In het Volkskrant Magazine van 22 juni 2019 stond een reportage over hoogopgeleide vluchtelingen die in Nederland niet in hun vakgebied aan het werk kunnen. Twee plastisch chirurgen, een nierarts, een huisarts, een dierenarts, een verpleegkundige, een kaakchirurg en twee hematologen vertelden hun verhaal.
Rode draad in alle verhalen is dat geen van hen, ook al wonen ze al jaren in Nederland, werkzaam is in het vak waarvoor ze zijn opgeleid. Ze moeten jaren studeren om hun vaardigheden erkend te krijgen. Het is logisch dat elders behaalde diploma’s hier gecheckt worden en dat ontbrekende onderdelen moeten worden bijgespijkerd. Maar er lijkt geen sprake van een samenhangend beleid. De eisen lopen uiteen (van afgestudeerden uit een Europees Economisch Regiogebied worden de diploma’s erkend, degenen uit andere landen moeten verschillende kennis- en vaardigheidstoetsen afleggen) en de criteria om te slagen zijn soms niet duidelijk. Ook de faciliteiten verschillen per gemeente. De ene gemeente staat studeren met behoud van uitkering toe, in de andere wordt een tegenprestatie voor de uitkering gevraagd, zoals folders rondbrengen.
De verhalen schetsen een beeld van mensen met een enorme veerkracht die alles op alles zetten om zichzelf te kunnen bedruipen. In een baan onder hun kunnen of door voor zichzelf te beginnen, bijvoorbeeld met een snackbar, bed and breakfast en restaurant.
Tegelijkertijd is er in de zorg sprake van personeelstekorten. De instroom van bijvoorbeeld verpleegkundigen, tandartsen en huisartsen is onvoldoende. In 2018 gaven het ministerie van VWS en de Landelijke Huisartsen Vereniging (LHV) opdracht de bestaande en te verwachten tekorten aan huisartsen in kaart te brengen, de oorzaken te analyseren en mogelijke oplossingen aan te dragen. In dit rapport1 wordt geconstateerd dat er grote regionale verschillen zijn. Met name in Zeeland is de situatie penibel. De werkdruk is hoog, maar extra collega’s zijn niet voorhanden; huisartsen die met pensioen gaan kunnen vaak geen opvolger vinden. Er worden verschillende voorstellen gedaan om de knelpunten op te lossen: een hogere beloning, het bieden van werk aan de partner, een verplichte tijdelijke vestiging. Maar de onderzoekers verwachten van geen van de aanbevelingen erg veel heil.
In dat licht is het verhaal van de 44-jarige Tahir Mugne wel heel erg wrang. Hij had in Somalië een eigen gezondheidscentrum waar hij als huisarts werkte. In Nederland werkt hij als hulp in een verzorgingshuis. Om als arts aan de slag te kunnen, moest hij twee jaar fulltime studeren. In dat geval zou de gemeente zijn uitkering stopzetten. Waar hij woont? In Zeeland.
Ik kan me voorstellen dat kleine Zeeuwse gemeenten niet in staat zijn om te investeren in een tweejarige studie, ook al is het in het belang van de inwoners van diezelfde gemeente. En ook al verdient het zich op de langere termijn terug. Maar dan zou het ministerie van VWS de bal moeten oppakken. VWS is verantwoordelijk voor een goede spreiding van huisartsen over het hele land. De reportage in Volkskrant Magazine doet vermoeden dat er onder de artsen met een in het buitenland behaald diploma een grote zeer gemotiveerde groep is die met een relatief kleine investering aan de slag zou kunnen. Het lijkt mij de moeite waard om hier beleid op uit te zetten. Voor de zorg als geheel en voor de betrokken artsen zelf.
- 1Nivel-prismant rapport ‘Balans in vraag en aanbod huisartsenzorg’, november 2018