Door de stijgende energieprijzen zijn veel huishoudens in de problemen gekomen, alle energietoeslagen en aangekondigde prijsplafonds ten spijt. Het enige dat op termijn soelaas biedt is een geïsoleerd huis en toegang tot duurzame energie. Maar juist voor lagere inkomens is dat lastig te realiseren, omdat ze vaak huren, omdat voorlichting niet op hen gericht is én omdat veel subsidies voor hen onbereikbaar zijn.
Zo'n vier miljoen Nederlanders zijn niet in staat zelf hun eigen huis te verduurzamen. En lang niet iedereen weet de weg naar de landelijke en gemeentelijke subsidiepotten voor het verduurzamen van hun woning te vinden. Het in december verschenen rapport Ongelijke toegang tot de energietransitie. Laagdrempeliger toegang tot de voorzieningen van de Nationale ombudsman laat zien dat juist huishoudens met een laag inkomen relatief weinig ondersteuning krijgen bij de energietransitie. Het rapport geeft aanknopingspunten voor gemeenten om de toegang tot voorzieningen voor de energietransitie te verbeteren voor alle huishoudens.
Duurzaam doen uit geldnood
De energietransitie was tot voor kort voor veel mensen met weinig geld een ver van hun bed show.[1] Maar nu de kosten voor het verwarmen van woningen in de winter en het verkoelen in de zomer structureel stijgen, komen vooral de lagere inkomens in de problemen.[2] TNO heeft onderzocht dat ruim een half miljoen huishoudens kampt met energiearmoede.[3] Dat is 7% van het totaal aantal huishoudens, waarvan driekwart in corporatiewoningen woont, een achtste in de koopsector en een achtste in de particuliere verhuur.[4]
Uit onderzoek van het SCP blijkt dat veel meer burgers zich zorgen maken over de betaalbaarheid van de energierekening en de toenemende ongelijkheid als gevolg van de stijgende energieprijzen.[5] De meeste Nederlanders hebben geen vast energiecontract meer en zijn sinds 1 januari 2022 geconfronteerd met aanzienlijke prijsverhogingen.
In de landelijke plannen voor de energietransitie signaleert Divosa-voorzitter Erik Dannenberg een nieuwe tweedeling: ‘Mensen met een dikke portemonnee kunnen van alles aanschaffen: warmtepomp, isolatie, zonnepanelen. Mensen zonder financiële buffers halen via Marktplaats een goedkope tweedehands koelkast met energielabel G. Help mensen gericht hun energielasten te verlagen. Alleen geld geven om de gestegen onkosten op te vangen werkt niet. Zorg met isolatie en slimme apparaten dat hun lasten dalen.’[6]
Energiearmoede tegengaan
Deze maand valt voor veel mensen een onbetaalbare eindafrekening van de verbruikte energie in 2022 op de deurmat. De energietoeslag van € 1300 voor huishoudens met een laag inkomen biedt voor hen tijdelijk enig soelaas, maar is geen structurele oplossing voor de hoge energierekening.[7]
Overigens bestaan er grote verschillen tussen gemeenten in de manier waarop zij huishoudens ondersteunen: in veel grote steden krijgt iedereen met een inkomen tot 150% van de bijstandsnorm de energietoeslag, veel kleinere steden en dorpen hanteren 120%. Veel gemeenten geven vouchers waarmee inwoners energiezuinige lampen, douchekoppen en radiatorfolie kunnen krijgen. Andere gemeenten hebben klusteams of fixbrigades die bij mensen thuis komen hiervoor. En bijvoorbeeld Arnhemmers die de energierekening niet kunnen betalen kunnen bovenop de € 1300 energietoeslag nog eens € 250 extra wintertoeslag krijgen vanuit een lokaal energiearmoedefonds van € 10 mln.[8]
Alle goede initiatieven ten spijt zijn er daarnaast snel structurele maatregelen nodig, en dat betekent woningen energiezuiniger maken. We zien ook hierbij aanzienlijke verschillen in de aanpak van gemeenten. Zo zijn er gemeenten die proactief handelen door huis-aan-huis advies te geven. Andere gemeenten bieden vooral hulp aan via een website. Soms is die informatie geschreven op een manier die voor de meeste mensen goed te begrijpen is, maar dat is niet altijd het geval.
Gemeenten kunnen nog veel meer leren van elkaar en op die manier ook de meest kwetsbare groepen bereiken. Het fysieke domein van de energievoorzieningen werkt aanbod-gedreven en lange termijn gericht. Het sociale domein van het welzijnswerk werkt vanuit de sociale behoeften van burgers in nood. Gemeenten zouden de samenwerking tussen deze professionals kunnen stimuleren zodat burgers die het nodig hebben een passend aanbod krijgen om hun woningen te verduurzamen.
