In politieke debatten gaat het er niet altijd even zachtzinnig aan toe. Dat heeft ermee te maken dat politici niet zozeer elkaar maar vooral een breder publiek proberen te overtuigen en komt ook doordat er weinig tijd en ruimte is voor nuance. Maar sinds de opkomst van populisten in onze politieke arena lijkt soms echt alle redelijkheid weg. Een analyse van de verkiezingsdebatten op radio en tv in 2021 en 2023.
Bart Garssen & Menno Reijven
Beiden zijn verbonden aan de leerstoelgroep Taalbeheersing, argumentatietheorie en retorica van de Universiteit van Amsterdam
Tijdens een bijeenkomst van het Europese Parlement in 2003 wijst Martin Schulz de daar aanwezige Silvio Berlusconi op de langzame vooruitgang die Italië boekt als het gaat om Europese juridische maatregelen tegen belangenverstrengeling. Berlusconi reageert hierop met een inmiddels berucht geworden opmerking: ‘Ik ken een producent in Italië die een film maakt over nazi-concentratiekampen. Ik zou jou willen voorstellen voor de rol van kapo. Je zou perfect zijn!’ Schulz reageert woedend en later zal Berlusconi telefonisch zijn excuses maken. Maar het kwaad is dan al geschied.
Dat rechtse politici niet het monopolie hebben op dergelijke persoonlijke aanvallen bewijst Schulz zelf. Wanneer het socialistische parlementslid Erik Meijer stelt dat meer landen ‘nee’ tegen de grondwet hadden gestemd als ze net als Nederland ook een referendum over de Europese grondwet hadden gehouden, beschuldigde Schulz hem van het beoefenen van het nationaal-socialisme: ‘Du verkaufst reintheoretischen Quatsch. Ist das holländischer Nationalsozialismus?’
In beide gevallen is er sprake van een onredelijke persoonlijke aanval, een drogreden die in de argumentatietheorie het argumentum ad hominem wordt genoemd. In de politiek komen dergelijke drogredenen vaak voor, net als in andere sferen waar wordt geargumenteerd overigens. Het verraderlijke van de drogredelijke persoonlijke aanval zit in het feit dat het vaak juist ook relevant is om persoonlijke eigenschappen van een politicus te bespreken.
De vraag is of er de laatste jaren, met het opkomend populisme, iets is veranderd. Er wordt vaak gewezen op de verruwing van het debat in de buitenlandse en Nederlandse politiek. Valt er ook iets te zeggen over het gebruik van drogredenen met de opkomst van de populistische politiek? Wij kijken kritisch terug op de verkiezingsdebatten op radio en tv in 2021 en 2023.
Argumentatietheorie
Eerst maar de theorie. Argumentatie, discussie en debat veronderstellen een redelijke opstelling, gegeven de context waarin dit plaatsvindt. Discussies zijn idealiter gericht op het oplossen van een verschil van mening door middel van argumentatie. Discussianten gaan in een argumentatieve discussie na in hoeverre een standpunt bestand is tegen kritiek. In dit proces is er een partij die het standpunt verdedigt en een partij die het standpunt aanvalt met kritische vragen en tegenargumenten. Het verschil van mening is opgelost als alle partijen hun argumenten hebben kunnen delen en als de partijen het eens zouden moeten zijn over de uitkomst ervan. De voorstander wint als die alle kritiek van de tegenstander heeft kunnen weerleggen en de tegenstander wint als niet alle kritiek door de ander weggenomen kan worden.
Ook in verkiezingsdebatten speelt argumentatie een centrale rol. Al snapt iedereen dat de deelnemers er niet direct op uit zijn om het verschil van mening in die debatten op te lossen, verwachten we dat ook die argumentatie redelijk is. Een belangrijke eigenschap van dergelijke debatten is dat er een discussie is tussen de partijen, maar dat men in feite niet elkaar maar een heel ander publiek tracht te overtuigen: de kijker of luisteraar.
