien minuten ging ik in gesprek met Maaike Schoon. Het werd een halve rant tegen de beelden en vooroordelen die er bestaan omtrent armoede en bestaansonzekerheid. Ook de toenmalige onwil van de politiek om iets aan de dreigende problemen van veel huishoudens te doen kwam ter sprake. Toeval of niet: een dag later zou ik officieel in dienst treden bij de Wiardi Beckman Stichting.
Er heerste destijds een logica die ik de ‘eerst moet alles kapot pas dan gaan we het fixen-logica’ noem. Mensen moesten door het ijs zakken, en eens gezakt zou er pas hulp komen. De dag nadien, mijn eerste werkdag bij de Wiardi Beckman Stichting, kreeg ik mails doorgestuurd die op het algemene mailadres waren toegekomen. Verschillende partijleden spraken me daarin manend aan. Nu ik directeur van een gezaghebbend instituut als de Wiardi Beckman Stichting was, kon ik het me niet langer permitteren om in een simpel wit T-shirt op televisie te verschijnen.
In geen van die mails werd er gerept over de inhoud van het gesprek met mevrouw Schoon. Terwijl in mijn optiek de PvdA en de strijd tegen armoede onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn. Eén iemand vond het nodig me erop te wijzen dat het leek alsof ik net uit mijn bed kwam. Welja, het was zondagochtend, waar zou ik anders vandaan komen, mailde ik met enige zin voor ironie terug.
Nu ga ik gelukkig zelf over mijn kledingvoorschriften en deed de kritiek op mijn verschijning me weinig. Die mails zijn voor mij persoonlijk evenwel symbolisch komen te staan voor iets groters: deze mensen zijn het kwijt.
Welvaart versus relevantie
De ‘eerst moet alles kapot pas dan gaan we het fixen-logica’ bleek uit het fonds voor energieschulden. In verschillende buurlanden was men vlak na de Russische inval voortvarend te werk gegaan en hield men de energieprijs kunstmatig laag. Zo niet in Nederland. Pas op het moment dat Netbeheer Nederland waarschuwde voor energieafsluiting bij een miljoen huishoudens, kwam er enige beweging: een fondsenpotje voor mensen waarbij afsluiting van energie hoogst reëel was. Eerst door het ijs zakken, dan pas hulp krijgen.
Mijn beginperiode bij de Wiardi Beckman Stichting liep min of meer samen met een versnelling in de samenwerking tussen PvdA en GroenLinks. Het is dankzij de samenwerking tussen deze twee partijen dat een dramatische winter voor veel huishoudens werd voorkomen. De kritiek op het fonds voor energieschulden zwol aan en er werd alsnog breder ingegrepen. Op initiatief van PvdA en GroenLinks kwam er een prijsplafond voor energie.
In de daaropvolgende periode bleek congres na congres dat ook de leden een vergaande samenwerking zagen zitten. De kritiek van buitenaf klonk dat GroenLinks een elitaire club was en dat de PvdA daardoor de arbeider voorgoed uit het oog zou verliezen. Bij mezelf wrong dat altijd. Niet op zijn minst omwille van de kritiek op mijn witte T-shirt, die rechtsreeks van PvdA-oudgedienden kwam. Eerder vallen over de kledingdracht van een partijfunctionaris dan over de schrijnende armoedesituatie van vele huishoudens, hoe elitair wil je het hebben?
Tijdens de vele gesprekken die ik in mijn WBS-functie voerde en bij de vele zeepkisten waar ik op stond, werd mijn beeld vaak bevestigd. Ook binnen de PvdA is het begrip over het leven aan de onderkant van de maatschappelijke ladder geërodeerd. Dat hoeft overigens geen verwijt te zijn. Ik zag er vaak de tragiek van de sociaal-democratische verworvenheden in.
Dankzij radicale veranderingen als stemrecht voor iedereen, het afschaffen van kinderarbeid, de invoering van de AOW en de uitbouw van de naoorlogse verzorgingsstaat is het velen beter voor de wind gegaan dan ooit. Voeg daar een flinke portie ontzuiling aan toe en degenen waar we het voor doen, komen steeds verder uit beeld te staan. Wint de ene aan welvaart dan verliest de ander aan relevantie. Zo raak je de voeling met andere groepen kwijt.
Bestaanszekerheid is het probleem niet
Het is niet zo dat je in armoede geleefd moet hebben om je erover uit te spreken, laat staan er actie op te ondernemen. Maar wil je daadwerkelijk het goede doen, dan zal je toch je uiterste best moeten doen om heel dicht bij de mensen te komen waar je het voor doet. Traditioneel bezien was dat bij een volkspartij als de PvdA niet zo ingewikkeld, net omdat alle lagen van de samenleving erin vertegenwoordigd waren. Hoe anders is dat nu?