Beleid rond energietransitie
Om de energietransitie te versnellen zetten de Europese Unie, de rijksoverheid en gemeenten drie soorten instrumenten in. Ten eerste informatie en bewustwording. Het Rijk is in 2019 gestart met een brede publieksaanpak om burgers bewust te maken van hun eigen rol en hen te stimuleren hun gedrag te veranderen. Gemeenten gebruiken vooral websites om burgers te informeren over de energietransitie.
Ten tweede regelgeving en afspraken. Het Rijk heeft onder meer prestatieafspraken gemaakt met woningcorporaties, waarbij woningen met een slecht energielabel na 2028 niet meer mogen worden verhuurd. Ook is vastgelegd dat huishoudens vanaf 2026 geen nieuwe cv-ketel meer mogen plaatsen. Gemeenten maken onder andere afspraken met corporaties over alternatieve energiebronnen en verduurzaming van woningen.
En ten derde financiële ondersteuning. Het Rijk biedt subsidies en leningen, net als sommige gemeenten. En gemeenten en maatschappelijke organisaties geven ook hulp in natura. De EU stelt ook subsidies beschikbaar voor organisaties, zoals aan de Amsterdamse fixbrigade, die werken aan sociale voorzieningen voor de energietransitie.[9]
Vooral subsidies voor woningeigenaren en hogere inkomens
In alle gemeenten die de Nationale ombudsman heeft bekeken, zijn er verschillende vormen van subsidies en leningen voor de verduurzaming van de woning. Deze zijn echter veelal alleen beschikbaar voor woningeigenaren. De burgers die wonen in (sociale) huurhuizen van woningcorporaties lijken voorlopig aangewezen te zijn op kortetermijnoplossingen gericht op besparen, zoals een energiebox met tips en strips en de energietoeslag.
Uit evaluatie van het subsidiebeleid blijkt dat algemene voorzieningen voor de energietransitie, zoals leningen en subsidies voor warmtepompen en zonnepanelen, vooral de rijkere voorlopers in de energietransitie bereiken, maar niet de achterhoede van huishoudens in energiearmoede.[10] Bovendien bereikt informatie over voorzieningen die gemeenten aanbieden huurders minder goed. Niet iedereen heeft daardoor gelijke toegang tot voorzieningen.
Voorzieningen waarmee mensen op de lange termijn hun energierekening structureel kunnen verlagen, bereiken dus juist niet de mensen die dat het hardst nodig hebben. Deels ligt dat aan kenmerken van de (woonsituatie van) mensen zelf en deels ligt het aan de manier waarop de overheid voorzieningen aanbiedt.
Zowel uit het documentenonderzoek als uit de straatinterviews van de Nationale ombudsman blijkt dat de groep burgers die goed hun weg binnen de gemeente weten te vinden, in veel gevallen ook de groep burgers is die goeddeels zelf in staat is om de noodzakelijke aanpassingen aan de woning te verrichten en te financieren. De groep burgers die nu (verder) in de knel dreigt te komen met het betalen van de energierekening weet informatie over de mogelijkheden die er zijn voor verduurzaming en de voorzieningen die de overheid aanbiedt juist niet goed of helemaal niet te vinden.
Subsidies voor verduurzaming van de woning worden pas wordt uitgekeerd nadat de desbetreffende investering is gedaan. Maar niet iedereen heeft de mogelijkheid om verduurzamingsmaatregelen zoals betere isolatie eerst volledig zelf te betalen, of om het risico te nemen dat achteraf blijkt dat de maatregelen toch niet voor subsidie in aanmerking komen.
Uit een analyse van De Nederlandsche Bank blijkt dat de bestaande regelingen, bedoeld om huiseigenaren te helpen hun huis te verduurzamen, vooral de midden- en hoge inkomens helpen.[11] Voor de lagere inkomensgroepen zijn de regelingen aanzienlijk minder effectief. Huurders hebben minder zeggenschap over de verduurzaming van de woning dan woningeigenaren. Huurders krijgen van de gemeenten vooral informatie over 'tips en strips', terwijl huiseigenaren ook worden geïnformeerd over structurele maatregelen.
Gemeenten proberen wel de transitiemaatregelen steeds meer toe te spitsen op lagere inkomensgroepen, maar deze aanpak stuit soms op gevoeligheden op het gebied van informatiedeling en de privacywetgeving. Om te beginnen is inzicht nodig in welke huishoudens het hardst worden getroffen door energiearmoede. Daarvoor moeten gemeenten weten welke woningen als eerste moeten worden aangepakt, hoe dat het beste kan gebeuren gelet op de kenmerken van de mensen zelf. Lang niet alle gemeenten hebben dit inzicht.