Een redelijke discussiebijdrage is een constructieve stap op weg naar de oplossing. In de argumentatietheorie is een model opgezet waarin tien regels zijn opgenomen die in acht moeten worden genomen bij het voeren van een redelijke discussie. Wie een discussieregel overtreedt doet een onredelijke discussiezet die de oplossing van een verschil van mening in de weg staat: een drogreden. De oplossing van een verschil van mening kan op allerlei manieren door de partijen bemoeilijkt worden. Dat kan meteen aan het begin van een discussie gebeuren, als de partijen hun standpunten naar voren brengen, in het midden van de discussie als argumenten naar voren worden gebracht, maar ook wanneer conclusies worden getrokken.
Volgens de eerste discussieregel, ook wel ‘vrijheidsregel’ genoemd, mogen deelnemers aan een discussie elkaar niet beletten om standpunten naar voren te brengen. Het genoemde argumentum ad hominem vormt een overtreding van deze regel. Met de persoonlijke aanval wordt het karakter, de expertise of geloofwaardigheid van de andere partij in twijfel gesteld en daarmee belet men de ander om een standpunt te naar voren te brengen.
Zoals gezegd is niet elke persoonlijke aanval meteen drogredelijk: zulke aanvallen kunnen relevant zijn voor het debat. Juist in verkiezingsdebatten nemen de politici elkaar de maat en zullen proberen aan te tonen dat ze minder geschikt of zelf ongeschikt zijn als kandidaat. Dat is de politieke realiteit en er is in principe niets mis mee. Iemand kan best in sterke bewoordingen te kennen geven dat wat de ander zegt niet juist is.
‘Dit is pure kletspraat’ zegt Timmermans tegen Yeşilgöz, als deze zegt dat de belastingplannen van de PvdA ertoe zullen leiden dat het spaargeld van middengroepen eraan gaat. Timmermans noemt Wilders een wolf in schaapskleren omdat hij vermoedt dat ideeën die ‘tijdelijk in de ijskast worden gezet’, er nog tijdens de regeringsperiode uitgehaald zullen worden. Deze beweringen zijn uiterst relevant voor het publiek om te bepalen of ze inderdaad op hun voorkeurskandidaat willen gaan stemmen. Een persoonlijke aanval die bedoeld is om de ander in diskrediet te brengen en daarmee de mond te snoeren is daarentegen wel problematisch: deze voegt niets toe aan de inhoudelijke discussie om te bepalen wie de beste kandidaat is.
Populistische debatstijl
Wat weten we van de retoriek van populistische politici? Duidelijk is dat de populistische debatstijl zich onderscheidt door een aantal in het oog springende kenmerken. Die retoriek is nationalistisch, anti-elitair en vertoont een sterke nostalgische hang naar een geïdealiseerd verleden. Een andere typische eigenschap van het populisme is de aandacht voor de ‘wil van het volk’. Populisten presenteren het volk, en de wensen en voorkeuren van het volk, als het allerbelangrijkste criterium voor besluiten. Dat betekent dat de populist weet wie ‘het volk’ is, en wat de behoeften en wensen van dat volk zijn. Dit impliceert ook dat de andere politici niet echt weten wat ‘het volk’ wil, of dat ze de behoeften van ‘het volk’ niet op de eerste plaats stellen. Met die laatste aanname hangt ook de geclaimde problematische relatie tussen burgers en overheid samen.
Verder is een eigenschap van populistische retoriek het tot crisis verklaren van problemen terwijl die om zorgvuldig en politiek verantwoord beleid vragen. Een crisis noopt tot directe en effectieve actie, terwijl de traditionele politiek als sloom ineffectief en besluiteloos bestempeld wordt. Zulke zetten kunnen effectief zijn om iemand de mond te snoeren, zonder de discussie op de inhoud te voeren.
