Camiel Hamans en Jan Marinus Wiersma schrijven voor de WBS een maandelijks blog over de Europese Unie en buitenlandse politiek. In deze laatste aflevering van hun blogserie bespreken ze de Russische inval in Oekraïne.

Door: Jan Marinus Wiersma en Camiel Hamans
Zijn research fellow bij de WBS, Jan Marinus  Wiersma is Senior Associate Fellow bij Clingendael; Camiel Hamans is oud-directeur van de Anne Vondeling Stichting.

Naderhand weet iedereen het altijd beter. Zeker politici en politieke analisten uit Centraal Europa die het Westen de les proberen te lezen. Zij houden ons nu om het hardst voor dat we de Russische inval in Oekraïne niet hebben zien aankomen. Dat was toch te verwachten van een zo gewelddadig land als Rusland, verwijten ze ons, West-Europaese naïevelingen. Al vanaf Ivan de Verschrikkelijke, Peter de Grote en Catharina II was Rusland niets anders dan een op expansie en onderdrukking gerichte macht. Onder de communisten is dat niet anders geweest. Vanaf de communistische staatsgreep door Gottwald in Praag in 1948, de Volksopstand in Berlijn van 1953, de Hongaarse Opstand van 1956 tot aan de Praagse lente van 1968 en zelfs de Solidariteitsstaking in Gdansk van 1980 hebben de Russen steeds met inzet van de krijgsmacht kritiek en het streven naar vrijheid proberen te smoren.

Koude Oorlog
Deze opsomming klopt en daarom waren West-Europa en de Verenigde Staten in die jaren ook zo bezorgd voor hun eigen veiligheid dat ze in NAVO-verband de Russen met gelijkwaardige dreiging in bedwang probeerden te houden, maar wel op afstand. Het ging immers om optreden van de Russen in hun eigen invloedssfeer. De Russische inval in Afghanistan in 1979 en de daarop volgende tien jaren van oorlog waren anders. Het was de eerste keer na de Tweede Wereldoorlog dat de Russen het zwaard opnamen buiten het gebied dat zij als hun directe en indirecte territorium zagen. Voor de Amerikanen, die in de Koude Oorlog volstonden met dreigen, was dit aanleiding om hun afzijdigheid deels op te geven: zij bewapenden de Taliban die vervolgens de Russen in een afmattingsoorlog begin 1989 wisten te verdrijven.

 

navo
Rechts NAVO-secretaris-generaal Jens Stoltenberg van de NAVO. Links en in het midden de Russische onderministers van Defensie en Buitenlandse zaken, kolonel-generaal Alexander Fomin en Alexander Grushko (Beeld: NAVO).

Gedeelde veiligheid
Vlak erna viel, volkomen onverwacht, de Berlijnse Muur, hetgeen niet alleen het begin werd van de Duitse hereniging maar ook van een periode van ontspanning tussen Oost en West. Optimisme heerste alom. De planeconomie van de Russen en hun Warschaupactvrienden was in elkaar gestort. Daarvoor in de plaats kwam de markt en die bracht, werd gedacht, automatisch liberale vrijheden met zich mee. De uitkomst zou zijn dat welvaart de blokken, die zo lang tegenover elkaar gestaan hadden, naar elkaar toe zou brengen. Daar leek het ook lange tijd op. Welswaar leidde de economische shocktherapie die een aantal van de regeringen in de voormalige Oostbloklanden op instigatie van westerse economen toepasten tot een immense tweedeling, tot verlies van zekerheden en spaartegoeden en tot armoede bij een groot deel van de bevolking. De voorspelling was echter dat deze pijn tijdelijk zou zijn.

Ook politiek leken de oude tegenstanders meer naar elkaar toe te groeien. In 1994 sloten de Europese Unie, Rusland en de Nieuwe Onafhankelijke Staten (NOS), die toen nog geen EU-lid waren, een Partnerschaps- en Samenwerkingsovereenkomst (PSO) die tot doel had een politieke dialoog op gang te brengen die moest leiden tot het versterken van de democratie,  de markteconomie en investeringen in de landen van het oude Warschaupact. Rusland trad in 1996 als 39e lid toe tot de Raad van Europa, erkende daarmee de jurisdictie van het Europees Hof voor de rechten van de Mens en het daaraan ten grondslag liggende Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Hoewel de Russische leider Gorbatsjov zich ten tijde van de Duitse hereniging in 1990 op het standpunt had gesteld dat het nieuwe Duitsland geen lid mocht worden van de NAVO, speculeerde hij, toen hij voor dit idee geen steun kreeg, erop dat Rusland wellicht te zijner tijd zelf lid kon worden van het  Atlantische militaire bondgenootschap. Alles wees erop dat het oude Rusland niet meer bestond en dat er, ondanks de economische en politieke chaos die onder Gortbatsjovs opvolger Jeltsin de overgangstijd markeerde, een meer op westerse democratische landen lijkend Rusland in aantocht was. PvdA-buitenlandspecialist Maarten van Traa sprak niet voor niets in een Kamerdebat in 1997 over een met Rusland ‘gedeelde veiligheid’. 