Samenwerking van gemeenteambtenaren en professionals in het fysieke en sociale domein kan helpen om de aandacht te verschuiven van vroeg-signalering naar preventie van energieschulden. Uit de Divosa Monitor Vroegsignalering Schulden blijkt dat in 2021 gemeenten maar een klein deel van de burgers na signalering kunnen bereiken en helpen.[12] Als gemeenten begrijpen waarom mensen de aangeboden hulp niet aanpakken, kan de overheid de aangeboden hulp daar beter op afstemmen.[13]
Het verhaal van de energietransitie wordt regelmatig als een vrij technische aangelegenheid gebracht en daarmee komt de transitie wat meer op afstand te staan in de hoofden van burgers. Veel informatie wordt aangeboden via internet. Dat is niet voor iedereen een toegankelijk medium. Bovendien is de informatie soms ingewikkeld geschreven of is de website zo gestructureerd dat het lastig is om de relevante informatie te vinden. Zowel ontoegankelijk taalgebruik als onduidelijke sites kunnen ervoor zorgen dat niet iedereen zijn weg kan vinden in de beschikbare informatie.
In het ombudsmanonderzoek Met te weinig genoegen nemen vertelden ouderen bijvoorbeeld dat zij moeite hebben met het begrijpen van informatie van de overheid.[14] Vooral wanneer zij laaggeletterd zijn of als ze de Nederlandse taal niet of onvoldoende beheersen. Daarnaast ontbreekt het ze soms aan digitale vaardigheden. Ook bij andere groepen speelt dit. Daardoor is er een risico dat mensen geen gebruikmaken van de voorzieningen waar zij recht op hebben. Hoe meer gemeenten burgers kunnen ontlasten hoe beter een aanpak lijkt te werken, zoals het geval is met de klusteams ofwel fixbrigades.
Een wereld te winnen
Rijk en gemeenten moeten zorgen dat voorzieningen voor de energietransitie alle burgers in gelijke mate bereiken. Nu zijn subsidievoorzieningen vaak beter toegankelijk voor vermogende huiseigenaren dan voor huurders met weinig middelen, kennis en vaardigheden. Veel subsidies en leningen veronderstellen ten onrechte dat mensen de middelen hebben om investeringen voor te financieren.
Veel beleidsaandacht is op dit moment gericht op compensatiemaatregelen, die ook nog eens sterk uiteenlopen per gemeente. Dat is symptoombestrijding en geen oplossing voor de lange termijn. Het kan zelfs prikkels om te gaan verduurzamen verminderen.
Het is noodzakelijk om zo snel en grootschalig mogelijk slecht geïsoleerde én slecht geventileerde woningen aan te pakken. Gemeenten hebben daarvoor in de eerste plaatst inzicht nodig in de samenstelling van het woningbestand en moeten weten welke inwoners het meest kwetsbaar zijn. Daardoor kan de gemeente prioriteiten stellen en ook gericht proactief hulp bieden. Gemeenten kunnen van elkaar leren hoe ze het aanbod-gedreven fysieke domein van de energievoorzieningen beter kunnen laten samenwerken met het sociale domein van de welzijnswerkers. Burgers die de hulp het hardst nodig hebben, krijgen dan sneller een passend hulpaanbod om hun woningen te verduurzamen.
Deze bijdrage schreef Meike Bokhorst als projectleider armoede bij de Nationale ombudsman op basis van het rapport van de Nationale ombudsman ‘Ongelijke toegang tot de energietransitie. Laagdrempeliger toegang tot de voorzieningen’.
Noten
[1] Movisie (2019). De sociale opgave van de energietransitie, p. 3.
[2] De Telegraaf (2022). Rabobank verwacht nog jarenlange hoge gasprijzen, 14 oktober 2022.
[3] Energiearmoede raakt huishoudens die wonen in huizen die niet goed geïsoleerd zijn, die hoge energiekosten en een laag inkomen hebben. Als hun energiecontract afloopt krijgen ze vaak te maken met aanzienlijke kostenstijging. Vooral in Noordoost Nederland hebben mensen te maken met energiearmoede. TNO (2021). De feiten over energiearmoede in Nederland: Inzicht op nationaal en lokaal niveau.
[4] TNO. TNO Energiearmoede kaart Nederland. Per gemeente en wijk.
[5] SCP (2021). Klimaataanpak: toekomstbepalende keuzes voor onze samenleving. De energietransitie vanuit burgerperspectief, p. 49-51.
[6] Movisie (2022). Energiearmoede. Een journalistiek onderzoek naar oorzaken, impact en oplossingsrichtingen van energiearmoede, p. 7.
[7] Zie ook VNG (2022). Standpunt debat energietoeslag, 7 juli.
[8] Arnhems Coalitieakkoord 2022-2026, p. 20.
[9] NOS (2021). Europese Commissie presenteert ambitieuze klimaatwetten: iedereen gaat het merken, 14 juli 2021.
[10] TNO (2021). Evaluatie van de Subsidieregeling energiebesparing eigen huis 2016-2020.
[11] DNB (2022). Financiering voor de verduurzaming van de woningvoorraad.
[12] Divosa (2022). Jaarrapportage Divosa Monitor Vroegsignalering Schulden, 29 mei 2022.
[13] Jungmann, N. (2022). Een effectieve schuldenaanpak vraagt meer dan vroegsignalering. In: NVVK essay bundel Denken over hulp bij financiële zorgen, p. 33.
[14] Nationale ombudsman (2022). Met te weinig genoegen nemen.