We zien deze elementen terug in de volgende inmiddels bekende aantijgingen van Geert Wilders aan het adres van Frans Timmermans. In het SBS 6-debat van 16 november 2023 gaat het op een gegeven moment om de bestrijding van de armoede in Nederland. Nadat een mevrouw uit het publiek aan het woord is geweest over haar ervaringen met armoede en met name over de eigen bijdrage, wendt Wilders zich tot Timmermans: ‘Ik wil het niet persoonlijk maken, maar u staat hier nu met een wachtgeld van € 15.000 per maand, dat is wat u krijgt van de Europese Commissie, en die mevrouw die kan € 385 niet betalen. En u zegt laten we even wachten met dat geld. Die mevrouw kan niet wachten. Die moet nu dat geld hebben. En dat de leider van de sociaal-democraten niet zegt we gaan morgen dat eigen risico afschaffen, dat is een schande. U hebt het contact met de werkelijkheid totaal verloren.’
In deze persoonlijke aanval zien we de typische populistische kenmerken terug. Timmermans heeft geen idee wat er onder het volk speelt. Hij is elitair, heeft zelf genoeg geld en is niet in staat om direct in te grijpen als dat nodig is. Deze aanval is ook een voorbeeld van het argumentum ad hominem. Timmermans wordt de mond gesnoerd en heeft geen recht van spreken in deze discussie. Maar het feit dat Timmermans wachtgeld ontvangt, doet helemaal niet ter zake in de discussie over het eigen risico, hoe hoog dat wachtgeld ook moge zijn. Daarnaast wordt de positie van Timmermans een schande voor de sociaal-democratie genoemd, wat ook een overtreding is van de ‘vrijheidsregel’. Opmerkelijk is dat Wilders zelf al aangeeft dat hij niet persoonlijk wil worden, maar het dan vervolgens wel doet. Daarmee geeft hij de onredelijke aanval toch de schijn van redelijkheid mee.
Dit roept sterke herinneringen op aan de verkiezingsdebatten van 2021, waarin Wilders zijn politieke tegenstanders stelselmatig persoonlijk aanvalt. Neem bijvoorbeeld de volgende reactie van Wilders op Sigrid Kaag: ‘97% van de CO2-uitstoot komt van de natuur, komt helemaal niet door de mens. We gaan daar heel veel voor betalen en ik voorspel u, de gewone man, de gewone man gaat die prijs betalen. Niet mensen als… Met alle respect, mevrouw Kaag, hè, als Henk en Ingrid het, om ze zo nogmaals te noemen, stel dat die nou allemaal die lasten van u, nog een keer op vakantie willen dan krijgen ze van u een vliegtaks. Maar zelf vliegt u de halve wereld rond. Ik ben eens nagegaan, mevrouw Kaag, hoeveel heeft u vanaf dat u minister bent in 2017, hoeveel heeft u gevlogen? U heeft 178.000 kilometer gevlogen. Dat is vierenhalf keer de wereld rond. Vierenhalf keer de wereld rond. Het zou me niets verbazen – van internationale zaken, excuses – maar vierenhalf keer de wereld rond gevlogen en het zou me niet verbazen als Schiphol de Kaagbaan naar u vernoemd heeft. U vliegt, u bent de absolute recordhouder op Schiphol als het gaat om vliegen, en het is hypocriet want die gewone man die kan dat dadelijk niet meer vanwege uw klimaatobsessie.’
Opnieuw is er een tegenstelling tussen volk en elitaire bestuurders. De elitaire bestuurder heeft het goed voor elkaar en heeft geen contact met het volk. De argumentatie gaat in feite volledig voorbij aan de inhoudelijke kant van het debat. In de persoonlijke aanval doet Wilders het voorkomen alsof Kaag zich persoonlijk eigenlijk helemaal niet bekommert om het klimaat en ook niets geeft om de gewone burger. Kaag wordt gepresenteerd als inconsistent en hypocriet, en de vermeende afstand tot het volk wordt op verschillende manieren benadrukt.
