Het zijn harde tijden voor de instituties van de democratische rechtsstaat. In Hongarije en Polen staan de media en de rechterlijke macht onder druk van politieke leiders met weinig rechtsstatelijk besef. In de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk worden de parlementen door president Donald Trump respectievelijk premier Boris Johnson met dedain behandeld.
Hoeveel zorgen moeten we ons in Nederland maken? De vreselijke moord op een advocaat toont de kwetsbaarheid van de rechtsstaat ook in Nederland. Maar dat is iets anders dan wanneer regeringsleiders zelf de instituties van de democratische rechtsstaat ondermijnen, zoals in genoemde landen. Ligt ook in Nederland het knevelen van media of rechterlijke macht door de regering op de loer? Zijn ook hier pogingen van de regering te verwachten om het parlement à la Johnson buiten spel te zetten?
Dat ligt niet in de lijn van de verwachting. Natuurlijk, de democratische rechtsstaat moet ook in Nederland permanent worden onderhouden. Voorstellen die een andere kant op gaan, komen zeker voor en dienen te worden bestreden. Zo is er terecht zorg over de sociale advocatuur: de toegang tot de rechter kan in gedrang komen wanneer er te weinig rechtshulp beschikbaar is voor mensen met een kleine portemonnee. Alertheid is steeds geboden.
Het bewust buiten spel willen zetten van het parlement, zoals Johnson probeerde, is bij ons niet aan de orde. Wel dient men ook hier alert te zijn. Zo is tegengas nodig tegen de trend om veel regelgeving niet in formele wetten op te nemen, maar in algemene maatregelen van bestuur, waarover een parlement minder te zeggen heeft. Dat is evenzeer nodig wanneer de regering een akkoord sluit met maatschappelijke organisaties en dat akkoord aan het parlement zou aanbieden met de boodschap dat er niets aan te veranderen valt omdat anders het hele akkoord in duigen valt.
Voor een Boris Johnson-achtige manoeuvre hoeft men in Nederland echter niet bang te zijn. Theoretisch is het denkbaar dat een toekomstige regering het parlement bruuskeert en zelfs blijft zitten nadat een motie van wantrouwen is aangenomen. De voor een parlementair stelsel centrale vertrouwensregel staat ook in Nederland nergens zwart op wit en er is geen Hooggerechtshof, zoals in het Verenigd Koninkrijk, dat die regering zou kunnen corrigeren.
Maar dat hoeft ook helemaal niet. Wat vaak als zwakte van het Nederlandse stelsel wordt beschouwd, is in feite zijn kracht. Het veel-partijenstelsel in een land van politieke minderheden dwingt tot coalitieregeringen die in de praktijk werken als een intern systeem van checks and balances: de coalitiepartijen houden elkaar scherp. Geen van die partijen krijgt zo de kans om de macht volledig naar zich toe te trekken.
Wat wel altijd nodig is, welke instituties men ook heeft, is dat de bewoners van die instituties deze koesteren. Instituties zijn als de dijken langs een rivier bedoeld om de stroom van soms heftige maatschappelijke ontwikkelingen binnen de beddingen te houden. Politici en commentatoren die met minachting spreken over de rechterlijke macht of over het parlement ondergraven die dijken. Daar is uiteindelijk niemand mee gebaat, ook zijzelf niet.