Deze herinnering begint op een lauwe lenteavond in de jaren vijftig. Twee baldadige broers rijden op hun Engelse motorfietsen naar een pleintje achter de Sarphatistraat in Amsterdam (een straat die in onze literatuur beroemd is geworden door toedoen van Frederik van Eeden en Nescio). Zij bellen aan bij nummer 17 en kijken dan hoopvol naar boven — gaat het licht aan? Het is tegen middernacht, er gebeurt aanvankelijk niets, maar als zij beiden in de stilte op een trompet blazen, gaan er lichten aan en ramen open, er kijken mensen naar beneden. Pas na hun tweede trompetgeschal roept iemand: ‘Wilt u ophouden, er ligt hier een dode in huis, wij zijn in rouw.’ De jongens maken aanstalten om weg te rijden, maar te laat, er draait al een politiewagen het pleintje op. De trompetten worden gevorderd, er wordt een verbaal geschreven wegens burengerucht. De volgende dag komen ze voor de trompetten naar het bureau. De dienstdoende agent kijkt peinzend naar het verbaal en vraagt waardoor ze gedreven werden. ‘Het verlangen naar het meisje van nummer 17.’ De agent zegt met fatsoenlijke verbazing: ‘Twee broers voor één meisje?’ De jongste antwoordt: ‘Het verlangen is een onafhankelijk gevoel, het staat los van goed en kwaad, van fatsoen of onverschilligheid.’ De agent zegt: ‘Tjonge, jonge.’ De trompetten worden teruggegeven na het betalen van de boete.

Hoe is het deze jongens vergaan? De jongste heeft een kantoorleven geleid, met kleine verlangens die vervuld konden worden, en grote die hun oorspronkelijke rol bleven spelen: het verlangen naar een groot verlangen. Hij is een jaar geleden na een kort ziekbed gestorven — tachtig jaar. De oudere broer leeft nog — op zijn vijftiende jaar las hij Marsman en hij vergat hem nooit. ‘Groots en meeslepend wil ik leven! hoort ge dat, vader, moeder, wereld, knekelhuis!’ Zijn ouders hebben angstig het hoofd geschud en voor hem gebeden. Hij heeft ze gekust en het huis helder en zonder vrees verlaten. Hij heeft de zeeën bevaren en in vreemde landen gewoond. Hij heeft in Australië een gezin gesticht, en verlaten. Hij heeft in Ethiopië in wapens gehandeld en in Brazilië een sambaschool geopend. Nu is hij tweeëntachtig, hij woont in een Hollandse provinciestad, waar hij met bijna niemand spreekt. Hij is niet bitter of teleurgesteld, integendeel. Hij heeft een dwergpapegaai die in een kooi zit of door de kamer vliegt, naar keuze. Deze vogel is z’n troost. Als hij dit zegt, kijkt hij me scherp aan. Het meisje van nummer 17 heeft hij nooit meer gezien, hij denkt soms aan haar. Hij beschouwt het als een fout in de schepping dat zij elkaar zijn misgelopen. Vergeet niet dat hij een man van de wereld was.

Auteur(s)

Dossiers

Voor een thematisch overzicht van al onze artikelen en publicaties, zie onze dossiers

Steun de Wiardi Beckman Stichting

Veel van onze onderzoeksprojecten en publieke bijeenkomsten zijn mogelijk gemaakt door giften van donateurs. Ook S&D zouden wij niet kunnen maken zonder donaties.