Tot nu toe hebben we het alleen over het argumentum ad hominem gehad. Die drogreden zien we in populistische debatbijdragen dan ook regelmatig terugkeren. Maar er zijn ook andere drogredenen die populisten regelmatig begaan. Een bekende discussieregel luidt: wie beweert, moet bewijzen. Deze discussieregel stelt dat ieder die een standpunt naar voren brengt, dit standpunt ook moet kunnen verdedigen als daarom wordt gevraagd. Deze regel wordt vaak overtreden met verdedigingspogingen waarin wordt gezegd dat het ‘gewoon zo is’ of dat ‘het gewoon waar is’.
In de verkiezingsdebatten zien we daarnaast ook vaak typisch populistische beweringen voorbijkomen die in hun algemeenheid en onbepaaldheid in feite niet te bewijzen zijn. Een voorbeeld van zo’n bewering is ‘We raken ons land kwijt’. Soortgelijke beweringen zijn: ‘de PvdA geeft Nederland helemaal weg’ of ‘Brabant dreigt één groot asielzoekerscentrum te worden’. ‘Mensen voelen zich een vreemde in eigen land.’ Het zijn allemaal waarschuwingen die duidelijk maken dat er direct ander beleid nodig is. Het retorische voordeel van dergelijke beweringen is dat ze zo algemeen zijn dat de toehoorder er zich al snel in kan vinden. Iedereen kan er immers een eigen interpretatie van maken. Het probleem is echter dat dit soort algemene uitspraken zeer moeilijk te toetsen zijn. In de argumentatietheorie wordt deze drogreden het immuniseren van een standpunt tegen kritiek genoemd. Je gebruikt zulke algemene bewoordingen dat het niet mogelijk is om de aanvaardbaarheid van je uitspraak te controleren en daarmee ontduik je de bewijslast.
Hoe reageren?
Het is heel makkelijk om achteraf en vanaf de zijlijn te wijzen op allerlei drogredenen en discussiefouten in het debat. Bovendien werkt het format van de meeste verkiezingsdebatten onredelijke bijdragen in de hand. Politici mogen van de gespreksleider ‘in verband met de tijd’ niet meer reageren op onredelijke uitspraken. Als het gaat om drogredenen blijken populisten die vaak op dezelfde manier in te zetten. Het herkennen daarvan is een belangrijke eerste stap om dit soort onredelijke discussiebijdragen te kunnen pareren.
Maar wat verder te doen met bijvoorbeeld die persoonlijke aanvallen? Er zijn mensen die zeggen dat je ze beter kunt negeren. Het andere uiterste is om de tegenstander met precies dezelfde (onredelijke) middelen te bestrijden. Van geen van deze opties zijn we voorstanders, of in elk geval meestal niet. Soms is het beter om een drogreden maar te laten begaan. Met gelijke munt terugbetalen is toch niet verstandig. Je gaat dan mee in het onredelijke gedrag van je tegenstander waarmee het debat in een scheldpartij kan ontaarden. Andere deelnemers aan het debat zullen hun voordeel daarmee doen zichzelf als de redelijke derde presenteren (twee honden vechten om een been).
Uit een groot onderzoek naar de perceptie van drogredenen door taalgebruikers blijkt dat mensen over ter wereld de discussiezetten die we in de argumentatietheorie drogredenen noemen ook daadwerkelijk onredelijk vinden.[1] Dat geldt in belangrijke mate ook voor het argumentum ad hominem. Verder bleek dat mensen redelijke argumentatie, vrij van drogreden, overtuigender vinden. Met die kennis is het achterhoofd is het beter om de onredelijkheid juist wel expliciet te benoemen en aan te geven dat wat er zojuist is gezegd niet door de beugel kan. Uiteraard zonder ingewikkelde Latijnse terminologie, maar wel met uitleg dat je best persoonlijk mag worden, maar geen karaktermoord mag plegen. Uiteindelijk zul je als politicus de ruimte moeten creëren om je tegenargument te presenteren waarin de ongefundeerde populistische aannames en onredelijkheid van de persoonlijke aanval van de tegenstander aan het licht komen.
Noot
[1] Van Eemeren, F., Garssen, B. & Meuffels, B. (2009). Fallacies and judgments of reasonableness: empirical research concerning the pragma-dialectical discussion rules. Dordrecht: Springer.