Je kunt geen congres bezoeken, geen zeepkist beklimmen of het verwijt klinkt dat de arbeider niet in de zaal zit. Veelal wordt dit gecounterd met de pseudo-intellectuele claim dat de arbeider niet meer bestaat, of dat we niet de enige partij zijn waarin de arbeider in mindere mate vertegenwoordigd is dan vroeger. En gaat het over armoede, dan gaat het over de grootouders die het niet breed hadden. Ik wil maar zeggen: armoede tegenkomen in eigen kringen is veelal onbestaande. Het zijn tekenen aan de wand die naar iets veel diepers verwijzen.
Mijn weerwoord op de afwezigheid van de arbeider is steevast hetzelfde: heb ik je tegengehouden om een arbeider mee te nemen naar de bijeenkomst? Ik dacht het niet. Maar vanwaar de tendens om deze constatering bij de partijleiding of de medewerkers van het wetenschappelijke bureau te leggen zonder zelf aan de slag te gaan? Zou het niet eigen mogen zijn aan een volkspartij dat de leden ervan mee verantwoordelijk geacht worden voor de vertegenwoordiging van allen? Ik vind van wel.
Daarbij zou het kunnen dat er minder arbeiders zijn, maar we zijn toch niet partij van de arbeiders? We zijn de partij van de arbeid, en ik weet één ding zeker: heel veel mensen werken vandaag de dag onder slechte arbeidsvoorwaarden, voor zover ze die al hebben. Kijk bijvoorbeeld naar de zorg of het onderwijs. Beide fantastische sectoren waarin je belachelijk veel geld kunt verdienen, zolang je maar niet aan het bed of voor de klas gaat staan. Probeer er vooral bestuurder of toezichthouder van te worden, is mijn cynische advies.
Ik wil maar zeggen: we zijn het misschien niet helemaal kwijt, maar we zijn wél wat kwijt. Dat merk ik ook aan de discussie omtrent bestaanszekerheid. Ook ik heb kunnen genieten van de kansen die de huidige samenleving biedt, en dat heeft ervoor gezorgd dat ik mezelf de dag van vandaag bestaanszeker kan noemen. En weet u wat? Ik ervaar die bestaanszekerheid niet als een probleem.
Anders was het toen ik in bestaansonzekerheid leefde. Dat ervaarde ik wél als een probleem, elke dag opnieuw. Het kan een detail lijken, maar bestaanszekerheid is een belofte terwijl bestaansonzekerheid een politieke en maatschappelijke opdracht is om iets te veranderen in het leven van vele mensen. Het is behoud tegenover verandering.
De brokstukken van het Rijk
Hebben we het over bestaanszekerheid, dan hebben we het meestal over geld en dus inkomen. Hebben we het over bestaansonzekerheid, dan gaat het over heel veel meer dan die enge invulling. Bestaansonzekerheid gaat om onzekerheden met betrekking tot wonen, slechte toegang tot zorg en onderwijs, een onveilige en ongezonde leefomgeving, slechte arbeidsvoorwaarden en een slechte inkomenspositie, de ervaring van racisme en discriminatie en noem maar op. Allemaal zaken die je in een bredere en offensievere agenda omtrent bestaansonzekerheid kunt stoppen.
Bestaanszekerheid als agenda ademt iets heel anders uit: hoe voorkomen we dat de bestaanszekeren niet bestaansonzeker worden? Wat volgens mij in het verlengde ligt van de ‘eerst moet alles kapot pas dan gaan we het fixen-logica’. Oftewel, pas actie ondernemen als bestaanszekeren geraakt worden. Ook daar zie ik de tragiek van de sociaal-democratie in. Want blijkbaar dringen problemen maar echt door, en winnen ze pas aan urgentie, wanneer de middenklasse in het gedrang komt. Nabijheid is in vele opzichten een raar ding.
Als je iets kwijt ben, kan je het met goed zoeken wellicht terugvinden. Wil je een brede volkspartij zijn waarin men zich herkent, dan is de vertegenwoordiging van alle groepen in de samenleving onontbeerlijk. Dan zal je naast oog hebben voor sociaal-culturele diversiteit ook sociaaleconomische diversiteit hoog in het vaandel moeten dragen. Een paar meer witte T-shirtdragers kunnen dan wellicht helpen. Hen niet aanspreken op hun klederdracht maar bijstaan in het verwezenlijken van hun idealen – die in een ver verleden ook door jou doorleefd werden - vermoedelijk evengoed.
In het vorige S&D-nummer beschreven we hoe je dat kunt doen, aan de hand van de casus van de Vlaamse PvdA: quota, actief werven en extra ondersteunen van lager geschoolden bijvoorbeeld. Het is ongelijk investeren in gelijke kansen op deelname in de partij en haar vertegenwoordiging. Al is de opdracht veel breder. Het schrijven van pseudo-intellectuele stukjes in de krant over de koers van links is verheven geraakt tot de nationale partijhobby. Dat kan geen kwaad, maar het is ruim onvoldoende en gaat weeral voorbij aan de mensen waarvoor we het doen.
