De afgelopen weken is er veel aandacht geweest voor de overbelaste Spoedeisende Hulpposten (SEH). Een belangrijke oorzaak voor de overbelasting vormt het feit dat veel ouderen niet meer terecht kunnen in een verzorgingstehuis en zich bij ziekte melden op de SEH. Dat werkt vervolgens door in overbezetting van bedden: veel ouderen die na behandeling eigenlijk niet in het ziekenhuis hoeven te blijven kunnen ook niet terug naar huis. Het noodzaakte de Zuyderland-ziekenhuizen in Sittard-Geleen en Heerlen drie weken geleden om operaties waar geen spoed bij was te schrappen. Alle bedden waren vol.
Op verschillende plaatsen zijn inmiddels initiatieven ontstaan om dit probleem op te lossen. Zo is het medisch centrum Slotervaart een samenwerkingsovereenkomst aangegaan met Amsta, een Amsterdamse organisatie voor persoonlijke ondersteuning, wonen, zorg en welzijn. De samenwerking richt zich op het ontwikkelen van een ‘zorgpad’ voor patiënten die uit het Slotervaart ontslagen worden, maar nog niet naar huis kunnen. En op patiënten die na een bezoek aan de Spoedeisende Hulp niet in het Slotervaart kunnen blijven. Het is een mooie ontwikkeling. Maar dit soort initiatieven zijn nog teveel afhankelijk van toevalligheden en worden onvoldoende gefaciliteerd.
Wie van een afstand naar de zorg kijkt ziet dat de zorg eigenlijk een organisch geheel is. De huisarts is verantwoordelijk voor de basiszorg aan zijn patiënten. Als hij er niet meer uitkomt verwijst hij door naar de specialist, die op zijn beurt patiënten met complexe aandoeningen weer doorverwijst naar de universitaire medische centra of gespecialiseerde klinieken. Terugverwijzen, van specialist naar huisarts, gebeurt ook, maar is een stuk lastiger te realiseren. Daar zijn een aantal oorzaken voor. Specialisten en ziekenhuizen kunnen bang zijn voor verlies aan omzet of voor onvoldoende kwaliteit in de ‘lagere’ lijn. Maar het belangrijkste obstakel is misschien wel het bestaan van verschillende potjes. Huisartsen worden uit een ander potje betaald dan ziekenhuizen, voor de ketenzorg voor chronisch zieken is er nog geen adequate financiering.
Besparingen in één sector leiden daarmee niet direct tot kostendekking voor degene die de zorg (goedkoper) overneemt. Geld dat een ziekenhuis ‘over houdt’ als bijvoorbeeld de nazorg van diabetes-patiënten naar de huisarts wordt overgeheveld komt niet automatisch bij de huisarts terecht. Er kunnen afspraken zijn dat een ziekenhuis dat minder ‘produceert’ dan was afgesproken, het teveel aan budget moet terugbetalen aan de zorgverzekeraar. Een prikkel voor ziekenhuizen om nieuwe omzet te genereren, zoals snurkpoli’s. En zelfs als het overgebleven budget aan de zorgverzekeraar wordt teruggestort is er nog geen garantie dat dit budget ook terecht komt bij degene die de zorg ook heeft overgenomen. Het is al eens voorgekomen dat huisartsen een korting op hun budget kregen omdat zij teveel produceerden. Terwijl zij niets anders deden dan dure ziekenhuishulp overnemen.
Ook op dit punt zijn inmiddels initiatieven ontwikkeld. In Nijkerk werken longartsen, gezondheidscentra, huisartsen, apotheek, fysiotherapeuten en overige zorgverleners samen om patiënten met de longaandoening astma of copd de meest adequate zorg te geven. Doelstelling van het project is te komen tot verbetering van de zorg, de kwaliteit van leven en de betaalbaarheid. De zorgverleners krijgen een totaalbudget. Daarbinnen wordt niet zozeer gestuurd op het behandelen van ziekten, maar op het zo lang mogelijk gezond houden van de longpatiënten. De zorgverzekeraar, Zilveren Kruis, steunt dit initiatief. Als de totale kosten van deze zorg lager liggen dan het landelijk gemiddelde mag een deel van het budget geherinvesteerd worden in het project (shared savings). Een gezamenlijk budget maakt het gemakkelijker om gezamenlijk verantwoordelijkheid te nemen.
Het is een model dat ook een oplossing lijkt te kunnen bieden voor de financiering van de gezondheidszorg als geheel. Universitaire medische centra kunnen eenvoudige ingrepen overhevelen naar perifere ziekenhuizen en toch hun opleidingsfunctie en routine behouden omdat zij onderdeel uitmaken van één netwerk. De vrees voor verlies aan omzet en verminderde kwaliteit kan vervallen omdat de besparingen deels geherinvesteerd worden en men binnen het netwerk met elkaar om tafel zit en ook aanspreekt. Zorgaanbieders in één regio worden dan gezamenlijk verantwoordelijk voor de zorg binnen die regio, met een gezamenlijk regionaal budget.
Zo’n model is niet van vandaag op morgen gerealiseerd. De zorgsector zit ook niet te wachten op weer een 180 graden stelselwijziging. Wat wel kan is een verkenning hoe de zorgsector zich geleidelijk in deze richting zou kunnen ontwikkelen: wat hebben we al aan netwerken en voorbeelden, welke structuren, regels en voorschriften vormen een belemmering?
Er zijn netwerken binnen de gezondheidszorg die door iedereen geroemd worden: de onderwijs- en opleidingsregio’s en de netwerken acute zorg. Van de manier waarop deze netwerken zijn opgezet en de wijze waarop zij functioneren kunnen we leren hoe zorgregio’s tot stand zouden kunnen komen.
Lees hier alle onderzoek zorg blogs