Poetin tijdens een tv-toespraak na de Russische inval in Oekraïne.
Poetin tijdens een tv-toespraak na de Russische inval in Oekraïne.

Politiek krediet
Boris Jeltsin droeg in 1999 de macht over aan Vladimir Poetin die, hoewel hij meteen de chaos aanpakte maar tegelijkertijd ook begon de macht van de oligarchen en de vrije pers te breken, ten opzichte van het Westen niet een wezenlijk andere koers voer. In 2002 stond hij mede aan de wieg van de NAVO-Rusland Raad, die door geregelde consultaties leidde tot samenwerking op civiel en militair gebied. Die positieve houding veranderde in 2007 toen Poetin op een trans-Atlantische veiligheidsconferentie in München een rede hield waarin hij voortborduurde op een opmerking die hij al twee jaar eerder had gemaakt, namelijk dat de ineenstorting van de Sovjet Unie de grootste geopolitieke tragedie van de eeuw is geweest. In de rede claimde hij voor Rusland een nieuwe plaats als wereldmacht. Aan de unipolaire wereldheerschappij van de Amerikanen diende een eind gemaakt te worden.

In de dagelijkse buitenlandpolitiek van Rusland veranderde er echter niet meteen iets. Daarom werd Poetins rede aanvankelijk meer als een uiting van onvrede en van onderhuids ressentiment gezien dan als een nieuw politiek program. Dat veranderde in 2008 toen Georgië en Oekraïne op aandringen van de Amerikaanse president George W. Bush uitzicht op een NAVO-lidmaatschap werd geboden. Onhandige, te uitdagende reacties van de Georgische president Saakasjvili op een Russische dreiging leidde tot een inval in zijn land. De wereld reageerde weliswaar verontwaardigd, maar kon niet ontkennen dat de Georgische leider zijn hand overspeeld had. Dat werd anders in 2014 toen de Russen zonder enige directe aanleiding het Oekraïense schiereiland De Krim bezette en een oorlog in het oosten van Oekraïne stimuleerde. Het politieke krediet dat een gevolg geweest was van de ontspanning na de Val van de Berlijnse Muur en dat de Russen tot ongeveer de jaren 2010 genoten hadden, verdween.  Dat betekende echter nog niet dat men Poetin meteen ging zien als een gewelddadig oorlogshitser.

Rationaliteit
Het merendeel van de politieke analisten bleef uitgaan van de redelijkheid van het Russische regime. Moskou en Sint Petersburg zijn moderne steden met winkelcentra die gebaseerd zijn op westerse modellen en die deze in luxe overtreffen. Dat zou de Russische leider toch niet in de waagschaal willen stellen? Daarnaast zijn de EU en Rusland elkaars belangrijkste handelspartners. Misschien dat Vladimir Poetin wel Europa in de kou zou durven zetten, maar hij zou toch de Russische burgers  geen lege schappen kunnen aandoen. De Russische schatkist draait op inkomsten uit olie en gas. Net zoals Europa de Russische fossiele brandstoffen nodig heeft, kan Rusland niet buiten de harde westerse valuta. Bovendien had Vladimir Poetin met de inval in en bezetting van een deel van Georgië en de voortdurende oorlog in de Donbas toch al bereikt wat hij wilde, namelijk dat deze twee landen voorlopig geen NAVO-lid konden worden. De NAVO neemt immers geen landen op die in oorlog zijn.

De Russische leider heeft met de inval in Oekraïne echter laten zien dat hij lak heeft aan rationaliteit en redelijkheid. Dat we dat niet hebben voorzien, of beter niet hebben kunnen voorzien of zoals Centraal-Europese collega’s nu claimen, niet hebben willen zien, bewijst dat in West-Europa politiek tegenwoordig niet zozeer als een zaak van emotie, ressentiment of revanche wordt gezien maar eerder als een op Kantiaanse principes gebaseerd ideaal. Dat hier mondiaal, helaas, anders over gedacht wordt impliceert dat we naarstig op zoek moeten naar een nieuwe Ost-Politik. Hoe we zo’n Ost-Politik moeten vormgeven, aan welke voorwaarden deze moet voldoen en welke lessen we hiervoor kunnen trekken uit het Europese verleden zullen wij de komende maanden onderzoeken in een nieuw project voor de WBS.

Dossiers

Voor een thematisch overzicht van al onze artikelen en publicaties, zie onze dossiers