Ikzelf geloof er niet in dat we van ‘het systeem’ snel verandering kunnen verwachten. Ten eerste hebben de systeempartijen en hun bestuurders dan wel toezichthouders daar geen baat bij. Ten tweede is de marktrot op vele van onze sociale grondrechten te diep doorgedrongen. Dat zie je aan het werk dat wethouders in toenemende mate uitvoeren: het opkuisen van de liberale brokstukken van het Rijk. Het is werk met de voeten in de modder dat meer verschil maakt in het leven van onze bestaansonzekere medeburgers dan welk stukje over de koers van links ook. De linkse strijd moet terug een straatstrijd worden.
Veel van onze wethouders laten zien dat het anders kan: Gijs van Malsen die in Rijswijk een nieuwe vorm van ondersteuning voor de meest kwetsbaren opzet, Mark Lauriks die in Arnhem de schulden van twee flats aan het opkopen is, Martijn Balster die in Den Haag de bouw van sociale woningen in korte tijd heeft opgevoerd tot 30%, Carine Bloemhoff die in Groningen de basisbanen heeft ingevoerd en tot slot Marjolein Moorman die in Amsterdam familiescholen heeft opgezet en mede verantwoordelijk is voor een spectaculaire daling van het aantal uithuiszettingen. Zij zijn het niet kwijt.
Het boeit me voor geen meter
Wat bovengenoemde wethouders gemeen hebben: zij zien bestaansonzekerheid als probleem. Zij zwemmen tegen de stroom in en dat doen veel andere wethouders van zowel PvdA als GroenLinks evengoed. Denk bijvoorbeeld aan Guido van Vulpen in Wageningen en Nadya Aboyaakoub-Akkouh in Amersfoort. Kunnen we van hen verwachten dat ze dit alleen doen en uitdragen? Nee.
Ook van onze leden die op congressen fulmineren dat de arbeider niet aanwezig is en die denken dat ze wel even weten wat bestaansonzekerheid is kunnen we meer verwachten. Van onze veelal hoogopgeleide jongeren evengoed. En van onze ruim bestaanszekere ouderen net zo goed. Er komt mede door de linkse samenwerking een stroom op gang van een nieuwe generatie die in de toekomst onnoemelijk veel te herstellen heeft. Zij verdienen het om ondersteund te worden en de toekomstige koers van de partij te bepalen. Met oog voor de mensen waar we het voor doen.
Hierin schuilt een opdracht voor onze oudere generatie. Een mentorprogramma waarbij de focus ligt op het uittekenen en realiseren van de door jongeren gewenste koers lijkt me het minste wat zij kunnen teruggeven aan de partij die zoveel voor hen betekend heeft. Ik heb het tijdens mijn WBS-tijd uitentreuren herhaald: als je het anders wilt doen, dan moet je het anders doen en dan hoort daar de ietwat ongemakkelijke vraag bij of je het nog met dezelfde mensen moet doen. Er is nu eenmaal een tijd geweest en er gaat vanzelfsprekend een nieuwe tijd komen. Zo ook voor mij.
Mijn verhaal eindigt bij de politieke ledenraad van zaterdag 23 november 2024. Voor de dagafsluiting door onze partijvoorzitter hield ik onze leden een spiegel voor met betrekking tot armoede. Het was een voorproefje van mijn theatertour die in het voorjaar van 2025 begint. Nadien kwam er een typisch vergrijsde bestaanszekere PvdA’er naar me toe. Hij viel maar meteen met de deur in huis: voor een derde was hij het niet eens met het werk dat ik voor de Wiardi Beckman Stichting deed. Ik antwoordde dat het mij voor geen meter boeit wat hij vindt. Sommigen denken de oplossing te zijn, maar in wezen zijn ze hét probleem.
Ik draag het stokje over en kijk terug op een uiterst boeiende periode. Ik heb het voorrecht gehad om met geweldige mensen te mogen samenwerken en om geweldige mensen te mogen ontmoeten. Ik geloof in links als een kracht voor de toekomst en heb, hoe klein ook, getracht daar een steentje aan bij te dragen. Ik heb me binnen en buiten de WBS hard gemaakt voor onze democratische idealen en zal dat buiten de WBS ook blijven doen.
Daarbij houd ik een constatering van voormalig vicepresident van de Verenigde Staten Al Gore in gedachten. Hij meende dat hij als ‘influencer’ meer voor het klimaat heeft betekend dan als vicepresident. Influcencer wil ik niet worden en zal ik ook nooit worden. Maar mijn strijd tegen armoede én die voor het betrekken van de meest kwetsbaren in onze samenleving gaat verder. Een strijd die ik voer met een wit T-Shirt aan.